Kennisbank voor het notariaat
Wetstoelichting

Fiscale eenheid (art. 15 Wet Vpb)

Bijgewerkt tot 15-06-2023 Auteur mr. H.J.M. (Henk) Scholman

1 Fiscale eenheidIn beginsel is elk lichaam voor de vennootschapsbelasting zelfstandig belastingplichtig. De regeling van de fiscale eenheid doorbreekt dit uitgangspunt. Op grond van deze regeling kan een moedermaatschappij de werkzaamheden en het vermogen van een dochtermaatschappij tot haar eigen vermogen rekenen en worden zij voor hun gezamenlijke resultaten in de heffing van vennootschapsbelasting betrokken alsof sprake is van één belastingplichtig lichaam. De moedermaatschapp…

Verder lezen?

Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.

Geen inloggegevens?

Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.

Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!

Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.


Gebruikers van Via Juridica

Bekijk alle

Wetteksten


Artikel 15

  • 1

    Ingeval een belastingplichtige (moedermaatschappij) de gehele juridische en economische eigendom bezit van ten minste 95% van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal van een andere belastingplichtige (dochtermaatschappij) en dit bezit ten minste 95% van de statutaire stemrechten in de dochtermaatschappij vertegenwoordigt en in alle gevallen recht geeft op ten minste 95% van de winst en ten minste 95% van het vermogen van de dochtermaatschappij, wordt op verzoek van beide belastingplichtigen de belasting van hen geheven alsof er één belastingplichtige is, in die zin dat de werkzaamheden en het vermogen van de dochtermaatschappij deel uitmaken van de werkzaamheden en het vermogen van de moedermaatschappij. De belasting wordt geheven bij de moedermaatschappij. De belastingplichtigen tezamen worden in dat geval aangemerkt als fiscale eenheid. Van een fiscale eenheid kan meer dan één dochtermaatschappij deel uitmaken.

  • 2

    Ingeval een topmaatschappij de gehele juridische en economische eigendom bezit van ten minste 95% van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal van twee belastingplichtigen en dit bezit ten minste 95% van de statutaire stemrechten in elk van die belastingplichtigen vertegenwoordigt en in alle gevallen recht geeft op ten minste 95% van de winst en ten minste 95% van het vermogen van elk van die belastingplichtigen, wordt op verzoek van beide belastingplichtigen de belasting van hen geheven alsof er één belastingplichtige is, in die zin dat de werkzaamheden en het vermogen van de ene belastingplichtige deel uitmaken van de werkzaamheden en het vermogen van de andere belastingplichtige. De laatstgenoemde belastingplichtige wordt aangemerkt als moedermaatschappij en de andere belastingplichtige als dochtermaatschappij. Bij het verzoek wordt aangegeven welke belastingplichtige als moedermaatschappij wordt aangemerkt. Een belastingplichtige waarvan aandelen worden gehouden door een andere maatschappij die deel uitmaakt van dezelfde fiscale eenheid, kan niet als moedermaatschappij optreden. Het eerste lid, tweede, derde en vierde volzin, is van overeenkomstige toepassing. De vanaf de totstandkoming van de fiscale eenheid als moedermaatschappij aangemerkte belastingplichtige sluit op het tijdstip direct voorafgaande aan de totstandkoming van de fiscale eenheid haar boekjaar af.

  • 3

    Onder een bezit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt mede verstaan een middellijk bezit van aandelen, mits deze aandelen onmiddellijk worden gehouden door:

    • a.

      een of meer belastingplichtigen die van de fiscale eenheid deel uitmaken, of

    • b.

      een of meer tussenmaatschappijen.

  • 4

    Het eerste of tweede lid vindt slechts toepassing indien:

    • a.

      de tijdvakken waarover de belasting wordt geheven voor beide belastingplichtigen samenvallen, met dien verstande dat een gedeelte van een boekjaar dat ingevolge artikel 7, vierde lid, als afzonderlijk jaar wordt aangemerkt voor de toepassing van dit onderdeel niet als afzonderlijk tijdvak wordt aangemerkt;

    • b.

      voor het bepalen van de winst bij beide belastingplichtigen dezelfde bepalingen van toepassing zijn of is voldaan aan de krachtens het zevende lid, tweede volzin, gegeven regels;

    • c.

      beide belastingplichtigen in Nederland zijn gevestigd en ingeval op een belastingplichtige de Belastingregeling voor het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het land Nederland dan wel een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is, die belastingplichtige tevens volgens die regeling onderscheidenlijk dat verdrag geacht wordt in Nederland te zijn gevestigd of is voldaan aan de in en krachtens het achtste lid gestelde voorwaarden;

    • d.

      de moedermaatschappij, bedoeld in het eerste lid, een naamloze vennootschap, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een coöperatie, een onderlinge waarborgmaatschappij of een belastingplichtige als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, is, dan wel een lichaam dat is opgericht naar het op de BES eilanden geldende recht dan wel het recht van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, een lidstaat van de Europese Unie of een staat in de relatie waarmee een met Nederland gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is waarin een bepaling is opgenomen die discriminatie naar nationaliteit verbiedt voor lichamen die overigens in dezelfde omstandigheden verkeren als naar Nederlands recht opgerichte lichamen, welk lichaam voorts naar aard en inrichting vergelijkbaar is met de hiervoor genoemde naar Nederlands recht opgerichte lichamen;

    • e.

      de moedermaatschappij, bedoeld in het tweede lid, en iedere dochtermaatschappij een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is, dan wel een daarmee naar aard en inrichting vergelijkbaar lichaam dat is opgericht naar het recht van een in onderdeel d bedoeld land, bedoeld heffingsgebied binnen het Rijk of bedoelde staat;

    • f.

      de moedermaatschappij de aandelen in de dochtermaatschappij, dan wel de topmaatschappij de aandelen in de moedermaatschappij en de dochtermaatschappij, niet, middellijk of onmiddellijk, als voorraad houdt.

  • 5

    Onder een tussenmaatschappij wordt verstaan: een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid dan wel een daarmee naar aard en inrichting vergelijkbaar lichaam dat is opgericht naar het recht van een in het vierde lid, onderdeel d, bedoeld land, bedoeld heffingsgebied binnen het Rijk of bedoelde staat:

    • a.

      die, onderscheidenlijk dat, volgens de fiscale wetgeving van een andere lidstaat van de Europese Unie of van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte aldaar is gevestigd en niet, volgens een door die lidstaat of staat met een derde staat gesloten verdrag op het gebied van dubbele belastingheffing, geacht wordt te zijn gevestigd in een staat die geen lid is van de Europese Unie en geen partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

    • b.

      die, onderscheidenlijk dat, in Nederland aan de heffing van de belasting zou zijn onderworpen indien die, onderscheidenlijk dat, in Nederland zou zijn gevestigd;

    • c.

      die, onderscheidenlijk dat, geen onderneming drijft met behulp van een in Nederland aanwezige vaste inrichting als bedoeld in het achtste lid; en

    • d.

      waarvan de gehele juridische en economische eigendom van ten minste 95% van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal wordt gehouden door belastingplichtigen die van de fiscale eenheid deel uitmaken, door een topmaatschappij of door andere maatschappijen die als tussenmaatschappij kunnen worden aangemerkt, en dat bezit ten minste 95% van de statutaire stemrechten in de vennootschap of het lichaam vertegenwoordigt en in alle gevallen recht geeft op ten minste 95% van de winst en ten minste 95% van het vermogen van de vennootschap of het lichaam.

  • 6

    Onder een topmaatschappij wordt verstaan: een naamloze vennootschap, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een coöperatie of een onderlinge waarborgmaatschappij, dan wel een daarmee naar aard en inrichting vergelijkbaar lichaam dat is opgericht naar het recht van een in het vierde lid, onderdeel d, bedoeld land, bedoeld heffingsgebied binnen het Rijk of bedoelde staat, die, onderscheidenlijk dat, voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het vijfde lid, onderdelen a, b en c.

  • 7

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gegeven voor de beoordeling of een naar buitenlands recht opgericht lichaam naar aard en inrichting vergelijkbaar is met een naar Nederlands recht opgericht lichaam als bedoeld in het vierde lid, onderdelen d en e, vijfde lid, aanhef, en zesde lid. Tevens kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels worden gegeven volgens welke belastingplichtigen bij wie voor het bepalen van de winst niet dezelfde bepalingen van toepassing zijn tezamen een fiscale eenheid kunnen vormen.

  • 8

    Een belastingplichtige die niet in Nederland is gevestigd en een onderneming drijft met behulp van een in Nederland aanwezige vaste inrichting, kan, in afwijking van het vierde lid, onderdeel c, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden deel uitmaken van een fiscale eenheid voor zover het heffingsrecht over de uit die onderneming genoten winst met inachtneming van de Belastingregeling voor het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het land Nederland dan wel een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting aan Nederland toekomt, indien de plaats van de werkelijke leiding van de belastingplichtige is gelegen:

    • a.

      in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of

    • b.

      op de BES eilanden dan wel in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een andere staat dan bedoeld in onderdeel a in de relatie waarmee een met Nederland gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is waarin een bepaling is opgenomen die discriminatie van vaste inrichtingen verbiedt, waarbij:

      • 1°.

        indien deze belastingplichtige als moedermaatschappij deel uitmaakt van de fiscale eenheid, het aandelenbezit in de dochtermaatschappij behoort tot het vermogen van de in Nederland aanwezige vaste inrichting van deze belastingplichtige, en,

      • 2°.

        indien deze belastingplichtige als dochtermaatschappij deel uitmaakt van de fiscale eenheid, een dochtermaatschappij van de belastingplichtige alleen tot de fiscale eenheid kan behoren ingeval de aandelen in die dochtermaatschappij aan het vermogen van de in Nederland aanwezige vaste inrichting van deze belastingplichtige zijn toe te rekenen.

    In afwijking van het eerste en tweede lid kunnen de voorwaarden, bedoeld in de eerste volzin, mede betrekking hebben op de vraag voor welk deel de werkzaamheden en het vermogen van de dochtermaatschappij deel uitmaken van de werkzaamheden en het vermogen van de moedermaatschappij.

  • 9

    De fiscale eenheid komt tot stand op een door de belastingplichtigen in het verzoek, bedoeld in het eerste of tweede lid, aan te geven tijdstip, doch niet eerder dan drie maanden voor het tijdstip waarop het verzoek is gedaan.

  • 10

    De fiscale eenheid eindigt:

    • a.

      indien niet langer aan de bij of krachtens dit artikel gestelde vereisten wordt voldaan;

    • b.

      indien de belastingplichtige, bedoeld in het achtste lid, de plaats van werkelijke leiding verplaatst naar Nederland;

    • c.

      indien de belastingplichtige de plaats van werkelijke leiding verplaatst naar het buitenland met achterlating van een vaste inrichting in Nederland;

    • d.

      indien de moedermaatschappij, bedoeld in het tweede lid, niet langer als moedermaatschappij van de fiscale eenheid wordt aangemerkt, tenzij de maatschappij die direct daaropvolgend als moedermaatschappij wordt aangemerkt pas vanaf dat moment deel is gaan uitmaken van de fiscale eenheid;

    • e.

      indien bij een fiscale eenheid met een topmaatschappij een andere topmaatschappij in de plaats komt van die topmaatschappij of de topmaatschappij belastingplichtig wordt;

    • f.

      indien bij een fiscale eenheid zonder topmaatschappij de fiscale eenheid met betrekking tot een belastingplichtige niet langer kan voortbestaan zonder een topmaatschappij;

    • g.

      indien bij een fiscale eenheid met een topmaatschappij een topmaatschappij met betrekking tot een belastingplichtige niet langer nodig is voor het bestaan van de fiscale eenheid;

    • h.

      op gezamenlijk verzoek van de moedermaatschappij en de dochtermaatschappij met ingang van het in het verzoek genoemde tijdstip doch niet eerder dan met ingang van de datum van indiening van het verzoek; met dien verstande dat indien de fiscale eenheid ten aanzien van één of meer dochtermaatschappijen wordt beëindigd, de fiscale eenheid daardoor niet eveneens ten aanzien van de andere belastingplichtigen wordt beëindigd.

  • 11

    Indien een moedermaatschappij als bedoeld in het tweede lid of een dochtermaatschappij in de loop van haar boekjaar deel gaat uitmaken van een fiscale eenheid en deze eenheid ten aanzien van die maatschappij nog in hetzelfde boekjaar eindigt, wordt voor de tussenliggende periode ten aanzien van die maatschappij geacht geen fiscale eenheid tot stand te zijn gekomen. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op een bestaande fiscale eenheid die in de loop van haar boekjaar deel gaat uitmaken van een andere fiscale eenheid en nog in hetzelfde boekjaar uit laatstgenoemde eenheid wordt ontvoegd.

  • 12

    Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, tweede lid en tiende lid, onderdeel h, wordt gedaan bij de inspecteur belast met de aanslagregeling van de moedermaatschappij. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 13

    Ingeval de belastingplichtige bij het doen van het in het eerste of tweede lid bedoelde verzoek reeds als moedermaatschappij deel uitmaakt van een fiscale eenheid wordt dit verzoek geacht mede te zijn gedaan namens de andere belastingplichtigen die van die fiscale eenheid deel uitmaken.

  • 14

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gegeven tot verzekering van de heffing en invordering van de belasting met het oog op de omstandigheid dat de in het eerste of tweede lid bedoelde belastingplichtigen voor de toepassing van deze wet een fiscale eenheid vormen. Onder die regels worden mede begrepen regels voor:

    • a.

      de omstandigheid dat de moedermaatschappij niet alle aandelen in de dochtermaatschappij bezit;

    • b.

      de voortzetting van een fiscale eenheid ten aanzien van een belastingplichtige ingeval sprake is van een omstandigheid als bedoeld in het tiende lid, onderdelen b, c, d, e, f of g;

    • c.

      de toepassing van de artikelen 13ab, 13d, elfde en twaalfde lid, 15ab tot en met 15af, 15aha, 15ahb, 15ak, 15b, vijfde lid, en 23e;

    • d.

      de berekening van de verminderingen ter voorkoming van dubbele belasting ter zake van buitenlandse resultaten;

    • e.

      de toepassing van de objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten;

    • f.

      de toepassing van de innovatiebox;

    • g.

      de toepassing van de deelnemingsverrekening;

    • h.

      de toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten;

    • i.

      de omstandigheid dat een maatschappij waarvan de aandelen door een topmaatschappij of een tussenmaatschappij worden gehouden, deel uitmaakt van een fiscale eenheid;

    • j.

      de omstandigheid dat een belastingplichtige als bedoeld in het achtste lid deel uitmaakt van een fiscale eenheid.

  • 15

    Een krachtens het zevende, achtste en veertiende lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

  • 16

    In afwijking in zoverre van het eerste en tweede lid worden de artikelen 10a, 13, negende tot en met vijftiende en zeventiende lid, 13a, 15ba en 20a, met inachtneming van alle regelingen die daarmee verband houden, toegepast als ware er geen fiscale eenheid in de zin van dit artikel. Voor zover door de toepassing van de eerste zin bij een maatschappij winst tot uitdrukking komt en die winst zonder toepassing van die zin niet tot uitdrukking zou komen bij de fiscale eenheid, wordt die winst bij het bepalen van de winst van de fiscale eenheid in aanmerking genomen.

  • 17

    Voor de toepassing van het zestiende lid worden onder de verliezen, bedoeld in artikel 20a, verstaan de verliezen toerekenbaar aan een belastingplichtige als ware er geen fiscale eenheid in de zin van dit artikel. Voor zover door de toepassing van de eerste zin de verliezen niet langer voorwaarts verrekenbaar zijn, kunnen die verliezen niet voorwaarts worden verrekend met de belastbare winst van de belastingplichtige waarin het uiteindelijke belang in belangrijke mate is gewijzigd als bedoeld in artikel 20a. De eerste en tweede zin zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de verrekening van verliezen met de belastbare winsten of binnenlandse inkomens uit voorafgaande jaren, bedoeld in artikel 20a, negende lid.

  • 18

    Voor de toepassing van het zestiende lid worden onder de saldi aan renten, bedoeld in artikel 15ba, verstaan de saldi aan renten toerekenbaar aan een belastingplichtige als ware er geen fiscale eenheid in de zin van dit artikel. Voor zover door de toepassing van de eerste zin de saldi aan renten niet langer kunnen worden voortgewenteld naar het volgende jaar, kunnen die saldi aan renten niet in aftrek komen bij het bepalen van de winst van de belastingplichtige waarin het uiteindelijke belang in belangrijke mate is gewijzigd als bedoeld in artikel 15ba.


Kennisdossiers

Titel Categorie
Titel Certificering en decertificering Categorie Ondernemingsrecht

Rechtspraak

Titel Instantie Datum Nummer
Beschikking leidt niet tot een fiscale eenheid als niet aan de materiële wettelijke voorwaarden wordt voldaan Instantie Hoge Raad Datum 01-12-2023 Nummer ECLI:NL:HR:2023:1675
Fiscale eenheid BTW niet mogelijk met 50% aandelenbezit Instantie Gerechtshof 's-Hertogenbosch Datum 18-01-2023 Nummer ECLI:NL:GHSHE:2023:143
Geen herleving fiscale eenheid door ontbreken reële vernietigingsgrond krachtens dwaling Instantie Rechtbank Gelderland Datum 03-05-2019 Nummer ECLI:NL:RBGEL:2019:1920
Renteaftrekbeperking wegens niet kunnen toepassen fiscale-eenheidsregime in strijd met EU-recht Instantie Hof van Justitie EU Datum 22-02-2018 Nummer ECLI:EU:C:2018:110
Geen fiscale eenheid wegens ontbreken economisch belang Instantie Hoge Raad Datum 17-04-2015 Nummer ECLI:NL:HR:2015:962
HvJ EU: Nederlandse regeling inzake fiscale eenheid in strijd met EU-recht Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum 11-12-2014 Nummer ECLI:NL:GHAMS:2014:5185
Rectificatieakte moet juiste bepalingen bevatten ter voorkoming van heffing vennootschapsbelasting Instantie Gerechtshof Arnhem Datum 08-05-2012 Nummer ECLI:NL:GHARN:2012:BW6254
Certificering leidt niet tot einde fiscale eenheid Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum 07-04-2011 Nummer ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ3394
Weigering grensoverschrijdende fiscale eenheid niet in strijd met Europees recht Instantie Hoge Raad Datum 07-01-2011 Nummer ECLI:NL:HR:2011:BN0900
Weigering horizontale verliesverrekening niet in strijd met Europees recht Instantie Hoge Raad Datum 02-10-2009 Nummer ECLI:NL:HR:2009:BF2230
Marks & Spencer II Instantie Hof van Justitie EU Datum 13-12-2005 Nummer C-446/03

Wetsvoorstellen

Titel Dossiernr. Status Samenvatting
Wet spoedreparatie fiscale eenheid Dossiernr. 34959 Status In werking getreden Samenvatting -
Wet aanpassing fiscale eenheid Dossiernr. 34323 Status In werking getreden Samenvatting -
Overige fiscale maatregelen 2013 Dossiernr. 33403 Status In werking getreden Samenvatting -

Beleidsbesluiten

Titel Instantie Datum Nummer Samenvatting
Instantie Ministerie van Financiën Datum 10-06-2020 Nummer 2020-06221 Samenvatting
Instantie Ministerie van Financiën Datum 20-08-2018 Nummer 2018/121069 Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/4620M.De volgende onderdelen zijn toegevoegd:de instandhou…
Instantie Ministerie van Financiën Datum 21-02-2007 Nummer CPP2007/30M Samenvatting
Titel Instantie Datum Nummer Samenvatting
Instantie Ministerie van Financiën Datum 16-12-2014 Nummer BLKB2014/2137M Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/4620M.De wijziging bevat een goedkeuring vooruitlopend op…
Instantie Ministerie van Financiën Datum 14-12-2010 Nummer DGB2010/4620M Samenvatting Dit besluit is gewijzigd bij besluit van 16 december 2014, nr BLKB2014/2137M.In dit besluit zijn een aantal besluiten sameng…
Instantie Ministerie van Financiën Datum 16-02-2005 Nummer CPP2004/2183M Samenvatting
Instantie Ministerie van Financiën Datum 22-09-2004 Nummer CPP2004/812M Samenvatting

Literatuur

Titel Auteur(s) Bron
Titel Fiscale eenheid in de Vpb (deel I): afweging en voorwaarden Auteur(s) C. Bruijsten Bron FBN 2017/30
Titel Fiscale eenheid in de Vpb (deel II): gevolgen voor het verbreken van de fiscale eenheid Auteur(s) C. Bruijsten Bron FBN 2017/34
Inhoudsopgave
Overzicht
Wetstructuur
Fiscaal

Tarief erf- en schenkbelasting (art. 24 SW) Erfbelasting bij partners (art. 25 SW) Schenkbelasting bij partners (art. 26 SW) Schenkbelasting afgezonderd particulier vermogen (art. 26a SW) Samenvoeging schenkingen binnen een jaar (art. 27 SW) Schenkingen aan kinderen binnen een jaar (art. 28 SW) Onzekerheid over verwantschap (art. 29 SW) Verwerping en afstand (art. 30 SW) Afstand door bezwaarde (art. 31 SW) Vrijstellingen erfbelasting (art. 32 SW) ANBI en erfbelasting (art. 32 lid 1 onder 3 SW) Omvang vrijstellingen erfbelasting (art. 32 lid 1 onder 4 SW) Verkrijging pensioenregeling en lijfrenten (art. 32 lid 1 onder 5 SW) SBBI en erfbelasting (art. 32 lid 1 onder 8 SW) Steunstichting SBBI en erfbelasting (art. 32 lid 1 onder 9 SW) Vrijstelling erfbelasting voor werknemer erflater (gevolgen testamentair loon, salaire differé en executeursloon) (art. 32 lid 1 onder 10 SW) Vrijstelling erfbelasting voor nog niet vorderbare termijnen van renten, uitkeringen, bezoldigingen en andere inkomsten (art. 32 lid 1 onder 11 SW) Pensioenimputatie (art. 32 lid 2 SW) Definitie lijfrenten (art. 32 lid 4 SW) Vrijstellingen schenkbelasting (art. 33 SW) ANBI en schenkbelasting (art. 33 onder 4 SW) Schenkvrijstelling ouder-kind (art. 33 onder 5 SW) Schenkvrijstelling overige verkrijgers (art. 33 onder 7 SW) Schenkvrijstelling voor onvermogenden (art. 33 onder 8 SW) Vrijstelling bij samenloop schenkbelasting met inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting (art. 33 onder 9 SW) Schenking aan een rechtspersoon ter bevordering van werknemersbelangen (art. 33 onder 11 SW) Voldoen aan natuurlijke verbintenis (art. 33 onder 12 SW) SBBI en schenkbelasting (art. 33 onder 13 SW) Steunstichting SBBI en schenkbelasting (art. 33 onder 14 SW) Definitie schenking ten behoeve van eigen woning (art. 33a SW) Samenloop verhoogde schenkvrijstellingen eigen woning (art. 82a SW)

Tarief overdrachtsbelasting (art. 14 WBR) Vrijstelling algemeen (art. 15 WBR) Vrijstelling btw-belaste levering (art. 15.1.a WBR) Vrijstelling bedrijfsoverdracht binnen familiesfeer (art. 15.1.b WBR) Vrijstelling publiekrechtelijke lichamen (art. 15.1.c WBR) Vrijstelling inbreng in personenvennootschap (art. 15.1.e onder 1 WBR) Vrijstelling inbreng in kapitaalvennootschap (art. 15.1.e onder 2 WBR) Vrijstelling verdeling of vereffening (art. 15.1.f WBR) Vrijstelling verdeling gemeenschap samenwoners (art. 15.1.g WBR) Vrijstelling bij fusie, splitsing en interne reorganisatie (art. 15.1.h WBR) Vrijstelling aangebrachte zaken (art. 15.1.i WBR) Vrijstelling voor verkrijging bestemd voor onderwijs (art. 15.1.k WBR) Vrijstelling ruilverkaveling (art. 15.1.l WBR) Vrijstelling bureau beheer landbouwgronden (art. 15.1.m WBR) Woningbouwlichamen (art. 15.1.n WBR) Vrijstelling stedelijke herstructurering (art. 15.1.o WBR) Verkrijging van lichaam ter bevordering van stedelijke herstructurering (art. 15.1.oa WBR) Startersvrijstelling (Art. 15.1.p WBR) Monumentenvrijstelling (vervallen) (art. 15.1.p WBR) Cultuurgrondvrijstelling (art. 15.1.q WBR) Vrijstelling bij herstel in oude toestand (art. 15.1.r WBR) Vrijstelling natuurgrond (art. 15.1.s WBR) Vrijstelling verkoopregulerend beding (Art. 15.1.t WBR) Vrijstelling Staatsbosbeheer (art. 15.1.u WBR) Vrijstelling uitoefenen wilsrecht (art. 15.1.x WBR) Vrijstelling bij verkrijging (kabel)netten (art. 15.1.y WBR) Tijdelijke vrijstelling inbreng van tbs-pand in NV/BV (vervallen) (art. 15.1.z WBR) Anti-ontgaansbepaling (art. 15 lid 4 WBR) Schriftelijke verklaring en onvoorziene omstandigheden (art. 15a WBR)