Kennisbank voor het notariaat
Wetstoelichting

Voogdij (art. 1:280 - 1:301 en 1:345 BW)

Bijgewerkt tot 23-05-2023 Auteur mr. dr. T.F.H. (Theo) Reijnen

1 AlgemeenVoogdij geeft rechten en plichten, vandaar dat het van groot belang is vast te stellen wanneer de voogdij begint en eindigt. Hierop zien art. 1:280 en 1:281 BW. Voor het begin van de voogdij is het van belang onderscheid te maken tussen de door de ouder benoemde voogd en de door de rechter benoemde voogd.1.1 Het begin van de door de ouder benoemde voogd (art. 1:280 onder a BW)De door de ouder benoemde voogd begint zijn taak op het tijdstip waarop hij zich na het overlijden van de oude…

Verder lezen?

Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.

Geen inloggegevens?

Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.

Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!

Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.


Gebruikers van Via Juridica

Bekijk alle

Wetteksten


Artikel 280

De voogdij begint:

  • a.

    voor de voogd die door een ouder is benoemd: op het tijdstip waarop hij zich na het overlijden van deze ouder bereid verklaart de voogdij te aanvaarden. De verklaring moet door de betrokkene in persoon of bij bijzondere gevolmachtigde worden afgelegd ter griffie van de rechtbank die overeenkomstig de tweede afdeling van de derde titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in zaken betreffende minderjarigen bevoegd is. De verklaring moet worden afgelegd binnen veertien dagen, of - indien de persoon, die de verklaring moet afleggen, zich buiten Nederland bevindt - binnen twee maanden, nadat de benoeming is betekend. Tot betekening kan iedere belanghebbende, alsmede de raad voor de kinderbescherming opdracht geven.

  • b.

    voor de voogd die - nadat hij zich bereid heeft verklaard de voogdij te aanvaarden - door de rechter is benoemd: op de dag, waarop de beslissing die de benoeming inhoudt, in kracht van gewijsde is gegaan, of - zo deze uitvoerbaar bij voorraad is verklaard - daags nadat de beslissing die de benoeming inhoudt, is verstrekt of verzonden. Een mondelinge bereidverklaring geschiedt ten overstaan van de rechter die benoemt; een schriftelijke bereidverklaring wordt ingediend ter griffie waar de benoeming zal geschieden.


Artikel 281

  • 1

    De voogdij eindigt op de dag, waarop in kracht van gewijsde is gegaan de beschikking waarbij:

    • a.

      de voogd is ontslagen of de voogdij is beëindigd;

    • b.

      het gezag over de onder zijn voogdij staande minderjarige aan een of beide ouders is opgedragen; of

    • c.

      de voogdij overeenkomstig artikel 299a van dit boek aan een andere voogd is opgedragen.

  • 2

    Is een beschikking als in het eerste lid bedoeld, uitvoerbaar verklaard bij voorraad, dan eindigt de voogdij daags nadat de beschikking is verstrekt of verzonden.


Artikel 282

  • 1

    Op eensluidend verzoek van de voogd en een ander die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, kan de rechter bepalen dat de voogdij door hen gezamenlijk wordt uitgeoefend.

  • 2

    Voor de duur van de gezamenlijke uitoefening van de voogdij worden beide in het eerste lid bedoelde personen als voogd aangemerkt.

  • 3

    Het verzoek wordt afgewezen indien gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.

  • 4

    Gezamenlijke uitoefening van de voogdij is niet mogelijk ten aanzien van tijdelijke voogdij als bedoeld in de artikelen 296 en 297. Zij staat niet open voor rechtspersonen.

  • 5

    Artikel 253a is van overeenkomstige toepassing.

  • 6

    In afwijking van artikel 336 hebben twee voogden die gezamenlijk de voogdij uitoefenen, de plicht en het recht het minderjarige kind te verzorgen en op te voeden. Artikel 253w is, zolang de gezamenlijke voogdij voortduurt, ten aanzien van hen beiden van overeenkomstige toepassing, tenzij het betreft pleegouders die zijn belast met de gezamenlijke voogdij en die met een zorgaanbieder een pleegcontract hebben gesloten als bedoeld in artikel 5.2 van de Jeugdwet.

  • 7

    Een verzoek als bedoeld in het eerste lid kan vergezeld gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van een van de voogden, van beide voogden of van een voogd en de oorspronkelijke geslachtsnaam van het kind, in een vrij te bepalen volgorde. Artikel 5, veertiende lid, is van overeenkomstige toepassing. Een zodanig verzoek wordt afgewezen, indien:

    • a.

      het kind van twaalf jaar of ouder ter gelegenheid van zijn verhoor niet heeft ingestemd met het verzoek;

    • b.

      het verzoek tot gezamenlijke voogdij wordt afgewezen; of

    • c.

      het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.


Artikel 282a

Artikel 282a

De gezamenlijke uitoefening van de voogdij eindigt op de dag waarop in kracht van gewijsde is gegaan de beschikking waarbij de gezamenlijke uitoefening van de voogdij is beëindigd of waarbij de voogdij is geëindigd ingevolge artikel 281, alsmede na het overlijden van een van de voogden.


Artikel 282b

Artikel 282b

Na de dood van een voogd die de voogdij samen met een ander uitoefende, oefent de andere voogd voortaan alleen de voogdij over de kinderen uit.


Artikel 283

De verzoeken die de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, dan wel de rechtspersoon, bedoeld in artikel 302, tweede lid, in verband met de uitoefening van de voogdij tot de rechter richt, kunnen worden ingediend zonder advocaat en worden kosteloos behandeld. De grossen, afschriften, en uittreksels, die zij tot dit doel aanvragen, worden hun door de griffiers vrij van alle kosten uitgereikt.


Artikel 292

  • 1

    Een ouder kan bij uiterste wilsbeschikking of door hiervan aantekening te laten opnemen in het register, bedoeld in artikel 244, bepalen welke persoon dan wel welke twee personen na zijn dood voortaan als voogd onderscheidenlijk als gezamenlijke voogden het gezag over zijn kinderen zullen uitoefenen.

  • 2

    Hij kan geen rechtspersoon als voogd aanwijzen.

  • 3

    Hebben beide ouders van deze bevoegdheid gebruik gemaakt, en sterven zij, zonder dat men kan weten wie het eerst overleden is, dan bepaalt de rechtbank ambtshalve wiens beschikking of aantekening gevolg heeft.

  • 4

    Heeft een ouder bij beschikking en bij aantekening verschillende voogden aangewezen, dan heeft de laatst gedane aanwijzing gevolg.


Artikel 293

De door de ouder getroffen regeling heeft geen gevolg of vervalt:

  • a.

    indien na zijn overlijden de andere ouder van rechtswege of krachtens rechterlijke beschikking het gezag over zijn kinderen uitoefent;

  • b.

    indien en voor zover hij op het tijdstip van zijn overlijden het gezag over zijn kinderen niet heeft;

  • c.

    indien de ander die met de ouder gezamenlijk het gezag uitoefent van rechtswege de voogd over de kinderen wordt.


Artikel 295

De rechtbank benoemt een voogd over alle minderjarigen, die niet onder ouderlijk gezag staan en in wier voogdij niet op wettige wijze is voorzien.


Artikel 296

  • 1

    Is voorziening nodig in afwachting van het begin der voogdij overeenkomstig artikel 280 van dit boek, dan benoemt de rechtbank een voogd voor de duur van deze omstandigheden.

  • 2

    Zodra bedoelde omstandigheden zijn vervallen, wordt deze voogd op verzoek van hem die hij vervangt, door de rechtbank ontslagen.


Artikel 297

  • 1

    De rechtbank benoemt insgelijks een voogd, wanneer voorziening nodig is wegens:

    • a.

      tijdelijke onmogelijkheid, waarin een voogd zich bevindt, het gezag uit te oefenen; of

    • b.

      onbekendheid van bestaan of verblijfplaats van de voogd; of

    • c.

      in gebreke blijven van de voogd, het gezag uit te oefenen.

  • 2

    Is de benoeming op het eerste lid onder c gegrond, dan kan de rechtbank de benoemde voogd een beloning toekennen en is de in gebreke gebleven voogd jegens de minderjarige aansprakelijk voor de kosten die de vervanging veroorzaakt, alsmede, behoudens zijn verhaal op de benoemde voogd, voor diens verrichtingen.

  • 3

    Indien de in het eerste lid genoemde omstandigheden zijn vervallen, kan de voogd op eigen verzoek of op verzoek van degene die hij vervangt, door de rechtbank worden ontslagen tenzij de rechtbank dit niet in het belang van het kind noodzakelijk oordeelt.

  • 4

    Indien in geval van gezamenlijke uitoefening van de voogdij een van de in het eerste lid bedoelde omstandigheden zich voordoet ten aanzien van een van beide voogden, oefent de andere voogd het gezag over de kinderen alleen uit. Zodra deze omstandigheid is vervallen, herleeft de gezamenlijke voogdij. Het tweede lid is niet van toepassing.


Artikel 298

Gedurende de in de beide voorgaande artikelen bedoelde voogdij is de uitoefening van de voogdij geschorst ten aanzien van de voogd die het betreft.


Artikel 299

De rechtbank benoemt de voogd op verzoek van bloed- of aanverwanten van de minderjarige, de raad voor de kinderbescherming, schuldeisers of andere belanghebbenden, of ambtshalve, behoudens artikel 282a.


Artikel 299a

Artikel 299a

  • 1

    Degene die met instemming van de voogd een minderjarige in zijn gezin - anders dan uit hoofde van een ondertoezichtstelling of een plaatsing onder voorlopige voogdij - ten minste een jaar heeft verzorgd en opgevoed, kan de kinderrechter verzoeken hem, dan wel een rechtspersoon als bedoeld in artikel 302 van dit boek, tot voogd te benoemen.

  • 2

    Indien de minderjarige door meer dan een persoon als behorende tot het gezin wordt verzorgd en opgevoed, kan het verzoek slechts door dezen gemeenschappelijk worden gedaan.

  • 3

    Het verzoek kan ook worden gedaan door de raad voor de kinderbescherming.

  • 4

    De kinderrechter willigt het verzoek slechts in, indien hij dit in het belang van de minderjarige acht en hem genoegzaam is gebleken, dat de voogd niet bereid is zich van zijn bediening te doen ontslaan. Alsdan benoemt hij bij voorkeur degene wiens benoeming wordt verzocht tot voogd, mits deze bevoegd is tot uitoefening van de voogdij.

  • 5

    Is het bij het eerste lid bedoelde verzoek gedaan, dan blijft het tweede lid van artikel 336a, van dit boek buiten toepassing, totdat op het verzoek bij gewijsde is beslist.

  • 6

    In geval van gezamenlijke uitoefening van de voogdij wordt de in het eerste lid bedoelde instemming door beide voogden gegeven.


Artikel 301

  • 1

    De ambtenaar van de burgerlijke stand geeft de rechtbank onverwijld kennis:

    • a.

      van het overlijden van ieder die minderjarige kinderen achterlaat;

    • b.

      van de aangifte van geboorte van ieder kind, over wie de moeder uit wie het kind is geboren niet van rechtswege het gezag uitoefent.

  • 2

    Indien het huwelijk van de overledene die minderjarige kinderen nalaat, gerechtelijk was ontbonden, of de overledene van tafel en bed gescheiden was, bericht de ambtenaar van de burgerlijke stand - zo de andere ouder nog leeft - deze omstandigheden tevens aan de rechtbank. De rechtbank zendt, indien deze een andere is, de door haar ontvangen kennisgeving door aan de rechtbank die over het verzoek tot ontbinding van het huwelijk of tot scheiding van tafel en bed heeft beslist.


Artikel 345

  • 1

    De voogd behoeft machtiging van de kantonrechter om de navolgende handelingen voor rekening van de minderjarige te verrichten:

    • a.

      aangaan van overeenkomsten strekkende tot beschikking over goederen van de minderjarige, tenzij de handeling geld betreft, als een gewone beheersdaad kan worden beschouwd, of krachtens rechterlijk bevel geschiedt;

    • b.

      giften doen, andere dan gebruikelijke, niet bovenmatige;

    • c.

      een making of gift, waaraan lasten of voorwaarden zijn verbonden, aannemen;

    • d.

      geld lenen of de minderjarige als borg of hoofdelijke medeschuldenaar verbinden;

    • e.

      overeenkomen dat een boedel, waartoe de minderjarige gerechtigd is, voor een bepaalde tijd onverdeeld wordt gelaten.

  • 2

    De kantonrechter kan bepalen dat de voogd zijn machtiging behoeft voor het innen van vorderingen van de minderjarige, het disponeren over saldi bij een bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht daaronder begrepen.

  • 3

    Voor het aangaan van een overeenkomst tot beëindiging van een geschil waarbij de minderjarige is betrokken, behoeft de voogd geen machtiging in het geval van artikel 87 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering of indien het voorwerp van de onzekerheid of het geschil een waarde van € 700 niet te boven gaat, noch indien de overeenkomst als een beheersdaad is te beschouwen.


Kennisdossiers

Titel Categorie
Titel Gezag Categorie Familierecht (overig)

Rechtspraak

Titel Instantie Datum Nummer
Stiefvader tekortgeschoten in verplichtingen als voogd-bewindvoerder, testamentair bewindvoerder en executeur Instantie Rechtbank Midden-Nederland Datum 28-07-2021 Nummer ECLI:NL:RBMNE:2021:3296
Grootmoeder kon in haar testament geen nieuwe voogd voor kleinkind aanwijzen Instantie Rechtbank Noord-Nederland Datum 26-05-2021 Nummer ECLI:NL:RBNNE:2021:1972
Ambtshalve benoeming voogd door rechter wegens niet tijdige aanvaarding voogdij door beoogde voogden Instantie Rechtbank Noord-Nederland Datum 03-11-2020 Nummer ECLI:NL:RBNNE:2020:3756
Is machtiging ex art. 1:345 BW nodig bij verkrijging door minderjarige met bewind? Instantie Rechtbank Oost-Nederland Datum 12-02-2013 Nummer ECLI:NL:RBONE:2013:BZ1984

Literatuur

Titel Auteur(s) Bron
Titel Een korte handleiding voor een effectieve (testamentaire) voogdijregeling door de ouder Auteur(s) G.A. Tuinstra Bron Estate Tip 2021/2
Inhoudsopgave
Overzicht
Wetstructuur
Civiel