Kennisbank voor het notariaat
Wetstoelichting

Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting

Bijgewerkt tot 03-02-2022

1 Voorwaarden schenkvrijstelling eigen woning (art. 5 UR S&E) In art. 5 UR S&E zijn nadere voorwaarden gesteld waaraan moet worden voldaan om een geslaagd beroep te kunnen doen op de verhoogde vrijstelling in verband met een schenking bestemd voor besteding aan een eigen woning als bedoeld in art. 33 sub 5 en 7 SW. Deze voorwaarden gelden in aanvulling op de wettelijke vereisten.De structurele verhoging van de schenkvrijstelling voor de eigen woning naar € 100.000 per 1 januar…

Verder lezen?

Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.

Geen inloggegevens?

Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.

Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!

Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.


Gebruikers van Via Juridica

Bekijk alle

Wetteksten


Artikel 1 Reikwijdte en definitie


Artikel 3 Toerekening afgezonderd particulier vermogen


Artikel 5 Schenking ten behoeve van een eigen woning

Artikel 5 Schenking ten behoeve van een eigen woning [Vervallen per 01-01-2024]

[Vervallen]


Artikel 6 Schenking voor de betaling van kosten van een studie of de opleiding voor een beroep

Artikel 6 Schenking voor de betaling van kosten van een studie of de opleiding voor een beroep

  • 1

    Een vrijstelling als bedoeld in artikel 33, onderdeel 5°, onder b, van de wet voor een schenking die is bestemd voor de betaling van kosten van een studie of de opleiding voor een beroep ten behoeve van dat kind, welke kosten aanzienlijk hoger zijn dan gebruikelijk, wordt niet verleend voor de aflossing van schulden die zijn aangegaan voor de financiering van een dergelijke studie of opleiding en wordt voorts slechts verleend indien:

    • a.

      de schenking is aangegaan bij notariële akte waarin is vermeld voor de betaling van welke studie of opleiding de schenking is bedoeld alsmede het bedrag van de verwachte kosten van die studie of opleiding;

    • b.

      de schenking is gedaan onder de ontbindende voorwaarde dat de schenking vervalt voor zover het geschonken bedrag niet binnen twee kalenderjaren na het jaar waarin de schenking is gedaan aan de studie of opleiding is besteed, en

    • c.

      desgevraagd met schriftelijke bescheiden wordt aangetoond dat het bedrag van de schenking daadwerkelijk door de schenker is betaald en, binnen de in onderdeel b bedoelde termijn, door de begunstigde is aangewend voor de in de in onderdeel a bedoelde akte vermelde studie of opleiding.

  • 2

    Voor de toepassing van artikel 33, onderdeel 5°, onder b, van de wet worden kosten voor een studie of de opleiding voor een beroep aangemerkt als aanzienlijk hoger dan gebruikelijk indien deze, exclusief kosten voor levensonderhoud, ten minste € 20 000 per jaar bedragen.


Artikel 7 Hetgeen tot een objectieve onderneming wordt gerekend

Artikel 7 Hetgeen tot een objectieve onderneming wordt gerekend

  • 1

    Onder een objectieve onderneming als bedoeld in artikel 35b, eerste lid, van de wet wordt mede begrepen buitenvennootschappelijk gehouden ondernemingsvermogen, mits dit vermogen bestaat uit onroerende zaken.

  • 2

    Tot een objectieve onderneming als bedoeld in artikel 35b, eerste lid, van de wet die toebehoort aan een vennootschap welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld, worden mede gerekend de onroerende zaken die op de voet van artikel 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001 ter beschikking zijn gesteld aan de vennootschap en dienstbaar zijn aan de onderneming van de vennootschap.

  • 3

    Indien ingevolge artikel 35c, vijfde lid, van de wet bezittingen en schulden van een lichaam voor een gedeelte worden toegerekend aan een ander lichaam, worden deze bezittingen en schulden voor de in artikel 35b, eerste lid, van de wet bedoelde bepaling van de totale waarde van het ondernemingsvermogen van de objectieve onderneming, voor het geheel in aanmerking genomen voor zover zij ondernemingsvermogen vormen als bedoeld in artikel 35c van de wet.

  • 4

    Indien de verkrijging aandelen betreft in een lichaam waarin de erflater, onderscheidenlijk de schenker, op enig moment in het afgelopen jaar, onderscheidenlijk op enig moment in de afgelopen vijf jaren, indirect aandeelhouder was, wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van de situatie als ware de erflater, onderscheidenlijk de schenker, nog steeds indirect aandeelhouder. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing in een situatie waarin de verkrijging aandelen betreft in een lichaam dat is ontstaan bij een juridische splitsing als bedoeld in artikel 3.56 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 5

    Voor het eerste en tweede lid is artikel 35c, tiende lid, van de wet van overeenkomstige toepassing.


Artikel 8 In het kader van een bedrijfsoverdracht uitgegeven preferente aandelen

Artikel 8 In het kader van een bedrijfsoverdracht uitgegeven preferente aandelen

  • 1

    Onder een omzetting van gewone aandelen in preferente aandelen als bedoeld in artikel 35c, vierde lid, onderdeel a, van de wet wordt ook begrepen een uitgifte van preferente aandelen in het kader van een aandelenfusie als bedoeld in artikel 3.55 van de Wet inkomstenbelasting 2001, een juridische splitsing als bedoeld in artikel 3.56 van die wet of een juridische fusie als bedoeld in artikel 3.57 van die wet.

  • 2

    Aan het gestelde in artikel 35c, vierde lid, onderdeel a, van de wet wordt ook geacht te zijn voldaan indien de daar bedoelde preferente aandelen krachtens erfrecht of schenking worden verkregen van een rechtsopvolger krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht van degene die de aandelen heeft omgezet als bedoeld in genoemd onderdeel.

  • 3

    Indirect gehouden preferente aandelen zijn uitgegeven in het kader van een bedrijfsoverdracht als bedoeld in artikel 35c, vijfde lid, laatste volzin, van de wet indien:

    • a.

      de preferente aandelen een omzetting vormen van een eerder door de erflater of schenker gehouden indirect belang van gewone aandelen als bedoeld in artikel 35c, vijfde lid, onderdelen a en b, van de wet;

    • b.

      de omzetting in preferente aandelen gepaard is gegaan met het toekennen van gewone aandelen aan een ander;

    • c.

      ten tijde van de omzetting in preferente aandelen de vennootschap waarop de omgezette aandelen betrekking hadden een onderneming dreef als bedoeld in artikel 35c, eerste lid, onderdeel a, van de wet, of een medegerechtigdheid hield als bedoeld in artikel 35c, het eerste lid, onderdeel b, van de wet, en

    • d.

      de verkrijger van de indirect gehouden preferente aandelen reeds voor ten minste 5% van het geplaatste kapitaal direct of indirect aandeelhouder is van gewone aandelen als bedoeld in onderdeel b.

    Voor de toepassing van dit lid wordt onder een omzetting van gewone aandelen in preferente aandelen als bedoeld in de eerste volzin ook begrepen een uitgifte van preferente aandelen in het kader van een aandelenfusie als bedoeld in artikel 3.55 van de Wet inkomstenbelasting 2001, een juridische splitsing als bedoeld in artikel 3.56 van die wet of een juridische fusie als bedoeld in artikel 3.57 van die wet. Voorts wordt daaronder ook begrepen een uitgifte van preferente aandelen in het kader van een bedrijfsfusie als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

  • 4

    Indien preferente aandelen zijn ontstaan in het kader van een gefaseerde bedrijfsoverdracht als bedoeld in artikel 35c, vierde of vijfde lid, van de wet, dan behouden deze aandelen het karakter dat zij in aanmerking worden genomen voor de toepassing van artikel 35c, eerste lid, onderdeel c, van de wet voor zover de houder van deze preferente aandelen ook houder is van de gewone aandelen die bij het ontstaan van de preferente aandelen zijn toegekend aan de bedrijfsopvolger.

  • 5

    Voor de bepaling of de verkrijger van de preferente aandelen voldoet aan de voorwaarde van artikel 35c, vierde lid, onderdeel d, van de wet worden de preferente aandelen niet gerekend tot het geplaatste kapitaal. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing voor de toepassing van het derde lid, eerste volzin, onderdeel d.


Artikel 9 Bezitsperiode voor het overlijden, onderscheidenlijk voor de schenking

Artikel 9 Bezitsperiode voor het overlijden, onderscheidenlijk voor de schenking

  • 1

    Aan de periode van één jaar, onderscheidenlijk vijf jaren, bedoeld in artikel 35d, eerste lid, van de wet, is mede voldaan:

    • a.

      ingeval de erflater of schenker een onderneming drijft die eerder werd gedreven door een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en welke onderneming met toepassing van artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 door de erflater of schenker is voortgezet of mede voortgezet: indien de periode waarin de onderneming voor rekening van de erflater of schenker wordt gedreven en de periode waarin hij aandeelhouder was in bedoelde naamloze of besloten vennootschap tezamen een aaneengesloten periode van ten minste één jaar, onderscheidenlijk van ten minste vijf jaren, vormt;

    • b.

      ingeval de erflater of schenker aanmerkelijkbelanghouder is en het aanmerkelijk belang betrekking heeft op een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die een onderneming drijft die eerder voor rekening van de erflater of schenker werd gedreven en welke onderneming met toepassing van artikel 3.65 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is omgezet in bedoelde vennootschap: indien de periode van aanmerkelijkbelanghouder en de periode waarin de onderneming voor rekening van de erflater of schenker werd gedreven tezamen een aaneengesloten periode van ten minste één jaar, onderscheidenlijk van ten minste vijf jaren, vormt;

    • c.

      ingeval de erflater of schenker medegerechtigde is in de zin van artikel 3.3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en die medegerechtigdheid betrekking heeft op een onderneming die eerder voor rekening van de erflater of schenker werd gedreven:indien de periode waarin de onderneming voor rekening van de erflater of schenker werd gedreven ten minste één, onderscheidenlijk ten minste vijf jaren, bedroeg;

    • d.

      ingeval de erflater of schenker resultaat uit een werkzaamheid geniet met betrekking tot een onroerende zaak en de onroerende zaak eerder deel uitmaakte van het ondernemingsvermogen van een voor rekening van de erflater of schenker gedreven onderneming: indien de periode van het genieten van resultaat uit een werkzaamheid en de periode van ondernemerschap tezamen een aaneengesloten periode van ten minste één jaar, onderscheidenlijk van ten minste vijf jaren, vormt.

  • 2

    Ingeval de erflater of schenker ophoudt winst te genieten uit een onderneming in geval van overheidsingrijpen als bedoeld in artikel 3.54, twaalfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de waarde van de tot die onderneming behorende vermogensbestanddelen of de waarde van de in het kader van dat overheidsingrijpen verkregen vergoeding voor zover deze vergoeding niet in de waarde van de tot die onderneming behorende vermogensbestanddelen is begrepen binnen de termijn, bedoeld in artikel 3.54, vijfde lid, van die wet, geheel of gedeeltelijk wordt geherinvesteerd in een onderneming waaruit de erflater of schenker winst geniet, wordt aan de periode van één jaar, onderscheidenlijk vijf jaren, bedoeld in artikel 35d, eerste lid, van de wet, mede voldaan indien de periode waarin eerstgenoemde onderneming voor rekening van de erflater of schenker wordt gedreven en de periode na herinvestering in een andere onderneming die voor rekening van de erflater of schenker wordt gedreven tezamen een periode van ten minste één jaar, onderscheidenlijk ten minste vijf jaren, vormen.

  • 3

    Ingeval het lichaam waarin de erflater of schenker een aanmerkelijk belang als bedoeld in artikel 35c, eerste lid, onderdeel c, van de wet houdt, ophoudt een onderneming te drijven in geval van overheidsingrijpen als bedoeld in artikel 3.54, twaalfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de waarde van de tot die onderneming behorende vermogensbestanddelen of de waarde van de in het kader van dat overheidsingrijpen verkregen vergoeding voor zover deze vergoeding niet in de waarde van de tot die onderneming behorende vermogensbestanddelen is begrepen binnen de termijn, bedoeld in artikel 3.54, vijfde lid, van die wet, geheel of gedeeltelijk wordt geherinvesteerd in een door dat lichaam te drijven onderneming, wordt aan de periode van één jaar, onderscheidenlijk vijf jaren, bedoeld in artikel 35d, eerste lid, van de wet, mede voldaan indien de periode waarin de erflater, onderscheidenlijk de schenker, aanmerkelijkbelanghouder was met betrekking tot dat lichaam terwijl dat lichaam eerstgenoemde onderneming drijft en de periode waarin de erflater, onderscheidenlijk de schenker, aanmerkelijkbelanghouder is met betrekking tot dat lichaam na herinvestering in een door dat lichaam te drijven onderneming tezamen een periode van ten minste één jaar, onderscheidenlijk ten minste vijf jaren, vormen.

  • 4

    Indien de waarde van de onderneming direct na het moment van de laatste herinvestering hoger is dan de waarde van de totale herinvestering, is het tweede of derde lid uitsluitend op een deel van de waarde van de onderneming van toepassing. Dit deel wordt berekend door de waarde van de onderneming op het moment dat het tweede of derde lid wordt toegepast te vermenigvuldigen met het quotiënt van het bedrag of de waarde van de totale herinvestering en de waarde van de onderneming direct na het moment van de laatste herinvestering.

  • 5

    In geval van een aandelenfusie als bedoeld in artikel 3.55 van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden voor de toets of is voldaan aan de periode van één, onderscheidenlijk vijf jaren, bedoeld in artikel 35d, eerste lid, van de wet, de bezitsperiode van de verkregen aandelen en de bezitsperiode van de afgestane aandelen bij elkaar gevoegd als ware het één periode. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing bij een juridische splitsing als bedoeld in artikel 3.56 van de Wet inkomstenbelasting 2001, alsmede bij een juridische fusie als bedoeld in artikel 3.57 van die wet.

  • 6

    In geval van preferente aandelen als bedoeld in artikel 35c, vierde lid, van de wet is aan de periode van één, onderscheidenlijk vijf jaren, bedoeld in artikel 35d, eerste lid, van de wet, mede voldaan indien de bezitsperiode van de gewone aandelen tenminste één jaar, onderscheidenlijk ten minste vijf jaren, bedroeg.

  • 7

    Met betrekking tot ondernemingsvermogen dat de erflater zelf krachtens erfrecht of schenking heeft verkregen en waarop hoofdstuk IIIA van de wet ten aanzien van hem van toepassing is geweest, wordt steeds geacht te zijn voldaan aan de voorwaarde van een periode van één jaar, bedoeld in artikel 35d, eerste lid, van de wet.


Artikel 10 Voortzettingsperiode

Artikel 10 Voortzettingsperiode

  • 1

    Op verzoek van de verkrijger wordt niet als een gebeurtenis als bedoeld in artikel 35e van de wet aangemerkt:

  • 2

    Indien tot de verkrijging een onroerende zaak behoort als bedoeld in artikel 35c, eerste lid, onderdeel d, van de wet en als gevolg van een gebeurtenis als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, het ter beschikking stellen van dat vermogensbestanddeel eindigt, is op verzoek geen sprake van een gebeurtenis als bedoeld in artikel 35e van de wet voor zover de onroerende zaak in de nieuw ontstane situatie binnen de oorspronkelijk verkregen onderneming wordt gebruikt.

  • 3

    Indien tot de verkrijging een onroerende zaak behoort als bedoeld in artikel 35c, eerste lid, onderdeel d, van de wet en als gevolg van een gebeurtenis als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, de terbeschikkingstelling is voortgezet als een terbeschikkingstelling aan de verkrijgende vennootschap, is op verzoek geen sprake van een gebeurtenis als bedoeld in artikel 35e van de wet. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing bij een gebeurtenis als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin.

  • 4

    Na toepassing van het eerste, tweede of derde lid, vindt voor de resterende duur van de termijn van vijf jaren artikel 35e van de wet volledig toepassing op de alsdan ontstane situatie. Indien het eerste lid, onderdeel c, toepassing heeft gevonden, wordt de voortzettingstermijn, bedoeld in artikel 35e van de wet, geschorst gedurende de periode dat nog niet is geherinvesteerd.

  • 5

    De inspecteur beslist op het in het eerste lid, tweede lid of derde lid bedoelde verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 6

    Van een gebeurtenis als bedoeld in artikel 35e van de wet is geen sprake indien deze zich voordoet ten gevolge van het overlijden van de verkrijger, of als gevolg van de verdeling van de nalatenschap van deze verkrijger binnen twee jaar na zijn overlijden. Voor de toepassing van artikel 35e van de wet worden voor de resterende duur van de termijn van vijf jaren de rechtsopvolgers krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht geacht in de plaats te treden van de oorspronkelijke verkrijger.

  • 7

    Van een gebeurtenis als bedoeld in artikel 35e van de wet is geen sprake indien deze zich voordoet als gevolg van een overgang onder algemene titel krachtens huwelijksvermogensrecht. Voor de toepassing van artikel 35e van de wet wordt voor de resterende duur van de termijn van vijf jaren de rechtsopvolger krachtens huwelijksvermogensrecht geacht in de plaats te treden van de oorspronkelijke verkrijger. Van een gebeurtenis als bedoeld in artikel 35e van de wet is evenmin sprake indien gedurende de resterende duur van de termijn de huwelijksgemeenschap wordt ontbonden en binnen twee jaar na de ontbinding wordt verdeeld waarbij het ondernemingsvermogen als bedoeld in Hoofdstuk IIIA van de wet, wordt toegescheiden aan de oorspronkelijke verkrijger. Voor de toepassing van artikel 35e van de wet treedt de oorspronkelijke verkrijger dan weer voor de resterende duur van de termijn van vijf jaren in de plaats van de in de tweede volzin bedoelde rechtsopvolger krachtens huwelijksvermogensrecht.

  • 8

    Indien binnen de termijn van vijf jaren, bedoeld in artikel 35e van de wet, door de verkrijger een door toepassing van artikel 35c, elfde lid, van die wet met een aandeel of winstbewijs gelijkgesteldekoopoptie wordt uitgeoefend, treden de daardoor verworven aandelen of winstbewijzen voor de resterende duur van de genoemde termijn in de plaats van die koopoptie.


Artikel 11 Uitbreiding aangifteplicht

Artikel 11 Uitbreiding aangifteplicht

De in artikel 73 van de wet bedoelde aangifte wordt ingediend bij de inspecteur en houdt in:

  • a.

    de naam, voornamen, laatste woonplaats en de dagtekening van het overlijden van de erflater;

  • b.

    een omschrijving van de goederen of bewijsstukken, de rechtsverhouding krachtens welke de aangever deze onder zich heeft, en de aanwijzing van hun bestemming.


Artikel 13 Intrekking Uitvoeringsregeling Successiewet 1956


Artikel 14 Inwerkingtreding

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.


Artikel 15 Citeertitel

Artikel 15 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting.


Kennisdossiers

Titel Categorie
Titel Verhoogde schenkvrijstelling eigen woning Categorie Belastingrecht

Beleidsbesluiten

Titel Instantie Datum Nummer Samenvatting
Instantie Ministerie van Financiën Datum 23-12-2016 Nummer 2016-0000223377 Samenvatting Vanaf 1 januari 2017 wordt de schenkvrijstelling voor de eigen woning verhoogd naar € 100.000. Dit was reden voor het…
Instantie Ministerie van Financiën Datum 30-12-2013 Nummer DB 2013/599M Samenvatting De wijzigingen in de onderhavige regeling betreffen onder meer wijzigingen die verband houden met: – de herinvoering…
Instantie Ministerie van Financiën Datum 17-12-2009 Nummer DB 2009-175 Samenvatting
Inhoudsopgave
Overzicht
Wetstructuur
Fiscaal

Tarief erf- en schenkbelasting (art. 24 SW) Erfbelasting bij partners (art. 25 SW) Schenkbelasting bij partners (art. 26 SW) Schenkbelasting afgezonderd particulier vermogen (art. 26a SW) Samenvoeging schenkingen binnen een jaar (art. 27 SW) Schenkingen aan kinderen binnen een jaar (art. 28 SW) Onzekerheid over verwantschap (art. 29 SW) Verwerping en afstand (art. 30 SW) Afstand door bezwaarde (art. 31 SW) Vrijstellingen erfbelasting (art. 32 SW) ANBI en erfbelasting (art. 32 lid 1 onder 3 SW) Omvang vrijstellingen erfbelasting (art. 32 lid 1 onder 4 SW) Verkrijging pensioenregeling en lijfrenten (art. 32 lid 1 onder 5 SW) SBBI en erfbelasting (art. 32 lid 1 onder 8 SW) Steunstichting SBBI en erfbelasting (art. 32 lid 1 onder 9 SW) Vrijstelling erfbelasting voor werknemer erflater (gevolgen testamentair loon, salaire differé en executeursloon) (art. 32 lid 1 onder 10 SW) Vrijstelling erfbelasting voor nog niet vorderbare termijnen van renten, uitkeringen, bezoldigingen en andere inkomsten (art. 32 lid 1 onder 11 SW) Pensioenimputatie (art. 32 lid 2 SW) Definitie lijfrenten (art. 32 lid 4 SW) Vrijstellingen schenkbelasting (art. 33 SW) ANBI en schenkbelasting (art. 33 onder 4 SW) Schenkvrijstelling ouder-kind (art. 33 onder 5 SW) Schenkvrijstelling overige verkrijgers (art. 33 onder 7 SW) Schenkvrijstelling voor onvermogenden (art. 33 onder 8 SW) Vrijstelling bij samenloop schenkbelasting met inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting (art. 33 onder 9 SW) Schenking aan een rechtspersoon ter bevordering van werknemersbelangen (art. 33 onder 11 SW) Voldoen aan natuurlijke verbintenis (art. 33 onder 12 SW) SBBI en schenkbelasting (art. 33 onder 13 SW) Steunstichting SBBI en schenkbelasting (art. 33 onder 14 SW) Definitie schenking ten behoeve van eigen woning (art. 33a SW) Samenloop verhoogde schenkvrijstellingen eigen woning (art. 82a SW)

Tarief overdrachtsbelasting (art. 14 WBR) Vrijstelling algemeen (art. 15 WBR) Vrijstelling btw-belaste levering (art. 15.1.a WBR) Vrijstelling bedrijfsoverdracht binnen familiesfeer (art. 15.1.b WBR) Vrijstelling publiekrechtelijke lichamen (art. 15.1.c WBR) Vrijstelling inbreng in personenvennootschap (art. 15.1.e onder 1 WBR) Vrijstelling inbreng in kapitaalvennootschap (art. 15.1.e onder 2 WBR) Vrijstelling verdeling of vereffening (art. 15.1.f WBR) Vrijstelling verdeling gemeenschap samenwoners (art. 15.1.g WBR) Vrijstelling bij fusie, splitsing en interne reorganisatie (art. 15.1.h WBR) Vrijstelling aangebrachte zaken (art. 15.1.i WBR) Vrijstelling voor verkrijging bestemd voor onderwijs (art. 15.1.k WBR) Vrijstelling ruilverkaveling (art. 15.1.l WBR) Vrijstelling bureau beheer landbouwgronden (art. 15.1.m WBR) Woningbouwlichamen (art. 15.1.n WBR) Vrijstelling stedelijke herstructurering (art. 15.1.o WBR) Verkrijging van lichaam ter bevordering van stedelijke herstructurering (art. 15.1.oa WBR) Startersvrijstelling (Art. 15.1.p WBR) Monumentenvrijstelling (vervallen) (art. 15.1.p WBR) Cultuurgrondvrijstelling (art. 15.1.q WBR) Vrijstelling bij herstel in oude toestand (art. 15.1.r WBR) Vrijstelling natuurgrond (art. 15.1.s WBR) Vrijstelling verkoopregulerend beding (Art. 15.1.t WBR) Vrijstelling Staatsbosbeheer (art. 15.1.u WBR) Vrijstelling uitoefenen wilsrecht (art. 15.1.x WBR) Vrijstelling bij verkrijging (kabel)netten (art. 15.1.y WBR) Tijdelijke vrijstelling inbreng van tbs-pand in NV/BV (vervallen) (art. 15.1.z WBR) Anti-ontgaansbepaling (art. 15 lid 4 WBR) Schriftelijke verklaring en onvoorziene omstandigheden (art. 15a WBR)