Kennisbank voor het notariaat
Wet- en regelgeving

Omzetbelasting


Wet van 28 juni 1968, houdende vervanging van de bestaande omzetbelasting door een omzetbelasting volgens het stelsel van heffing over de toegevoegde waarde


Aanhef

Wet van 28 juni 1968, houdende vervanging van de bestaande omzetbelasting door een omzetbelasting volgens het stelsel van heffing over de toegevoegde waarde

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de richtlijnen van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake omzetbelasting (Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen van 14 april 1967) aanleiding zijn de bestaande omzetbelasting volgens het cumulatieve cascadestelsel te vervangen door een omzetbelasting volgens het stelsel van heffing over de toegevoegde waarde;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:


Hoofdstuk I Inleidende bepalingen


Artikel 1

Onder de naam 'omzetbelasting' wordt een belasting geheven ter zake van:

  • a.

    leveringen van goederen en diensten, welke in Nederland door een als zodanig handelende ondernemer onder bezwarende titel worden verricht;

  • b.

    intracommunautaire verwervingen van goederen onder bezwarende titel in Nederland door een als zodanig handelende ondernemer en door rechtspersonen, andere dan ondernemers;

  • c.

    intracommunautaire verwervingen onder bezwarende titel, anders dan in de zin van onderdeel b, van nieuwe vervoermiddelen in Nederland;

  • d.

    invoer van goederen.


Artikel 1a

  • 1

    Artikel 1, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing wanneer het verworven goed:

    • a.

      is geleverd door een ondernemer op wie de in de artikelen 282 tot en met 292 van de BTW-richtlijn 2006 bedoelde vrijstellingsregeling van toepassing is;

    • b.

      is geleverd in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel f;

    • c.

      is geleverd met toepassing van artikel 5a, eerste lid; of

    • d.

      is geleverd met toepassing van een van de in de artikelen 312 tot en met 325 en 333 tot en met 340 van de BTW-richtlijn 2006 bedoelde bijzondere regelingen.

  • 2

    Artikel 1, aanhef en onderdeel b, is voorts niet van toepassing op intracommunautaire verwervingen van goederen, andere dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsgoederen, door:

    • a.

      ondernemers die uitsluitend leveringen van goederen of diensten verrichten waarvoor geen recht op aftrek van belasting bestaat; en

    • b.

      rechtspersonen, andere dan ondernemers;

    voor zover het totaal van de vergoedingen ter zake van deze verwervingen in het lopende kalenderjaar niet meer bedraagt dan € 10 000 , mits het totaal van de vergoedingen ter zake van dergelijke verwervingen in het voorafgaande kalenderjaar niet meer heeft bedragen dan € 10 000 .

  • 3

    De in het tweede lid bedoelde ondernemers en rechtspersonen kunnen aan de inspecteur verzoeken om dat lid op hen niet van toepassing te doen zijn. Bij inwilliging van het verzoek geldt zulks tot wederopzegging door belanghebbende doch ten minste voor twee kalenderjaren. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake de toepassing van dit lid.


Artikel 2

Op de belasting, verschuldigd ter zake van leveringen van goederen en diensten, wordt in aftrek gebracht de belasting ter zake van de aan de ondernemer verrichte leveringen van goederen en verleende diensten, ter zake van de door hem verrichte intracommunautaire verwervingen van goederen en ter zake van invoer van voor hem bestemde goederen.


Artikel 2a

  • 1

    In deze wet en in de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      BTW-richtlijn 2006: Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU 2006, L 347);

    • b.

      lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie;

    • c.

      Unie: het geheel van de grondgebieden van de lidstaten zoals die gebieden zijn omschreven in artikel 5, onder 2, van de BTW-richtlijn 2006, met dien verstande dat ook het Vorstendom Monaco en het eiland Man worden behandeld als gebied van de Franse Republiek respectievelijk het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en dat ook de zones Akrotiri en Dhekelia van Cyprus, die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vallen, worden behandeld als gebied van de Republiek Cyprus;

    • d.

      • 1°.

        derde-land: elke staat of elk grondgebied waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie niet van toepassing is met uitzondering van het land en de gebieden, genoemd in onderdeel c;

      • 2°.

        derdelandsgebieden: de gebieden, genoemd in artikel 6 van BTW-richtlijn 2006.

    • e.

      accijnsgoederen: bier, wijn, tussenprodukten, overige alcoholhoudende produkten, minerale oliën en tabaksprodukten als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de accijns, kolen als bedoeld in artikel 32, onderdeel a, van de Wet belastingen op milieugrondslag, alsmede aardgas als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel m, van de Wet belastingen op milieugrondslag in verbinding met artikel 48, tweede lid, van die wet, maar met uitzondering van gas dat wordt geleverd via een op het grondgebied van de Unie gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net;

    • f.

      nieuwe vervoermiddelen: voor het personen- of goederenvervoer bestemde schepen met een lengte van meer dan 7,5 m, luchtvaartuigen met een totaal opstijggewicht van meer dan 1550 kg en landvoertuigen die zijn uitgerust met een motor van meer dan 48 cc cilinderinhoud of met een vermogen van meer dan 7,2 kW, met uitzondering van schepen en luchtvaartuigen als bedoeld in de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 3, onder a, onderscheidenlijk e, wanneer op het tijdstip van de levering:

      • 1°.

        na het tijdstip van eerste ingebruikneming van het landvoertuig niet meer dan zes maanden, dan wel van het schip of luchtvaartuig niet meer dan drie maanden, zijn verstreken; of

      • 2°.

        het vervoermiddel, als het een landvoertuig betreft ten hoogste 6000 km heeft afgelegd, als het een schip betreft ten hoogste 100 uren heeft gevaren, dan wel als het een luchtvaartuig betreft ten hoogste 40 uren heeft gevlogen;

    • g.

      btw-identificatienummer: het nummer dat ingevolge artikel 214 van de BTW-richtlijn 2006 door een lidstaat aan een ondernemer of aan een rechtspersoon, andere dan ondernemer, is toegekend;

    • h.

      intracommunautair goederenvervoer: het vervoer van goederen waarvan de plaats van vertrek en de plaats van aankomst op het grondgebied van twee verschillende lidstaten zijn gelegen;

    • i.

      plaats van vertrek: de plaats waar het goederenvervoer daadwerkelijk aanvangt, zonder rekening te houden met de trajecten die worden afgelegd om zich naar de plaats te begeven waar de goederen zich bevinden;

    • j.

      plaats van aankomst: de plaats waar het goederenvervoer daadwerkelijk eindigt;

    • k.

      wederverkoper: de ondernemer wiens activiteiten geheel of ten dele bestaan uit de wederverkoop van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten;

    • l.

      gebruikte goederen: alle roerende lichamelijke zaken die, in de staat waarin zij verkeren of na herstelling daarvan, opnieuw kunnen worden gebruikt, andere dan nieuwe vervoermiddelen die worden verzonden of vervoerd van een lidstaat naar een andere lidstaat, en andere dan bij ministeriële regeling aan te wijzen edele metalen en edelstenen;

    • m.

      kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten: de bij ministeriële regeling aan te wijzen goederen;

    • n.

      gedeelte van een binnen de Unie verricht passagiersvervoer: het gedeelte van een vervoer dat, zonder tussenstop buiten de Unie, plaatsvindt tussen de plaats van vertrek en de plaats van aankomst van het vervoer van passagiers; in geval het een heen- en terugreis betreft, wordt de terugreis als een afzonderlijk vervoer beschouwd;

    • o.

      plaats van vertrek van een vervoer van passagiers: het eerste punt in de Unie waar passagiers aan boord kunnen komen, eventueel na een tussenstop buiten de Unie;

    • p.

      plaats van aankomst van een vervoer van passagiers: het laatste punt in de Unie waar passagiers die binnen de Unie aan boord zijn gekomen van boord kunnen gaan, eventueel vóór een tussenstop buiten de Unie;

    • q.

      elektronische diensten: langs elektronische weg verrichte diensten, met name de in bijlage II van de BTW-richtlijn 2006 beschreven diensten;

    • r.

      telecommunicatiediensten: diensten waarmee de transmissie, uitzending of ontvangst van signalen, geschriften, beelden en geluiden of informatie van allerlei aard per draad, via radiofrequente straling, langs optische weg of met behulp van andere elektromagnetische middelen mogelijk wordt gemaakt, met inbegrip van de daarmee samenhangende overdracht en verlening van rechten op het gebruik van infrastructuur voor de transmissie, uitzending of ontvangst, waaronder het bieden van toegang tot wereldwijde informatienetten;

    • s.

      normale waarde:

      • 1°.

        het volledige bedrag, de omzetbelasting niet daaronder begrepen, dat de afnemer van goederen of diensten, om de desbetreffende goederen of diensten op dat tijdstip te verkrijgen, in dezelfde handelsfase als waarin de goederen worden geleverd of de diensten worden verricht, op het tijdstip van die levering of van die verrichting en bij vrije mededinging daarvoor zou moeten betalen aan een zelfstandige leverancier of dienstverrichter in Nederland;

      • 2°.

        indien geen vergelijkbare levering of verrichting als bedoeld onder 1° voorhanden is:

        • met betrekking tot goederen: een waarde die niet lager is dan de aankoopprijs van de goederen of van soortgelijke goederen of, indien er geen aankoopprijs is, dan de kostprijs, berekend op het tijdstip waarop de levering wordt verricht;

        • met betrekking tot diensten: een waarde die niet lager is dan de door de ondernemer voor het verrichten van de dienst gemaakte uitgaven;

    • t.

      voucher: een instrument ten aanzien waarvan de verplichting bestaat dat instrument als tegenprestatie of gedeeltelijke tegenprestatie voor goederenleveringen of diensten te aanvaarden en waarbij de te verrichten goederenleveringen of diensten, of de identiteit van de potentiële verrichters ervan, vermeld staan op het instrument zelf of in de bijbehorende documentatie, inclusief de voorwaarden voor het gebruik van het instrument;

    • u.

      voucher voor enkelvoudig gebruik: een voucher waarbij de plaats van de goederenlevering of dienstverrichting waarop de voucher betrekking heeft, alsmede het bedrag van de over die goederen of diensten verschuldigde belasting, bekend zijn op het tijdstip van uitgifte van de voucher;

    • v.

      voucher voor meervoudig gebruik: alle vouchers, uitgezonderd vouchers voor enkelvoudig gebruik;

    • w.

      intracommunautaire afstandsverkopen van goederen: de leveringen van goederen die worden verzonden of vervoerd door of voor rekening van de leverancier, ook wanneer de leverancier indirect tussenkomt bij het vervoer of de verzending van de goederen, vanuit een andere lidstaat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

      • 1°.

        de levering van goederen wordt verricht aan een ondernemer of aan een rechtspersoon, andere dan ondernemer, van wie de intracommunautaire verwervingen van goederen krachtens artikel 1a, tweede lid, niet aan de belasting zijn onderworpen, of aan enige andere niet-ondernemer;

      • 2°.

        de geleverde goederen zijn geen nieuwe vervoermiddelen, noch goederen, geleverd na montage of installatie, door of voor rekening van de leverancier, met of zonder beproeven van de geïnstalleerde of gemonteerde goederen;

    • x.

      afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde-land ingevoerde goederen: de leveringen van goederen die worden verzonden of vervoerd door of voor rekening van de leverancier, met inbegrip van gevallen waarin de leverancier indirect tussenkomt bij het vervoer of de verzending van de goederen, vanuit een derdelandsgebied of een derde-land naar een afnemer in een lidstaat, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

      • 1°.

        de levering van goederen wordt verricht aan een ondernemer of aan een rechtspersoon, andere dan ondernemer, van wie de intracommunautaire verwervingen van goederen krachtens artikel 1a, tweede lid, niet aan de belasting zijn onderworpen, of aan enige andere niet-ondernemer;

      • 2°.

        de geleverde goederen zijn geen nieuwe vervoermiddelen, noch goederen, geleverd na montage of installatie, door of voor rekening van de leverancier, met of zonder beproeven van de geïnstalleerde of gemonteerde goederen.

  • 2

    Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de wijze waarop moet worden aangetoond of een vervoermiddel als nieuw aangemerkt dient te worden.


Hoofdstuk II Heffing ter zake van leveringen en diensten


Afdeling 1 Belastbaar feit


Artikel 3

  • 1

    Leveringen van goederen zijn:

    • a.

      de overdracht of overgang van de macht om als eigenaar over een goed te beschikken;

    • b.

      de afgifte van goederen ingevolge een overeenkomst van huurkoop;

    • c.

      de oplevering van onroerende zaken door degene die de zaken heeft vervaardigd, met uitzondering van andere onbebouwde terreinen dan bouwterreinen als bedoeld in artikel 11, zesde lid;

    • d.

      de rechtsovergang van goederen tegen betaling van een vergoeding ingevolge een vordering door of namens de overheid;

    • e.

      [vervallen;]

    • f.

      de rechtsovergang van goederen welke het onderwerp uitmaken van een overeenkomst tot het aanbrengen van die goederen aan een ander goed.

  • 2

    Als levering van goederen wordt mede aangemerkt de vestiging, overdracht, wijziging, afstand en opzegging van rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen, met uitzondering van hypotheek en grondrente, tenzij de vergoeding, vermeerderd met de omzetbelasting, minder bedraagt dan de waarde in het economische verkeer van die rechten. De waarde in het economische verkeer bedraagt ten minste de kostprijs, met inbegrip van de omzetbelasting, van de onroerende zaak waarop het recht betrekking heeft, zoals die zou ontstaan bij de voortbrenging door een onafhankelijke derde op het tijdstip van de handeling.

  • 3

    Met een levering onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, worden gelijkgesteld:

    • a.

      het door een ondernemer aan zijn bedrijf onttrekken van een goed dat hij voor eigen privé-doeleinden of voor privé-doeleinden van zijn personeel bestemt, dat hij om niet verstrekt of, meer in het algemeen, dat hij voor andere dan bedrijfsdoeleinden bestemt, ingeval met betrekking tot dat goed of de bestanddelen daarvan recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan;

    • b.

      [vervallen;]

    • c.

      het onder zich hebben van goederen door een ondernemer of zijn rechthebbenden wanneer hij de uitoefening van zijn bedrijf beëindigt, ingeval bij de aanschaffing van die goederen of bij de bestemming ervan overeenkomstig het bepaalde in onderdeel b, zoals dat luidde op 31 december 2013, recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan.

  • 4

    Indien door meer dan één persoon overeenkomsten worden gesloten met een verplichting tot levering van een zelfde goed dat vervolgens door de eerste persoon rechtstreeks aan de laatste afnemer wordt afgeleverd, wordt dat goed geacht door ieder van die personen te zijn geleverd.

  • 5

    Goederen welke over een veiling worden verhandeld, worden geacht aan en vervolgens door de houder van de veiling te zijn geleverd.

  • 6

    Goederen welke worden geleverd door tussenkomst van een commissionair of dergelijke ondernemer die overeenkomsten sluit op eigen naam maar op order en voor rekening van een ander, worden geacht aan en vervolgens door die ondernemer te zijn geleverd.

  • 7

    Goederen zijn alle voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten, alsmede electriciteit, gas, warmte of koude en dergelijke.

  • 8

    Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel a, worden onttrekkingen van goederen om voor bedrijfsdoeleinden te dienen als geschenken van geringe waarde of als monster, niet als een levering onder bezwarende titel beschouwd.


Artikel 3a

  • 1

    Met een levering van een goed onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt gelijkgesteld de overbrenging door een ondernemer van een eigen goed van zijn bedrijf naar een andere lidstaat.

  • 2

    Overbrenging van een goed naar een andere lidstaat is het verzenden of vervoeren van het goed voor bedrijfsdoeleinden, door of voor rekening van de ondernemer, voor zover het goed niet:

    • a.

      door de ondernemer wordt geleverd in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel f, of wordt geleverd met toepassing van artikel 5a, eerste lid;

    • b.

      door de ondernemer wordt geleverd met toepassing van artikel 5, eerste lid, onderdeel c;

    • c.

      door de ondernemer wordt geleverd met toepassing van artikel 9, tweede lid, onderdeel b;

    • d.

      [vervallen;]

    • e.

      wordt gebruikt ten behoeve van een aan de ondernemer verleende dienst, bestaande in deskundigenonderzoeken of werkzaamheden met betrekking tot dat goed, die feitelijk plaatsvinden in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer, mits dat goed na de deskundigenonderzoeken of werkzaamheden wordt verzonden naar de ondernemer in de lidstaat waarvandaan het oorspronkelijk is verzonden of vervoerd;

    • f.

      tijdelijk wordt gebruikt in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer ten behoeve van een door de ondernemer verrichte dienst;

    • g.

      voor een periode van ten hoogste 24 maanden wordt gebruikt in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer, wanneer de invoer van hetzelfde goed uit een derde-land met het oog op tijdelijk gebruik in aanmerking zou komen voor de regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer; of

    • h.

      bestaat in gas dat via een op het grondgebied van de Unie gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net wordt geleverd onder de voorwaarden van artikel 5b, in warmte of koude dat via warmte- of koudenetten onder die voorwaarden wordt geleverd dan wel in elektriciteit die wordt geleverd onder die voorwaarden.

  • 3

    In geval ten aanzien van een goed als bedoeld in het tweede lid, aanhef, en onderdelen a tot en met h, op enig tijdstip niet meer wordt voldaan aan de in het van toepassing zijnde onderdeel gestelde voorwaarden, wordt het goed geacht op dat tijdstip te zijn overgebracht naar een andere lidstaat.


Artikel 3b

  • 1

    In afwijking van artikel 3a, eerste lid, wordt de overbrenging door een ondernemer van goederen die deel uitmaken van zijn bedrijfsvermogen naar een andere lidstaat in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep niet gelijkgesteld met een levering van goederen onder bezwarende titel.

  • 2

    Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt geacht sprake te zijn van de regeling inzake voorraad op afroep wanneer:

    • a.

      de goederen door een ondernemer zelf worden verzonden of vervoerd of voor zijn rekening door een derde partij worden verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat om die goederen daar, in een later stadium en na aankomst, aan een andere ondernemer te leveren doordat die de macht krijgt overgedragen om over deze goederen als eigenaar te beschikken krachtens een bestaande overeenkomst tussen de beide ondernemers;

    • b.

      de ondernemer die de goederen verzendt of vervoert, zijn bedrijf niet heeft gevestigd of geen vaste inrichting heeft in de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd;

    • c.

      de ondernemer voor wie de te leveren goederen zijn bestemd, voor btw-doeleinden is geïdentificeerd in de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd, en zowel zijn identiteit als het btw-identificatienummer dat door die lidstaat aan hem is toegekend, bij de ondernemer, bedoeld in onderdeel b, bekend zijn op het tijdstip waarop de verzending of het vervoer aanvangt; en

    • d.

      de ondernemer die de goederen verzendt of vervoert of dit voor zijn rekening door een derde laat doen, het vervoer van de goederen opneemt in het register, bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel c, en, overeenkomstig artikel 37a, eerste lid, onderdeel d, in de lijst de identiteit vermeldt van de ondernemer die de goederen afneemt, evenals het btw-identificatienummer dat aan deze is toegekend door de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd.

  • 3

    Wanneer aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, en de periode, genoemd in het vierde lid, is voldaan, zijn op het tijdstip van overdracht van de macht aan de ondernemer, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, om als eigenaar over de goederen te beschikken, de volgende regels van toepassing:

    • a.

      een levering van goederen als bedoeld in tabel II, onderdeel a, post 6, wordt geacht te zijn verricht door de ondernemer die de goederen zelf heeft verzonden of vervoerd of voor zijn rekening door een derde heeft laten verzenden of vervoeren in de lidstaat vanwaar de goederen zijn verzonden of vervoerd;

    • b.

      een intracommunautaire verwerving van goederen wordt geacht te zijn verricht door de ondernemer aan wie deze goederen worden geleverd in de lidstaat waarnaar de goederen werden verzonden of vervoerd.

  • 4

    Indien de goederen niet binnen twaalf maanden na aankomst in de lidstaat waarnaar zij zijn verzonden of vervoerd, zijn geleverd aan de ondernemer, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, of het zesde lid, en geen van de situaties, genoemd in het zevende lid, zich heeft voorgedaan, wordt een overbrenging als bedoeld in artikel 3a geacht te zijn verricht op de dag na het verstrijken van de periode van twaalf maanden.

  • 5

    In afwijking van het vierde lid wordt geen overbrenging als bedoeld in artikel 3a geacht te zijn verricht indien:

    • a.

      de macht om als eigenaar te beschikken over de goederen niet is overgedragen en die goederen worden teruggezonden naar de lidstaat vanwaar zij zijn verzonden of vervoerd binnen de periode, genoemd in het vierde lid; en

    • b.

      de ondernemer die de goederen heeft verzonden of vervoerd, de retour ontvangen goederen opneemt in het register, bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel c.

  • 6

    Indien de ondernemer, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, binnen de periode, genoemd in het vierde lid, wordt vervangen door een andere ondernemer, wordt op het tijdstip van de vervanging geen overbrenging als bedoeld in artikel 3a geacht te zijn verricht, op voorwaarde dat:

    • a.

      alle andere voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, zijn vervuld; en

    • b.

      de ondernemer, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, de vervanging opneemt in het register, bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel c.

  • 7

    Indien ten minste één van de voorwaarden, bedoeld in het tweede of zesde lid, binnen de periode, genoemd in het vierde lid, niet langer is vervuld, wordt een overbrenging van goederen in de zin van artikel 3a geacht te zijn verricht op het tijdstip dat de desbetreffende voorwaarde niet langer is vervuld. Dit tijdstip is, afhankelijk van de niet-vervulde voorwaarden, bepaald op de volgende momenten:

    • a.

      indien de goederen worden geleverd aan een andere persoon dan de ondernemer, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, of in het zesde lid: onmiddellijk vóór een dergelijke levering;

    • b.

      indien de goederen na aankomst in de lidstaat van bestemming worden verzonden of vervoerd naar een ander land dan de lidstaat vanwaar zij oorspronkelijk werden verplaatst: onmiddellijk vóór de aanvang van een dergelijke verzending of een dergelijk vervoer; of

    • c.

      indien de goederen worden vernietigd of gestolen of verloren zijn gegaan: op de datum waarop de goederen daadwerkelijk werden vernietigd of gestolen of verloren zijn gegaan, of indien het onmogelijk is om deze datum te bepalen, op de datum waarop werd vastgesteld dat de goederen waren vernietigd of gestolen of verloren zijn gegaan.


Artikel 3c

  • 1

    Indien een ondernemer via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde-land ingevoerde goederen in zendingen met een intrinsieke waarde van niet meer dan € 150, faciliteert, wordt die ondernemer geacht die goederen zelf te hebben ontvangen en geleverd.

  • 2

    Indien een ondernemer via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, de levering van goederen binnen de Unie door een niet in de Unie gevestigde ondernemer aan een andere dan ondernemer, faciliteert, wordt de ondernemer die de levering faciliteert geacht die goederen zelf te hebben ontvangen en geleverd.


Artikel 4

  • 1

    Diensten zijn alle prestaties, niet zijnde leveringen van goederen in de zin van artikel 3.

  • 2

    Met een dienst verricht onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, worden gelijkgesteld:

    • a.

      het gebruiken van een tot het bedrijf behorend goed voor privé-doeleinden van de ondernemer of van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden, wanneer voor dit goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan;

    • b.

      het om niet verrichten van diensten door de ondernemer voor eigen privé-doeleinden of voor privé-doeleinden van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden.

  • 3

    Ter voorkoming van ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen worden voorts met een dienst verricht onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, gelijkgesteld de bij ministeriële regeling aan te wijzen verrichtingen door ondernemers binnen hun bedrijf, in gevallen waarin die ondernemers, indien zij die verrichtingen door andere ondernemers zouden laten doen, de belasting niet of niet geheel in aftrek zouden kunnen brengen.

  • 4

    Diensten welke worden verleend door tussenkomst van een commissionair of dergelijke ondernemer die overeenkomsten sluit op eigen naam maar op order en voor rekening van een ander, worden geacht aan en vervolgens door die ondernemer te zijn verleend.


Afdeling 1a Plaats van levering


Artikel 5

  • 1

    De plaats waar een levering wordt verricht, is:

    • a.

      ingeval het goed in verband met de levering, anders dan in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel f, wordt verzonden of vervoerd, de plaats waar de verzending of het vervoer aanvangt;

    • b.

      in andere gevallen de plaats waar het goed zich bevindt op het tijdstip van de levering;

    • c.

      in afwijking van onderdeel b, in geval van een levering van goederen aan boord van een schip, vliegtuig of trein en tijdens het gedeelte van een binnen de Unie verricht passagiersvervoer, de plaats van vertrek van het vervoer van passagiers.

  • 2

    In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, worden, in de gevallen waarin de plaats van vertrek van de verzending of het vervoer van de goederen in een derdelandsgebied of derde-land ligt, de plaats waar de levering wordt verricht alsmede de plaats waar eventuele volgende leveringen worden verricht, geacht in de lidstaat van invoer van de goederen te liggen, voor zover de goederen door de leverancier of in diens opdracht worden ingevoerd.


Artikel 5a

  • 1

    In afwijking van artikel 5, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, wordt de plaats van levering:

    • a.

      van intracommunautaire afstandsverkopen van goederen geacht de plaats te zijn waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer;

    • b.

      van afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde-land ingevoerde goederen geacht de plaats te zijn waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer, indien de invoer plaatsvindt in een andere lidstaat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer;

    • c.

      van afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde-land ingevoerde goederen geacht zich in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer in die lidstaat te bevinden, indien de invoer in die lidstaat plaatsvindt, mits de belasting op deze goederen moet worden aangegeven in het kader van de invoerregeling, bedoeld in hoofdstuk V, afdeling 7, paragraaf 4.

  • 2

    Het eerste lid is niet van toepassing op de leveringen van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten die aan de btw zijn onderworpen overeenkomstig de toepasselijke bijzondere regelingen van BTW-richtlijn 2006.


Artikel 5b

  • 1

    Ingeval de levering van gas via een op het grondgebied van de Unie gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net, van warmte of koude via warmte- of koudenetten of van elektriciteit wordt verricht aan een ondernemer die wederverkoper is, wordt die levering, in afwijking van artikel 5, verricht op de plaats waar deze ondernemer is gevestigd of een vaste inrichting heeft waarvoor de goederen worden geleverd, dan wel, bij het ontbreken hiervan, op de plaats waar zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats is.

  • 2

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt, in afwijking van artikel 2a, eerste lid, onderdeel k, onder een wederverkoper verstaan een ondernemer wiens hoofdactiviteit op het gebied van de aankoop van gas, warmte of koude of elektriciteit bestaat in het opnieuw verkopen van die producten en wiens eigen verbruik van die producten verwaarloosbaar is.

  • 3

    In afwijking van artikel 5 wordt de levering van gas via een op het grondgebied van de Unie gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net, van warmte of koude via warmte- of koudenetten of van elektriciteit in andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid verricht op de plaats waar de afnemer het werkelijke gebruik en verbruik van de goederen heeft. Ingeval het gas, de warmte, de koude of de elektriciteit geheel of ten dele niet daadwerkelijk door de afnemer wordt verbruikt, worden deze niet-verbruikte goederen geacht te zijn gebruikt en verbruikt op de plaats waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd waarvoor de goederen worden geleverd. Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting wordt de afnemer geacht de goederen te hebben gebruikt en verbruikt in zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats.


Artikel 5c

  • 1

    Indien dezelfde goederen het voorwerp van opeenvolgende leveringen uitmaken en die goederen van een lidstaat naar een andere lidstaat rechtstreeks van de eerste leverancier naar de laatste afnemer in de keten worden verzonden of vervoerd, wordt de verzending of het vervoer uitsluitend toegeschreven aan de levering aan de tussenhandelaar, bedoeld in het derde lid.

  • 2

    In afwijking van het eerste lid wordt de verzending of het vervoer uitsluitend aan de levering van goederen door die tussenhandelaar toegeschreven indien de tussenhandelaar aan zijn leverancier het btw-identificatienummer heeft meegedeeld dat de lidstaat vanwaar de goederen worden verzonden of vervoerd, aan hem heeft toegekend.

  • 3

    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder tussenhandelaar verstaan de leverancier in de keten die de goederen ofwel zelf verzendt of vervoert ofwel voor zijn rekening door een derde laat verzenden of vervoeren. De hier bedoelde tussenhandelaar kan niet de eerste leverancier in de keten zijn.


Artikel 5d

Indien een ondernemer geacht wordt goederen te hebben ontvangen en geleverd als bedoeld in artikel 3c wordt de verzending of het vervoer van de goederen toegerekend aan de levering die door die ondernemer is verricht.


Afdeling 1b Plaats van een dienst


Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1 Algemene bepalingen


Artikel 6

  • 1

    De plaats van een dienst, verricht voor een als zodanig handelende ondernemer, is de plaats waar die ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd. Worden deze diensten evenwel verricht voor een vaste inrichting van de ondernemer op een andere plaats dan die waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, dan geldt als plaats van dienst de plaats waar deze vaste inrichting zich bevindt. Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, geldt als plaats van de dienst de woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats van de ondernemer die deze diensten afneemt.

  • 2

    De plaats van een dienst, verricht voor een andere dan ondernemer, is de plaats waar de dienstverrichter de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd. Worden deze diensten evenwel verricht vanuit een vaste inrichting van de dienstverrichter, op een andere plaats dan die waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, dan geldt als plaats van dienst de plaats waar deze vaste inrichting zich bevindt. Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, geldt als plaats van de diensten de woonplaats of de gebruikelijke verblijfplaats van de dienstverrichter.


Paragraaf 2 Bijzondere bepalingen

Paragraaf 2 Bijzondere bepalingen


Artikel 6a

De plaats van een dienst die voor andere dan ondernemers wordt verricht door een tussenpersoon die in naam en voor rekening van derden handelt, is de plaats waar de onderliggende handeling overeenkomstig de bepalingen van deze wet wordt verricht.


Artikel 6b

De plaats van een dienst die betrekking heeft op een onroerende zaak, met inbegrip van diensten van experts en makelaars in onroerende zaken, het verstrekken van accommodatie in het hotelbedrijf of in sectoren met een soortgelijke functie, zoals vakantiekampen of locaties die zijn ontwikkeld voor gebruik als kampeerterreinen, het verlenen van gebruiksrechten op een onroerende zaak, alsmede van diensten die erop gericht zijn de uitvoering van bouwwerken voor te bereiden of te coördineren, zoals de diensten verricht door architecten en door bureaus die toezicht houden op de uitvoering van het werk, is de plaats waar de onroerende zaak is gelegen.


Artikel 6c

  • 1

    De plaats van personenvervoerdiensten is de plaats waar het vervoer plaatsvindt, zulks naar verhouding van de afgelegde afstanden.

  • 2

    De plaats van andere goederenvervoerdiensten voor andere dan ondernemers dan het intracommunautaire goederenvervoer, is de plaats waar het vervoer plaatsvindt, zulks naar verhouding van de afgelegde afstanden.

  • 3

    De plaats van intracommunautaire goederenvervoerdiensten voor andere dan ondernemers, is de plaats van vertrek.


Artikel 6d

De plaats van een voor een ondernemer verrichte dienst bestaande in het verlenen van toegang tot culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke evenementen, zoals beurzen en tentoonstellingen, en met de toegangverlening samenhangende diensten, is de plaats waar deze evenementen daadwerkelijk plaatsvinden.


Artikel 6e

  • 1

    De plaats van voor een andere dan ondernemer verrichte diensten en van daarmee samenhangende diensten, in verband met culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke activiteiten, zoals beurzen en tentoonstellingen, inclusief de dienstverrichtingen van de organisatoren van dergelijke activiteiten, is de plaats waar die activiteiten daadwerkelijk plaatsvinden.

  • 2

    De plaats van de volgende diensten die voor andere dan ondernemers worden verricht, is de plaats waar die diensten daadwerkelijk worden verricht:

    • a.

      activiteiten die met vervoer samenhangen, zoals laden, lossen, intern vervoer en soortgelijke activiteiten;

    • b.

      deskundigenonderzoeken en werkzaamheden met betrekking tot roerende lichamelijke zaken.


Artikel 6f

  • 1

    De plaats van restaurant- en cateringdiensten is de plaats waar die diensten materieel worden verricht.

  • 2

    De plaats van restaurant- en cateringdiensten die materieel worden verricht aan boord van een schip, vliegtuig of trein tijdens het in de Unie verrichte gedeelte van een passagiersvervoer, is de plaats van vertrek van het passagiersvervoer.


Artikel 6g

  • 1

    De plaats van dienst van kortdurende verhuur van een vervoermiddel is de plaats waar dat vervoermiddel daadwerkelijk ter beschikking van de afnemer wordt gesteld.

  • 2

    De plaats van andere dan kortdurende verhuur van een vervoermiddel aan een andere dan ondernemer is de plaats waar de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.

  • 3

    In afwijking van het tweede lid is de plaats van andere dan kortdurende verhuur van een pleziervaartuig aan een andere dan ondernemer de plaats waar het pleziervaartuig effectief ter beschikking van de afnemer wordt gesteld, indien deze dienst daadwerkelijk door de dienstverrichter wordt verricht vanuit de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting aldaar.

  • 4

    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder «kortdurende verhuur» verstaan: het ononderbroken bezit of gebruik van het vervoermiddel gedurende een periode van ten hoogste dertig dagen, en voor schepen ten hoogste negentig dagen.


Artikel 6h

  • 1

    De plaats van dienst van de volgende diensten, die worden verricht voor een andere dan ondernemer, is de plaats waar deze persoon gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft:

    • a.

      telecommunicatiediensten;

    • b.

      radio- en televisieomroepdiensten;

    • c.

      elektronische diensten.

  • 2

    Het feit dat de dienstverrichter en de afnemer langs elektronische weg berichten uitwisselen, betekent op zich niet dat de verrichte dienst een elektronische dienst is.


Artikel 6i

De plaats van de volgende diensten, verricht voor een andere dan ondernemer die buiten de Unie gevestigd is of aldaar zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, is de plaats waar deze persoon gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft:

  • a.

    de overdracht en het verlenen van auteursrechten, octrooien, licentierechten, handelsmerken en soortgelijke rechten;

  • b.

    diensten op het gebied van de reclame;

  • c.

    diensten verricht door raadgevende personen, ingenieurs, adviesbureaus, advocaten, accountants en andere soortgelijke diensten, alsmede gegevensverwerking en informatieverschaffing;

  • d.

    de verplichting om een beroepsactiviteit of een in dit artikel vermeld recht geheel of gedeeltelijk niet uit te oefenen;

  • e.

    bank-, financiële en verzekeringsverrichtingen met inbegrip van herverzekeringsverrichtingen en met uitzondering van de verhuur van safeloketten;

  • f.

    het beschikbaar stellen van personeel;

  • g.

    de verhuur van roerende lichamelijke zaken, met uitzondering van alle vervoermiddelen;

  • h.

    het bieden van toegang tot een op het grondgebied van de Unie gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net, tot warmte- of koudenetten of tot het elektriciteitssysteem, alsmede het verrichten van transmissie- of distributiediensten via deze systemen of netten en het verrichten van andere daarmee rechtstreeks verbonden diensten.


Paragraaf 3 Voorkoming van niet-heffing

Paragraaf 3 Voorkoming van niet-heffing


Artikel 6j

De hierna genoemde diensten die worden verricht door ondernemers die buiten de Unie wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben van waaruit de dienst wordt verricht, of die, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats buiten de Unie hebben, en de plaats van die diensten buiten de Unie is gelegen worden aangemerkt als worden zij in Nederland verricht, wanneer het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie in Nederland plaatsvinden:

  • a.

    diensten, bestaande in de verhuur van vervoermiddelen, die worden verricht voor andere dan ondernemers die in Nederland wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben waarvoor de diensten worden verricht;

  • b.

    diensten als bedoeld in artikel 6i, onderdelen a tot en met g, die worden verricht voor in Nederland gevestigde lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, andere dan ondernemers.


Paragraaf 4 Drempel voor ondernemers die onder artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, vallende goederen leveren en onder artikel 6h vallende diensten verrichten

Paragraaf 4 Drempel voor ondernemers die onder artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, vallende goederen leveren en onder artikel 6h vallende diensten verrichten


Artikel 6k

  • 1

    Artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, en artikel 6h, eerste lid, zijn niet van toepassing wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de leverancier of dienstverrichter is gevestigd of, bij gebreke van een vestiging, heeft zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in slechts één lidstaat;

    • b.

      de diensten worden verleend aan andere dan ondernemers die gevestigd zijn, hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats hebben in een andere dan de lidstaat, bedoeld in onderdeel a, of de goederen worden verzonden of vervoerd naar een andere dan de lidstaat bedoeld in onderdeel a; en

    • c.

      het totale bedrag van de leveringen van diensten of goederen, bedoeld in onderdeel b, de belasting niet inbegrepen, is in het lopende kalenderjaar niet hoger dan € 10 000 of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid, en heeft dit bedrag ook niet overschreden in de loop van het voorafgaande kalenderjaar.

  • 2

    Wanneer de drempel, genoemd in het eerste lid, onderdeel c, in de loop van een kalenderjaar wordt overschreden, zijn artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, en artikel 6h vanaf die datum van toepassing.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid, zijn artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, en artikel 6h van toepassing wanneer de leverancier of dienstverrichter, bedoeld in het eerste lid, in de lidstaat op het grondgebied waarvan hij is gevestigd of, bij gebreke van een vestiging zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, daarvoor kiest overeenkomstig de in die lidstaat geldende regels.

  • 4

    Wanneer de lidstaat, bedoeld in het derde lid, Nederland is, meldt de leverancier of dienstverrichter die artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, en artikel 6h wil toepassen dit bij de inspecteur. Deze melding geldt tot wederopzegging door die ondernemer doch ten minste voor twee kalenderjaren. De melding wordt gedaan op een door de inspecteur vast te stellen wijze. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de melding.

  • 5

    De tegenwaarde in de nationale munteenheid van het bedrag, genoemd in het eerste lid, onderdeel c, wordt berekend volgens de wisselkoers die op 5 december 2017 door de Europese Centrale Bank bekend is gemaakt.


Afdeling 1c Ondernemer


Artikel 7

  • 1

    Ondernemer is ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent.

  • 2

    Waar in deze wet wordt gesproken van bedrijf, wordt daaronder mede verstaan:

    • a.

      beroep;

    • b.

      exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen.

  • 3

    Bij ministeriële regeling kan worden bepaald, dat publiekrechtelijke lichamen die, anders dan als ondernemer, prestaties verrichten welke uit hun aard ook door ondernemers kunnen worden verricht, met betrekking tot die prestaties als ondernemer worden aangemerkt.

  • 4

    Natuurlijke personen en lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, die op grond van het bepaalde in dit artikel ondernemer zijn en die in Nederland wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben en die in financieel, organisatorisch en economisch opzicht zodanig zijn verweven, dat zij een eenheid vormen, worden, al dan niet op verzoek van één of meer van deze natuurlijke personen of lichamen, bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur als één ondernemer aangemerkt en wel met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die waarin de inspecteur die beschikking heeft afgegeven. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter zake van de vorming, wijziging en beëindiging van de fiscale eenheid.

  • 5

    Onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden kunnen lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen die, anders dan als ondernemer, prestaties verrichten ten behoeve van ondernemers, die krachtens artikel 15 ter zake belasting in aftrek zouden hebben kunnen brengen, indien die prestaties ten behoeve van hen door een ondernemer zouden zijn verricht, met betrekking tot die prestaties als ondernemer worden aangemerkt.

  • 6

    Degene die, anders dan als ondernemer, een nieuw vervoermiddel levert welk vervoermiddel wordt verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat, wordt met betrekking tot die levering als ondernemer aangemerkt.

  • 7

    Voor de toepassing van de regels betreffende de plaats van dienst in deze wet en in de daarop gebaseerde bepalingen wordt:

    • a.

      een ondernemer die ook werkzaamheden of handelingen verricht die niet als belastbare goederenleveringen of diensten in de zin van artikel 2, lid 1, van BTW-richtlijn 2006 worden beschouwd, met betrekking tot alle voor hem verrichte diensten als ondernemer aangemerkt;

    • b.

      een rechtspersoon, andere dan ondernemer, die voor btw-doeleinden is geïdentificeerd, als ondernemer aangemerkt.


Afdeling 2 Maatstaf en tarief van heffing


Artikel 8

  • 1

    De belasting wordt berekend over de vergoeding.

  • 2

    De vergoeding is het totale bedrag dat - of voor zover de tegenprestatie niet in een geldsom bestaat, de totale waarde van de tegenprestatie welke - ter zake van de levering of de dienst in rekening wordt gebracht, de omzetbelasting niet daaronder begrepen. Ingeval ter zake van de levering of de dienst meer wordt voldaan dan hetgeen in rekening is gebracht, komt in plaats daarvan in aanmerking hetgeen is voldaan.

  • 3

    Ten aanzien van de handelingen, bedoeld in artikel 3, derde lid, en artikel 3a, eerste lid, wordt de vergoeding gesteld op de aankoopprijs van de goederen of van soortgelijke goederen of, indien er geen aankoopprijs is, de kostprijs, berekend op het tijdstip waarop deze handelingen worden uitgevoerd.

  • 4

    De vergoeding wordt gesteld op de normale waarde van de dienst indien:

    • a.

      een auto tegen een lagere vergoeding dan de normale waarde voor andere dan bedrijfsdoeleinden in gebruik wordt gegeven aan een verbonden afnemer die geen volledig recht op aftrek heeft uit hoofde van artikel 15;

    • b.

      het gaat om handelingen als bedoeld in artikel 4, derde lid.

    Voor de toepassing van de eerste alinea, onderdeel a, wordt onder een verbonden afnemer verstaan een werknemer, een afnemer die een bestuurlijke verhouding met de ondernemer heeft en een afnemer waarmee de ondernemer een familiale band heeft.

  • 5

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in hoever:

    • a.

      de korting voor contante betaling, de kosten van verpakking, de vracht- en assurantiekosten, de uitschotten van belasting en andere met doorlopende posten gelijk te stellen bedragen niet tot de vergoeding behoren;

    • b.

      bij met grondrente bezwaarde eigendom, rechten van erfpacht, opstal, erfdienstbaarheid of beklemming, appartementen, lidmaatschapsrechten en dergelijke, de daaraan verbonden lasten tot de vergoeding behoren;

    • c.

      bij eigendom, bezwaard met een recht van erfpacht, opstal, erfdienstbaarheid of beklemming, de vergoeding wordt verminderd met de aan die rechten verbonden lasten;

    • d.

      bij levering anders dan met toepassing van artikel 28b of 28d, van gebruikte personenauto's, gebruikte motorrijwielen en gebruikte bestelauto's in de zin van artikel 10 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, de vergoeding wordt verminderd met de op de voet van die wet geheven belasting. Voor het vaststellen van het bedrag van die vermindering worden regels gesteld met inachtneming van de bepalingen van of ingevolge die wet.

  • 6

    Indien gegevens voor het bepalen van de vergoeding zijn uitgedrukt in een andere munteenheid dan de euro, wordt de wisselkoers vastgesteld overeenkomstig de laatst genoteerde verkoopkoers op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt. In plaats van het hiervoor bedoelde wisselkoersmechanisme mag ook gebruik gemaakt worden van de wisselkoers die, op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt, door de Europese Centrale Bank laatstelijk was bekendgemaakt.

  • 7

    Ten aanzien van de handelingen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, wordt de vergoeding gesteld op de door de ondernemer voor het verrichten van de diensten gemaakte uitgaven. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de door de ondernemer voor het verrichten van deze diensten gemaakte uitgaven.


Artikel 8a

[Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden]


Artikel 9

  • 1

    De belasting bedraagt 21 percent.

  • 2

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting:

    • a.

      9 percent voor leveringen van goederen en diensten, genoemd in de bij deze wet behorende tabel I;

    • b.

      nihil voor leveringen van goederen en diensten, genoemd in de bij deze wet behorende tabel II, mits is voldaan aan bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden.


Artikel 10

[Vervallen]


Afdeling 3 Vrijstellingen


Artikel 11

  • 1

    Onder bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden zijn van de belasting vrijgesteld:

    • a.

      de levering van onroerende zaken en van rechten waaraan deze zijn onderworpen, met uitzondering van:

      • 1°.

        de levering van een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het erbij behorend terrein vóór, op of uiterlijk twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming, alsmede de levering van een bouwterrein;

      • 2°.

        leveringen, andere dan die bedoeld onder 1°, aan personen die de onroerende zaak gebruiken voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van belasting op de voet van artikel 15 bestaat, mits de ondernemer die de levering verricht en degene aan wie wordt geleverd, blijkens de notariële akte van levering daarvoor hebben gekozen of in andere gevallen gezamenlijk een verzoek daartoe aan de inspecteur hebben gedaan en overigens voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;

    • b.

      de verhuur (de verpachting daaronder begrepen) van onroerende zaken, met uitzondering van:

      • 1°.

        de verhuur van blijvend geïnstalleerde werktuigen en machines;

      • 2°.

        de verhuur binnen het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen, die daar slechts voor een korte periode verblijf houden;

      • 3°.

        de verhuur van parkeerruimte voor voertuigen en de verhuur van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen;

      • 4°.

        de verhuur van safeloketten;

      • 5°.

        de verhuur van onroerende zaken, andere dan gebouwen en gedeelten daarvan welke als woning worden gebruikt, door een verhuurder, die niet de vrijstelling, bedoeld in artikel 25, eerste lid, toepast, aan personen die de onroerende zaak gebruiken voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van de belasting op de voet van artikel 15 bestaat mits de verhuurder en de huurder blijkens de schriftelijke huurovereenkomst daarvoor hebben gekozen of in andere gevallen gezamenlijk een verzoek daartoe aan de inspecteur hebben gedaan en overigens voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;

      onder verhuur van onroerende zaken wordt mede verstaan iedere andere vorm waarin onroerende zaken voor gebruik, anders dan als levering, ter beschikking worden gesteld;

    • c.

      het verzorgen en het verplegen van in een inrichting opgenomen personen, alsmede de handelingen die daarmee nauw samenhangen, waaronder begrepen het verstrekken van spijzen en dranken, geneesmiddelen en verbandmiddelen aan die personen;

    • d.

      de diensten aan de jeugd en de jeugdleiders door organisaties voor het algemene jeugdwerk die door de overheid als zodanig zijn erkend;

    • e.

      diensten die nauw samenhangen met de beoefening van sport of met lichamelijke opvoeding en die door instellingen worden verricht voor personen die aan sport of lichamelijke opvoeding doen, met uitzondering van:

      • het verlenen van toegang tot wedstrijden, demonstraties en dergelijke;

      • het ter beschikking stellen van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen die op grond van objectieve kenmerken niet geschikt zijn voor sportbeoefening;

    • f.

      de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen leveringen en diensten van sociale of culturele aard, mits de ondernemer geen winst beoogt en niet een verstoring van concurrentieverhoudingen optreedt ten opzichte van ondernemers die winst beogen;

    • g.

      • 1°.

        de volgende leveringen en diensten:

        • a.

          de diensten op het vlak van de gezondheidskundige verzorging van de mens door beoefenaren van een medisch of paramedisch beroep die een op dit beroep gerichte opleiding hebben voltooid waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor zover deze diensten tot het gebied van deskundigheid van dit beroep behoren en onderdeel vormen van bedoelde opleiding;

        • b.

          diensten die door tandtechnici als zodanig worden verricht; de leveringen van tandprothesen door tandartsen en tandtechnici; het vervoer van zieken of gewonden met ambulance-automobielen;

      • 2°.

        de verblijfszorg, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onder a, en de zorg, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onder b en c, van de Wet langdurige zorg, alsmede huishoudelijke hulp, voor zover die zorg niet gepaard gaat met verblijf in een instelling en plaatsvindt aan personen ten behoeve van wie in een indicatiebesluit op grond van de Wet langdurige zorg is vastgesteld dat ze op de in die onderdelen bedoelde zorg zijn aangewezen;

      • 3°.

        de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen diensten die deel uitmaken van een voorziening ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, verleend aan personen van wie vaststaat dat zij ingevolge die wet op die diensten zijn aangewezen;

      • 4°.

        de diensten door ondernemers bestaande in het verlenen van dagbesteding, arbeidstraining of dagopvang aan:

    • h.

      de diensten door lijkbezorgers;

    • i.

      de volgende leveringen en diensten:

      • 1°.

        de handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deviezen, bankbiljetten en munten, welke in enig land de hoedanigheid van wettig betaalmiddel bezitten, met uitzondering van bankbiljetten en munten, welke gewoonlijk niet als wettig betaalmiddel worden gebruikt of welke een verzamelwaarde hebben;

      • 2°.

        de handelingen, bemiddeling daaronder begrepen doch uitgezonderd bewaring en beheer, inzake effecten en andere waardepapieren met uitzondering van documenten welke goederen vertegenwoordigen;

      • 3°.

        het beheer van door beleggingsfondsen en beleggingsmaatschappijen ter collectieve belegging bijeengebrachte vermogens;

    • j.

      de volgende diensten:

      • 1°.

        het verlenen van en de bemiddeling inzake krediet;

      • 2°.

        de handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende giro- en rekeningcourantverkeer, deposito's, betalingen, overmakingen, schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren, met uitzondering van de invordering van schuldvorderingen;

      • 3°.

        het aangaan van en het bemiddelen bij borgtochten en andere zekerheids- en garantieverbintenissen;

    • k.

      handelingen ter zake van verzekering en herverzekering met inbegrip van daarmee samenhangende diensten, verricht door assurantiemakelaars en verzekeringstussenpersonen;

    • l.
    • m.

      de diensten, en de daarmee gepaard gaande leveringen, bedoeld in artikel 16 van de Postwet 2009, die worden verricht door een verlener van de universele postdienst, bedoeld in die wet;

    • n.

      de niet-commerciële activiteiten van openbare radio- en televisieorganisaties;

    • o.

      het verzorgen van:

      • 1°.

        onderwijs, met inbegrip van de diensten en leveringen die daarmee nauw samenhangen, door daartoe bestemde scholen en instellingen, als is omschreven bij of krachtens de wetten tot regeling van het onderwijs dat krachtens wettelijk voorschrift is onderworpen aan het toezicht door de Inspectie van het onderwijs of aan een ander toezicht door de minister die met de zorg voor het desbetreffende onderwijs is belast;

      • 2°.

        bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen onderwijs, met inbegrip van de diensten en leveringen die daarmee nauw samenhangen, waarbij kan worden bepaald, dat de vrijstelling slechts toepassing vindt ten aanzien van ondernemers die met dat onderwijs geen winst beogen;

    • p.

      de voordrachten en dergelijke diensten in bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen, mits tegen een vergoeding die in hoofdzaak strekt tot dekking van kosten;

    • q.

      de diensten door componisten, schrijvers en journalisten;

    • r.

      de levering van een roerende zaak die in het bedrijf van de ondernemer uitsluitend is gebruikt ten behoeve van vrijgestelde prestaties of voor doeleinden als zijn bedoeld in artikel 16, ingeval ter zake van de voorafgaande levering van die zaak geen belasting in aftrek is gebracht;

    • s.

      de levering van menselijke organen, menselijk bloed en moedermelk;

    • t.

      de diensten en daarmee nauw samenhangende leveringen door werkgevers- en werknemersorganisaties, alsmede door organisaties van politieke, godsdienstige, vaderlandslievende, levensbeschouwelijke of liefdadige aard aan hun leden tegen een statutair vastgestelde contributie;

    • u.

      bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen diensten welke door zelfstandige groeperingen van personen of lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, die prestaties verrichten welke zijn vrijgesteld of waarvoor zij geen ondernemer zijn, worden verleend aan hun leden en welke rechtstreeks nodig zijn voor het verrichten van voornoemde prestaties, mits die groeperingen van hun leden slechts terugbetaling vorderen van hun aandeel in de gezamenlijke uitgaven en geen verstoring van concurrentieverhoudingen optreedt;

    • v.

      leveringen en diensten van bijkomstige aard door organisaties waarvan de prestaties overigens op grond van onderdeel c, d, e, f, o, onder 1°, of t zijn vrijgesteld, voor zover die leveringen en diensten voortvloeien uit activiteiten ter verkrijging van financiële steun voor deze organisaties, mits de ontvangsten ter zake van leveringen niet meer bedragen dan € 68 067 per jaar en ter zake van diensten niet meer dan € 22 689 per jaar, met dien verstande dat voor organisaties als bedoeld in onderdeel e, laatstgenoemd bedrag € 50 000 bedraagt;

    • w.

      opvang van kinderen in kinderopvang of gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, indien het betreft kinderopvang in een overeenkomstig die wet geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang door tussenkomst van een overeenkomstig die wet geregistreerd gastouderbureau en overigens wordt voldaan aan de in voormelde wet gestelde eisen, opvang van kinderen als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, onderdeel a, van die wet, alsmede nader bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen vormen van kinderopvang.

  • 2

    De nauw samenhangende leveringen en diensten, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdelen c, e, o en t, zijn van de vrijstelling uitgesloten wanneer zij:

    • a.

      niet onontbeerlijk zijn voor het verrichten van de vrijgestelde handelingen; of

    • b.

      in hoofdzaak ertoe strekken aan de instelling extra opbrengsten te verschaffen door de uitvoering van handelingen welke worden verricht in rechtstreekse mededinging met aan de heffing van belasting onderworpen handelingen van commerciële ondernemingen.

  • 3

    De vrijstellingen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdelen c, e en t, zijn slechts van toepassing, indien de ondernemer geen winst beoogt. Onder het beogen van winst wordt mede verstaan het behalen van exploitatieoverschotten, tenzij deze worden aangewend voor de instandhouding of verbetering van de diensten die worden verricht.

  • 4

    Voor toepassing van het eerste lid, onderdeel e, is geen sprake van een instelling die winst beoogt, indien:

    • a.

      de instelling direct of indirect bijdragen ontvangt die geen vergoeding vormen of een vergoeding vormen hoger dan de normale waarde voor een prestatie en de instelling zonder die bijdragen geen overschot zou behalen; of

    • b.

      aan de instelling direct of indirect een sportaccommodatie of een gedeelte daarvan ter beschikking wordt gesteld door een publiekrechtelijk lichaam dat ter zake van die terbeschikkingstelling niet ten minste de aan die accommodatie of het gedeelte daarvan toerekenbare integrale kosten aan zijn afnemer in rekening brengt.

  • 5

    Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, onder 1°:

    • a.

      wordt als gebouw beschouwd ieder bouwwerk dat vast met de grond is verbonden;

    • b.

      wordt na de verbouwing van een gebouw de ingebruikneming als eerste ingebruikneming aangemerkt, indien door die verbouwing een vervaardigd goed is voortgebracht;

    • c.

      wordt als erbij behorend terrein beschouwd ieder terrein dat naar maatschappelijke opvattingen behoort bij dan wel dienstbaar is aan het gebouw.

  • 6

    Onder een bouwterrein als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, wordt verstaan onbebouwde grond die kennelijk bestemd is om te worden bebouwd met een of meer gebouwen.

  • 7

    Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen a, onder 2°, en b, onder 5°, worden onder het gebruiken voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van belasting op de voet van artikel 15 bestaat, niet begrepen de handelingen, bedoeld in de artikelen 3, derde lid, en 4, tweede lid.

  • 8

    Tot de leveringen of diensten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen f, g, onder 2° en onder 3°, t, u of v, behoren niet de bij ministeriële regeling, in verband met het voorkomen van een verstoring van concurrentieverhoudingen, aan te wijzen leveringen of diensten.


Afdeling 4 Wijze van heffing


Artikel 12

  • 1

    De belasting wordt geheven van de ondernemer die de levering of de dienst verricht.

  • 2

    Ingeval de ondernemer die een levering als bedoeld in artikel 5b of een dienst als bedoeld in artikel 6, eerste lid, verricht, niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft van waaruit de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend, en aan degene aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend een btw-identificatienummer in Nederland is toegekend, wordt de belasting geheven van degene aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend.

  • 3

    Ingeval de ondernemer die de levering, niet zijnde een levering waarop de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, van toepassing is, of een dienst, andere dan bedoeld in het tweede lid, verricht, niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft van waaruit de levering of de dienst wordt verricht, en degene aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend, een ondernemer is die in Nederland woont of is gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting heeft, of een in Nederland gevestigd lichaam in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is, wordt de belasting geheven van degene aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend.

  • 4

    Voor de toepassing van dit artikel wordt een ondernemer die een vaste inrichting heeft in Nederland, geacht een niet in Nederland gevestigde ondernemer te zijn wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      hij verricht in Nederland een belastbare goederenlevering of een dienst;

    • b.

      bij het verrichten van die goederenlevering of die dienst is de vaste inrichting in Nederland niet betrokken.

  • 5

    In bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen wordt onder bij of krachtens deze maatregel te stellen regelen de belasting, ten einde voor de inning daarvan meer waarborgen te scheppen, geheven van degene aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend.


Artikel 13

  • 1

    De belasting wordt verschuldigd:

    • a.

      in gevallen waarin ingevolge de artikelen 34b tot en met 35 een factuur moet worden uitgereikt, op het tijdstip van de uitreiking of, indien deze niet tijdig plaatsvindt, het tijdstip waarop zij uiterlijk had moeten geschieden tenzij sprake is van een dienst waarover de belasting op grond van artikel 12, tweede lid, verschuldigd is door de afnemer van deze dienst, in welk geval de belasting verschuldigd wordt op het tijdstip waarop de dienst wordt verricht;

    • b.

      in andere gevallen op het tijdstip waarop de levering of de dienst wordt verricht.

  • 2

    In afwijking in zover van het eerste lid wordt de belasting of het desbetreffende gedeelte daarvan uiterlijk verschuldigd op het tijdstip waarop de vergoeding geheel of gedeeltelijk wordt ontvangen.

  • 3

    Bij een levering of overbrenging voor bedrijfsdoeleinden van goederen met toepassing van de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, wordt de belasting, in afwijking van het eerste en tweede lid, verschuldigd op het tijdstip van uitreiking van de factuur, of op het tijdstip van het verstrijken van de in artikel 34g, eerste volzin, bedoelde termijn indien er vóór die datum geen factuur is uitgereikt.

  • 4

    In afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel b, wordt de belasting ter zake van diensten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, verschuldigd op de laatste dag van het boekjaar waarin die diensten worden verricht. Diensten die op die dag nog niet zijn voltooid, worden geacht op die dag te zijn voltooid voorzover zij betrekking hebben op dat boekjaar. Indien het boekjaar langer is dan een jaar wordt de belasting verschuldigd op de laatste dag van het kalenderjaar waarin de diensten worden verricht met overeenkomstige toepassing van de tweede volzin.

  • 5

    Voor de toepassing van het eerste lid worden de diensten waarvan de belasting op grond van artikel 12, tweede lid, verschuldigd is door de afnemer van deze diensten en die doorlopend worden verricht gedurende een periode langer dan één jaar geacht bij de afloop van elk kalenderjaar te zijn voltooid zolang de dienstverrichting doorloopt en die geen aanleiding geven tot afrekeningen of betalingen in die periode.

  • 6

    De goederenleveringen die doorlopend worden verricht gedurende een periode langer dan een kalendermaand, waarbij de goederen onder de voorwaarden van de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, worden vervoerd naar een andere lidstaat, worden geacht bij de afloop van elke kalendermaand te zijn voltooid zolang de goederenlevering doorloopt.

  • 7

    Goederenleveringen en diensten, andere dan die bedoeld in het vierde, vijfde en zesde lid, die gedurende een zekere periode doorlopend worden verricht, worden geacht ten minste eenmaal per jaar te zijn voltooid.


Artikel 13a

In afwijking in zoverre van artikel 13 vindt het belastbare feit van de levering van goederen door een ondernemer die geacht wordt die goederen te hebben ontvangen en geleverd overeenkomstig artikel 3c en van de levering van goederen aan die ondernemer, plaats, en wordt de belasting verschuldigd, op het tijdstip waarop de betaling is aanvaard.


Artikel 14

  • 1

    De in een tijdvak verschuldigd geworden belasting moet op aangifte worden voldaan.

  • 2

    In afwijking in zover van het eerste lid wordt de belasting die verschuldigd is geworden door ondernemers als bedoeld in artikel 7, zesde lid, niet voldaan over een tijdvak.


Artikel 15

  • 1

    De in artikel 2 bedoelde belasting welke de ondernemer in aftrek brengt, is:

    • a.

      de belasting welke in het tijdvak van aangifte door andere ondernemers ter zake van door hen aan de ondernemer verrichte leveringen en verleende diensten in rekening is gebracht op een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur;

    • b.

      de belasting welke in het tijdvak van aangifte is verschuldigd geworden ter zake van door de ondernemer verrichte intracommunautaire verwervingen als bedoeld in artikel 17a, eerste lid, mits de ondernemer in het bezit is van een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur;

    • c.

      de belasting welke in het tijdvak van aangifte is verschuldigd geworden:

      • 1°.

        ter zake van invoer van voor de ondernemer bestemde goederen, mits is voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;

      • 2°.

        op grond van artikel 12, tweede tot en met vijfde lid, ter zake van aan de ondernemer verrichte leveringen en verleende diensten;

      • 3°.

        ter zake van verrichtingen als bedoeld in artikel 4, derde lid;

      • 4°.

        ter zake van handelingen en situaties als bedoeld in artikel 17a, derde en vierde lid;

    • d.

      de belasting die is begrepen in de aankoopprijs van een nieuw vervoermiddel dat met toepassing van onderdeel a, post 6, van de bij deze wet behorende tabel II, wordt geleverd door:

      • 1°.

        een in artikel 7, zesde lid, bedoelde ondernemer; of

      • 2°.

        een wederverkoper;

    een en ander voor zover de goederen en de diensten door de ondernemer worden gebruikt voor belaste handelingen.

    Indien een verzoek om teruggaaf van belasting kan worden gedaan op de voet van artikel 30, eerste en tweede lid, kan die belasting door de ondernemer niet in aftrek worden gebracht. Indien een onroerende zaak deel uitmaakt van het vermogen van het bedrijf van een ondernemer en door de ondernemer zowel voor de activiteiten van het bedrijf als voor zijn privégebruik of voor het privégebruik van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, is de belasting over de uitgaven in verband met deze onroerende zaak slechts aftrekbaar, overeenkomstig de in dit artikel vervatte beginselen, naar evenredigheid van het gebruik ervan voor de bedrijfsactiviteiten van de ondernemer. Voor het gebruik van de onroerende zaak voor privédoeleinden van de ondernemer of van zijn personeel, of meer in het algemeen voor andere dan bedrijfsdoeleinden is artikel 4, tweede lid, onderdeel a, niet van toepassing.

  • 2

    De ondernemer brengt eveneens in aftrek de belasting, bedoeld in het eerste lid, voorzover de goederen en diensten door de ondernemer worden gebruikt voor:

    • a.

      handelingen door de als zodanig handelende ondernemer buiten Nederland verricht, waarvoor recht op aftrek zou ontstaan wanneer zij binnen Nederland zouden plaatsvinden;

    • b.

      handelingen die overeenkomstig de artikelen 143, onder f, g, g bis, h of i, 144 en 146 tot en met 153 van de BTW-richtlijn 2006 zijn vrijgesteld;

    • c.

      handelingen als bedoeld in de artikelen 11, eerste lid, onderdelen i, j en k, mits de ontvanger buiten de Unie gevestigd is of wanneer de handelingen rechtstreeks samenhangen met goederen die bestemd zijn om te worden uitgevoerd uit de Unie.

  • 3

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt bij levering van een nieuw vervoermiddel door een in het eerste lid, onderdeel d, bedoelde ondernemer de in het eerste lid bedoelde aftrek beperkt tot de belasting die in de aankoopprijs is begrepen of die verschuldigd is geworden ter zake van de intracommunautaire verwerving of de invoer van het vervoermiddel. De aftrek bedraagt ten hoogste het bedrag van de belasting dat verschuldigd zou zijn indien op die levering het tarief van nihil niet van toepassing zou zijn. Het recht op aftrek ontstaat op het tijdstip waarop het vervoermiddel wordt geleverd. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld inzake de toepassing van dit lid en van het eerste lid, onderdeel d.

  • 4

    De aftrek van belasting vindt plaats overeenkomstig de bestemming van de goederen en diensten op het tijdstip waarop de belasting aan de ondernemer in rekening wordt gebracht dan wel op het tijdstip waarop de belasting wordt verschuldigd. Indien op het tijdstip waarop de ondernemer goederen en diensten gaat gebruiken, blijkt, dat de belasting ter zake voor een groter of kleiner gedeelte in aftrek is gebracht dan waartoe de ondernemer op grond van het gebruik is gerechtigd, wordt hij de te veel afgetrokken belasting op dat tijdstip verschuldigd. De verschuldigd geworden belasting wordt op de voet van artikel 14 voldaan. De te weinig afgetrokken belasting wordt aan hem op zijn verzoek teruggegeven.

  • 5

    Geen aftrek vindt plaats van belasting welke in rekening is gebracht ter zake van het verstrekken van spijzen en dranken voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension- en aanverwant bedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden. De vorige zin is niet van toepassing als de belasting in rekening wordt gebracht aan een ondernemer die deze dienst vervolgens onder bezwarende titel verricht aan een ander.

  • 6

    Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent de aftrek van belasting, ingeval goederen en diensten door de ondernemer mede worden gebruikt anders dan voor belaste handelingen of anders dan voor de handelingen, bedoeld in het tweede lid. Daarbij wordt tevens rekening gehouden met wijzigingen in het gebruik van onroerende zaken, bedoeld in het eerste lid, laatste alinea. Voorts kan daarbij worden bepaald dat het afstoten van goederen welke de ondernemer in zijn bedrijf heeft gebruikt, buiten aanmerking wordt gelaten.

  • 7

    Een herziening van de aftrek vindt niet plaats:

    • a.

      in geval van naar behoren bewezen en aangetoonde vernietiging, verlies of diefstal van goederen;

    • b.

      in geval van onttrekkingen van goederen voor het verstrekken van geschenken van geringe waarde en van monsters, als bedoeld in artikel 3, achtste lid.


Artikel 16

  • 1

    Bij koninklijk besluit kan de in artikel 15, eerste lid, bedoelde aftrek in bepaalde gevallen geheel of gedeeltelijk worden uitgesloten, zulks ten einde te voorkomen, dat op goederen en diensten, welke worden gebruikt voor het voeren van een zekere staat, voor het bevredigen van behoeften van anderen dan ondernemers of ten behoeve van prestaties als zijn bedoeld in artikel 11, de belasting geheel of gedeeltelijk niet drukt.

  • 2

    Na het tot stand komen van een besluit, door Ons krachtens het eerste lid genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet tot goedkeuring van dat besluit aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden.

  • 3

    Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een der Kamers der Staten-Generaal tot het niet-aannemen van het voorstel besluit, wordt Ons besluit onverwijld ingetrokken.


Artikel 16a

Ter zake van prestaties als bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdelen a en c, en artikel 4, tweede lid, wordt de belasting niet verschuldigd indien het prestaties betreft als bedoeld in het op artikel 16, eerste lid, gebaseerde koninklijk besluit.


Artikel 17

Ingeval de voor aftrek in aanmerking komende belasting meer bedraagt dan de in het tijdvak verschuldigd geworden belasting, wordt het verschil aan de ondernemer op zijn verzoek terugbetaald.


Hoofdstuk IIA Heffing ter zake van intracommunautaire verwervingen


Afdeling 1 Belastbaar feit


Artikel 17a

  • 1

    Intracommunautaire verwerving van goederen is de verwerving van goederen ingevolge een levering van deze goederen door een als zodanig handelende ondernemer, welke goederen worden verzonden of vervoerd van een lidstaat naar een andere lidstaat.

  • 2

    Wanneer door rechtspersonen, andere dan ondernemers, verworven goederen worden verzonden of vervoerd uit een derdelandsgebied of derde-land en door deze rechtspersonen worden ingevoerd in een andere lidstaat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer, worden deze goederen geacht te zijn verzonden of vervoerd vanuit de lidstaat van invoer van de goederen.

  • 3

    Met een intracommunautaire verwerving van goederen onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, wordt gelijkgesteld het beschikken voor bedrijfsdoeleinden over een goed dat door of voor rekening van de ondernemer wordt verzonden of vervoerd uit een andere lidstaat waar het goed is vervaardigd, gewonnen, bewerkt, gekocht, onderworpen aan heffing van belasting ter zake van intracommunautaire verwerving, of door hem is ingevoerd.

  • 4

    Met een intracommunautaire verwerving van goederen onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, wordt gelijkgesteld het komen binnen Nederland van goederen die zijn verzonden of vervoerd vanuit een andere lidstaat, zonder dat deze goederen aldaar onderworpen waren aan heffing van belasting, omdat zij aldaar ter beschikking hebben gestaan voor het gebruik in het kader van:

    • a.

      een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, bedoeld titel V, hoofdstuk 2, afdeling 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie;

    • b.

      het Verdrag van Londen van 19 juni 1951 tussen de Staten, die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (Trb. 1951, 114 en Trb. 1953, 10, Stb. 1953, 438);

    indien de invoer van die goederen niet zou zijn vrijgesteld.


Artikel 17b

  • 1

    De plaats waar een intracommunautaire verwerving wordt verricht, is de plaats van aankomst van de verzending of het vervoer.

  • 2

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt een intracommunautaire verwerving verricht in de lidstaat die aan de afnemer het btw-identificatienummer heeft toegekend waaronder de verwerving wordt verricht, voor zover de afnemer niet aantoont dat de belasting is geheven met toepassing van het eerste lid.

  • 3

    Het tweede lid is niet van toepassing en de intracommunautaire verwerving van goederen wordt geacht overeenkomstig het eerste lid aan de heffing te zijn onderworpen indien:

    • a.

      de afnemer aantoont de verwerving te hebben verricht met het oog op een daaropvolgende levering binnen het grondgebied van de overeenkomstig het eerste lid bepaalde lidstaat, waarvoor degene voor wie deze levering bestemd is, overeenkomstig artikel 197 van BTW-richtlijn 2006 is aangewezen als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon; en

    • b.

      de afnemer heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 37a.


Afdeling 2 Maatstaf en tarief van heffing


Artikel 17c

  • 1

    De belasting wordt berekend over de vergoeding.

  • 2

    Met betrekking tot intracommunautaire verwervingen waarbij de ondernemer die de goederen levert verplicht is ter zake van die levering een factuur uit te reiken is artikel 8, tweede, vijfde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 3

    Met betrekking tot hetgeen op de voet van artikel 17a, derde en vierde lid, wordt gelijkgesteld met een intracommunautaire verwerving van goederen onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, is artikel 8, derde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 4

    In afwijking van het eerste lid wordt met betrekking tot de intracommunautaire verwervingen van accijnsgoederen waarbij de voor die goederen in Nederland verschuldigde of voldane accijns niet in de vergoeding is begrepen, de belasting berekend over de vergoeding vermeerderd met die voor de goederen verschuldigde of voldane accijns.

  • 5

    Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de intracommunautaire verwervingen van alcoholvrije dranken als bedoeld in artikel 6 van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken, waarbij de voor die goederen in Nederland op de voet van die wet verschuldigde of voldane belasting niet in de vergoeding is begrepen.


Artikel 17d

Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het tarief van nihil alleen toepassing kan vinden ten aanzien van intracommunautaire verwervingen van goederen, genoemd in de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, posten 1, 3, 4, 5 en 10.


Afdeling 3 Vrijstellingen


Artikel 17e

Onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden en beperkingen wordt vrijstelling van belasting verleend voor de intracommunautaire verwervingen van goederen waarvoor:

  • a.

    de levering in Nederland in elk geval is vrijgesteld;

  • b.

    bij invoer in elk geval een vrijstelling van toepassing zou zijn;

  • c.

    in elk geval recht zou bestaan op volledige teruggaaf daarvan.


Afdeling 4 Wijze van heffing


Artikel 17f

De belasting wordt geheven van degene die de intracommunautaire verwerving verricht.


Artikel 17g

  • 1

    De belasting wordt verschuldigd op het tijdstip van uitreiking van de factuur, of bij het verstrijken van de in artikel 34g, eerste volzin, bedoelde termijn indien er vóór die datum geen factuur is uitgereikt.

  • 2

    Een intracommunautaire verwerving van een goed wordt verricht op het tijdstip waarop de aan de verwerving ten grondslag liggende levering van dat goed wordt verricht.


Artikel 17h

  • 1

    De in een tijdvak verschuldigd geworden belasting moet op aangifte worden voldaan.

  • 2

    In afwijking in zover van het eerste lid wordt de belasting die verschuldigd is geworden ter zake van intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen door natuurlijke personen en rechtspersonen aan wie geen btw-identificatienummer is toegekend, niet voldaan over een tijdvak.

  • 3

    Ingeval naast de belasting die verschuldigd is ter zake van de in het tweede lid bedoelde intracommunautaire verwerving van een nieuw vervoermiddel, tevens belasting verschuldigd is geworden op de voet van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, is, in afwijking van het eerste en het tweede lid, artikel 6 van die wet van overeenkomstige toepassing.


Hoofdstuk III Heffing ter zake van invoer


Afdeling 1 Belastbaar feit


Artikel 18

  • 1

    Invoer van goederen is:

    • a.

      het brengen in Nederland van goederen die niet voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 28 en 29 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

    • b.

      het brengen in Nederland vanuit een derdelandsgebied van andere dan de in onderdeel a bedoelde goederen;

    • c.

      het in Nederland beëindigen van, dan wel het in Nederland onttrekken van goederen aan een douaneregime;

    • d.

      de bevoorrading in Nederland van vervoermiddelen met goederen welke niet in het vrije verkeer zijn.

  • 2

    Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder douaneregime:

    • a.

      tijdelijke opslag als bedoeld in artikel 5, onderdeel 17, van het Douanewetboek van de Unie;

    • b.

      douanevervoer als bedoeld in de artikelen 226 en 234 van het Douanewetboek van de Unie;

    • c.

      douane-entrepot als bedoeld in artikel 240 van het Douanewetboek van de Unie;

    • d.

      tijdelijke invoer als bedoeld in artikel 250 van het Douanewetboek van de Unie, voor zover het betreft een volledige vrijstelling van rechten bij invoer;

    • e.

      actieve veredeling als bedoeld in artikel 256 van het Douanewetboek van de Unie; en

    • f.

      wederuitvoer als bedoeld in artikel 270 van het Douanewetboek van de Unie.

  • 3

    Als invoer wordt niet aangemerkt het in Nederland brengen van goederen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, waarop een douaneregime van toepassing is dan wel waarop aansluitend aan het in Nederland brengen een douaneregime van toepassing wordt. Evenmin wordt als invoer aangemerkt het in Nederland beëindigen van een douaneregime voor zover dit regime wordt opgevolgd door een douaneregime.

  • 4

    Als invoer wordt voorts niet aangemerkt het in Nederland beëindigen van, dan wel het in Nederland onttrekken van goederen aan de regeling intern douanevervoer, bedoeld in artikel 227 van het Douanewetboek van de Unie, indien het vervoer aanvangt en eindigt in de Unie.

  • 5

    Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake de toepassing van dit artikel.


Afdeling 2 Maatstaf en tarief van heffing


Artikel 19

  • 1

    De belasting wordt berekend over de douanewaarde.

  • 2

    In de douanewaarde zijn begrepen:

    • a.

      de rechten bij invoer, belastingen en heffingen, met uitzondering van de ter zake van de invoer in Nederland verschuldigde omzetbelasting;

    • b.

      de bijkomende kosten, zoals kosten van commissie, verpakking, vervoer en verzekering tot de plaats van bestemming.


Artikel 20

  • 1

    De belasting bedraagt 21 percent.

  • 2

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting:

    • a.

      9 percent voor de invoer van goederen, genoemd in de bij deze wet behorende tabel I, onderdeel a;

    • b.

      nihil voor de invoer van goederen, genoemd in de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, posten 3, 4, 5 en 10, mits is voldaan aan bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden;

    • c.

      nihil voor de invoer van gas via een aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net, van gas dat van een gastransportschip in een aardgassysteem of een upstreampijpleidingnet wordt ingebracht, van warmte of koude via warmte- of koudenetten of van elektriciteit, mits de toepasselijkheid van dat tarief uit boeken en bescheiden blijkt.


Afdeling 3 Vrijstellingen


Artikel 21

Bij ministeriële regeling wordt, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, vrijstelling van belasting verleend voor:

  • a.

    de invoer van goederen waarvoor aanspraak op vrijstelling van douanerechten bestaat, met uitzondering van goederen die worden aangemerkt als afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde-land ingevoerde goederen;

  • b.

    de invoer van goederen in de zin van artikel 18, eerste lid, onderdeel b, indien aanspraak op vrijstelling van rechten bij invoer zou bestaan indien de goederen zouden zijn ingevoerd in de zin van artikel 18, eerste lid, onderdeel a;

  • c.

    de invoer van goederen waarvan de levering in Nederland in elk geval is vrijgesteld;

  • d.

    de invoer van goederen die worden verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat wanneer degene die de goederen heeft ingevoerd deze levert met toepassing van de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6;

  • e.

    de invoer van goederen wanneer de btw moet worden aangegeven in het kader van de bijzondere regeling, bedoeld in hoofdstuk V, afdeling 7, paragraaf 4, en wanneer uiterlijk bij de indiening van de invoeraangifte het individuele btw-identificatienummer, bedoeld in artikel 28tf, aan het bevoegde douanekantoor in de lidstaat van invoer is verstrekt.


Artikel 21a

Voor de toepassing van artikel 21b wordt verstaan onder:

  • a.

    persoonlijke bagage van reizigers: bagage die de reiziger kan aangeven bij de douaneautoriteiten, alsmede de bagage die hij later aangeeft, mits hij aannemelijk kan maken dat deze bij zijn vertrek als begeleide bagage is ingeschreven bij de maatschappij die zijn vervoer heeft verzorgd, met dien verstande dat brandstof, andere dan die zich in het normale reservoir van een voertuig bevindt of andere dan een maximale hoeveelheid van tien liter per voertuig in een draagbaar reservoir, geen persoonlijke bagage is;

  • b.

    invoer die geen handelskarakter heeft: invoer die een incidenteel karakter heeft, waaraan blijkens de aard of de hoeveelheid van de goederen geen commerciële overwegingen ten grondslag liggen en die uitsluitend betrekking heeft op goederen, bestemd voor persoonlijk gebruik van de reizigers dan wel voor het gebruik door hun gezinsleden of bestemd om als geschenk te worden aangeboden;

  • c.

    cigarillo’s: sigaren die per stuk niet meer wegen dan drie gram;

  • d.

    particuliere plezierluchtvaart of plezierzeevaart: het gebruik van een luchtvaartuig of een zeewaardig vaartuig door de eigenaar daarvan of door de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het gebruiksrecht daarvan geniet door huur of anderszins, voor andere dan commerciële doeleinden en met name voor andere doeleinden dan voor het vervoer van personen of goederen of voor het verrichten van diensten onder bezwarende titel, dan wel ten behoeve van overheidsinstanties.


Artikel 21b

  • 1

    Voor de invoer van goederen wordt vrijstelling verleend indien deze invoer geen handelskarakter heeft en deze goederen deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers komende uit derdelandsgebieden of derde-landen. De vrijstelling wordt verleend voor:

    • a.

      goederen, niet zijnde goederen bedoeld in de onderdelen b tot en met e, waarvan de totale waarde niet meer dan € 430 per reiziger bedraagt. Voor de toepassing van dit onderdeel wordt de waarde van een afzonderlijk goed niet gesplitst;

    • b.

      de volgende tabaksproducten per reiziger tot een maximum van:

      • 200 sigaretten;

      • 100 cigarillo’s;

      • 50 sigaren;

      • 250 gram rooktabak; of

      • een proportioneel assortiment van deze producten;

    • c.

      alcohol en alcoholhoudende dranken, niet zijnde niet-mousserende wijnen en bier, per reiziger tot een maximum van:

      • 1 liter alcohol en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van meer dan 22% vol. of niet gedenatureerde ethylalcohol van 80% vol. en hoger;

      • 2 liter alcohol en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van maximaal 22% vol.; of een proportioneel assortiment van deze producten;

    • d.

      een maximale hoeveelheid van 4 liter niet-mousserende wijn en 16 liter bier per reiziger;

    • e.

      brandstof die zich in het normale reservoir van een voertuig bevindt, alsmede per voertuig een maximale hoeveelheid van tien liter brandstof in een draagbaar reservoir.

  • 2

    Het maximumbedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt voor reizigers in de particuliere plezierluchtvaart of plezierzeevaart beperkt tot € 300.

  • 3

    De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b, c en d, geldt niet voor reizigers jonger dan zeventien jaar.

  • 4

    De maximale hoeveelheden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b, c en d, worden voor personeel van vervoermiddelen die worden gebruikt in het verkeer tussen de Unie en derdelandsgebieden of derde-landen beperkt tot de volgende hoeveelheden:

    • a.

      voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b:

      • 40 sigaretten;

      • 20 cigarillo’s;

      • 10 sigaren;

      • 50 gram rooktabak;

    • b.

      voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c:

      • 1 liter alcohol en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van meer dan 22% vol. of niet gedenatureerde ethylalcohol van 80% vol. en hoger;

      • 1 liter alcohol en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van maximaal 22% vol.;

    • c.

      voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel d:

      2 liter niet-mousserende wijn en 8 liter bier.


Afdeling 4 Wijze van heffing


Artikel 22

  • 1

    Ter zake van de belasting bij invoer zijn de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 1:1, eerste en tweede lid, van de Algemene douanewet, met uitzondering van het bepaalde in artikel 88 van de Gedelegeerde Verordening Douanewetboek van de Unie, van overeenkomstige toepassing.

  • 2

    Bij ministeriële regeling kan, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, kwijtschelding of teruggaaf van bij invoer verschuldigde belasting worden verleend in de gevallen waarin aanspraak op kwijtschelding of terugbetaling van rechten bij invoer bestaat of zou bestaan indien de goederen in het douanegebied van de Unie, bedoeld in artikel 4 van het Douanewetboek van de Unie zouden zijn ingevoerd of, in andere gevallen, om redenen van billijkheid.

  • 3

    Belasting waarvan krachtens het tweede lid kwijtschelding of teruggaaf wordt verleend, komt niet voor aftrek op de voet van artikel 15 in aanmerking. Heeft de aftrek reeds plaatsgevonden, dan wordt de ondernemer die de aftrek heeft genoten het in aftrek gebrachte bedrag als belasting verschuldigd.


Artikel 22a

  • 1

    Op goederen als bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel b , die Nederland binnenkomen uit een derdelandsgebied dat deel uitmaakt van het douanegebied van de Unie, bedoeld in artikel 4 van het Douanewetboek van de Unie zijn de volgende bepalingen van toepassing:

    • a.

      de formaliteiten betreffende het in Nederland brengen zijn dezelfde als zijn voorzien in de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 1:1, eerste en tweede lid, van de Algemene douanewet, ten aanzien van goederen die in het vrije verkeer worden gebracht in de zin van die wettelijke bepalingen;

    • b.

      indien de plaats van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen zich buiten de lidstaat van binnenkomen in de Unie bevindt, zijn de goederen binnen de Unie in het verkeer onder de regeling intern douanevervoer als bedoeld in artikel 18, vierde lid, indien de goederen bij het binnenkomen in de Unie onder die regeling zijn gebracht;

    • c.

      indien op de goederen op het tijdstip van binnenkomen in de Unie een van de douaneregimes als bedoeld in artikel 18, tweede lid, zou kunnen worden toegepast indien zij zouden zijn ingevoerd in de zin van artikel 18, eerste lid, onderdeel a, kan dit douaneregime ook op deze goederen worden toegepast.

  • 2

    Op goederen, andere dan bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel a , die worden verzonden of vervoerd uit de Unie naar een derdelandsgebied dat deel uitmaakt van het douanegebied van de Unie als bedoeld in het eerste lid, aanhef, zijn de volgende bepalingen van toepassing:


Artikel 23

  • 1

    In afwijking van artikel 22 wordt de belasting ter zake van de invoer van goederen, bestemd voor aangewezen ondernemers en lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, andere dan ondernemers, geheven van die ondernemers en lichamen. Bij ministeriële regeling worden onder daarbij te stellen voorwaarden regels gesteld omtrent de aanwijzing. Daarbij kan worden bepaald dat op verzoek een aanwijzing kan geschieden door de inspecteur.

  • 2

    De belasting wordt verschuldigd op het tijdstip waarop de goederen worden ingevoerd.

  • 3

    De in een tijdvak verschuldigd geworden belasting moet op aangifte worden voldaan.

  • 4

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op verzoeken tot aanwijzing op grond van bepalingen krachtens het eerste lid.

  • 5

    Dit artikel is niet van toepassing voor ondernemers die de vrijstelling van belasting bedoeld in artikel 25, eerste lid, toepassen.


Hoofdstuk IV Uitvoer van goederen


Artikel 24

  • 1

    Aan lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, andere dan ondernemers, die goederen in ongebruikte staat uitvoeren uit de Unie of plaatsen onder de regeling douane-entrepot op basis van artikel 237, tweede lid, van het Douanewetboek van de Unie in het kader van hun menslievende, liefdadige of opvoedkundige werk buiten de Unie, wordt op verzoek teruggaaf verleend van de voor die goederen betaalde belasting.

  • 2

    Ten behoeve van natuurlijke personen die, anders dan als ondernemer, goederen uitvoeren uit de Unie, kan op bij ministeriële regeling te bepalen wijze en onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen ontheffing worden verleend van de belasting die is verschuldigd ter zake van de levering van die goederen.


Hoofdstuk V Bijzondere regelingen


Afdeling 1 Vrijstelling van belasting (kleine ondernemers)


Artikel 25

  • 1

    Een ondernemer die in Nederland is gevestigd of aldaar een vaste inrichting heeft en van wie de omzet in een kalenderjaar in Nederland niet meer bedraagt dan € 20.000 kan kiezen voor toepassing van vrijstelling van belasting ter zake van door hem in dat en volgende kalenderjaren verrichte leveringen van goederen en diensten. De vrijstelling is niet van toepassing op leveringen van nieuwe vervoermiddelen die door of voor rekening van de verkoper of afnemer worden verzonden of vervoerd naar een plaats in een andere lidstaat en op de levering van onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn onderworpen die de ondernemer in zijn bedrijf heeft gebruikt.

  • 2

    De omzet, bedoeld in het eerste lid, wordt gevormd door de som van de vergoedingen voor de door de ondernemer verrichte leveringen van goederen en diensten:

    • a.

      voor zover deze zonder toepassing van het eerste lid belast zouden zijn in Nederland;

    • b.

      die in Nederland zijn vrijgesteld bij of krachtens artikel 11, eerste lid, onderdelen a, b, i en j, en verzekeringsdiensten, tenzij die leveringen van goederen en diensten met andere handelingen samenhangende handelingen zijn;

    • c.

      waarvoor aan de afnemer teruggaaf of ontheffing wordt verleend op de voet van artikel 24, eerste of tweede lid; of

    • d.

      waarvoor bij of krachtens artikel 39 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan de afnemer vrijstelling van omzetbelasting wordt verleend.

  • 3

    In afwijking van het tweede lid wordt bij de vaststelling van de omzet niet in aanmerking genomen de vergoeding voor de levering van door de ondernemer in zijn bedrijf gebruikte:

    • a.

      onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn onderworpen;

    • b.

      roerende zaken waarop de ondernemer voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting afschrijft of waarop hij zou kunnen afschrijven indien hij aan een zodanige belasting zou zijn onderworpen.

  • 4

    De ondernemer die de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, toepast, heeft geen recht op aftrek van belasting als bedoeld in artikel 2 en mag op de factuur op geen enkele wijze melding maken van omzetbelasting.

  • 5

    De ondernemer die de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, toepast, is ontheven van verplichtingen, opgelegd bij of krachtens de artikelen 34, 34c tot en met 35b en 37a. De ontheffing geldt niet met betrekking tot de aan deze ondernemer verrichte leveringen van goederen en diensten, bedoeld in:

    • a.

      artikel 12, tweede, derde en vijfde lid; en

    • b.

      artikel 17f, tenzij het een verworven goed betreft als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel a.

  • 6

    Indien de ondernemer kiest voor de toepassing van de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, dient deze ondernemer hiervan melding te doen uiterlijk vier weken voorafgaand aan het belastingtijdvak waarin de vrijstelling toepassing vindt op een door de inspecteur voorgeschreven wijze. De inspecteur kan bij voor bezwaar vatbare beschikking beslissen dat de ondernemer niet in aanmerking komt voor toepassing van de vrijstelling, indien aannemelijk is dat niet zal worden voldaan aan de gestelde voorwaarden voor de toepassing van de vrijstelling.

  • 7

    De toepassing van de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, geldt tot wederopzegging door de ondernemer doch ten minste voor drie jaren na aanvang van de toepassing van de vrijstelling. De ondernemer kan pas drie jaren na die wederopzegging opnieuw kiezen voor de toepassing van de vrijstelling.

  • 8

    Bij overschrijding van de omzetdrempel, genoemd in het eerste lid, gedurende een kalenderjaar is de vrijstelling niet van toepassing op de levering van het goed of de dienst waardoor die overschrijding tot stand komt en op alle daaropvolgende leveringen van goederen en diensten. De ondernemer kan pas drie jaren na die overschrijding van de omzetdrempel opnieuw kiezen voor de toepassing van de vrijstelling.

  • 9

    Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van dit artikel.


Afdeling 2 Voldoening naar ontvangsten


Artikel 26

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld volgens welke daarbij aangewezen ondernemers die niet aan ondernemers plegen te leveren of diensten plegen te bewijzen, de belasting ter zake van leveringen en diensten worden verschuldigd op het tijdstip waarop de vergoeding wordt voldaan; alsdan wordt de belasting berekend over de voldane vergoeding.


Afdeling 3 Landbouwregeling


Artikel 27

[Vervallen]


Afdeling 4 Accijnsgoederen, andere dan tabaksproducten


Artikel 28

[Vervallen]


Artikel 28a

De heffing van omzetbelasting ter zake van de intracommunautaire verwerving van accijnsgoederen, andere dan tabaksprodukten, geschiedt met overeenkomstige toepassing van de voor de accijns geldende regels, indien de verwerving wordt verricht door ondernemers of rechtspersonen, andere dan ondernemers, waarvoor artikel 1a, tweede lid, toepassing vindt ter zake van intracommunautaire verwervingen van goederen, andere dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsgoederen.


Afdeling 5 Regeling voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten


Artikel 28b

  • 1

    Ingeval een wederverkoper gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten levert, wordt, in afwijking van artikel 8, eerste lid, de belasting berekend over de winstmarge. De winstmarge is het verschil tussen de vergoeding en hetgeen ter zake van de levering van een dergelijk goed aan de wederverkoper door hem is of moet worden voldaan.

  • 2

    Het eerste lid is slechts van toepassing indien het goed aan de wederverkoper is geleverd door:

    • a.

      een ander dan een ondernemer;

    • b.

      een ondernemer, met toepassing van artikel 11, eerste lid, onderdeel r;

    • c.

      een ondernemer die de vrijstelling, bedoeld in artikel 25, eerste lid, toepast, mits het een in zijn bedrijf gebruikte roerende zaak betreft waarop de ondernemer voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting afschrijft of waarop hij zou kunnen afschrijven indien hij aan een zodanige belasting zou zijn onderworpen;

    • d.

      een andere wederverkoper, met toepassing van het eerste lid; of

    • e.

      een ondernemer of een wederverkoper uit een andere lidstaat, mits het een levering is als bedoeld in artikel 314, onder b, c of d, van de BTW-richtlijn 2006.


Artikel 28c

  • 1

    Op verzoek van de wederverkoper is artikel 28b, eerste lid, van overeenkomstige toepassing op de leveringen van:

    • a.

      kunstvoorwerpen die hem zijn geleverd met toepassing van de bij deze wet behorende tabel I, onderdeel a, post 29, onderdeel b;

    • b.

      kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten die hij zelf heeft ingevoerd, met dien verstande dat alsdan de winstmarge het verschil is tussen de vergoeding en de douanewaarde vermeerderd met de ter zake van de invoer in Nederland verschuldigde omzetbelasting.

  • 2

    De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Bij inwilliging van het verzoek geldt zulks tot wederopzegging door belanghebbende doch ten minste voor twee kalenderjaren. Een hernieuwd verzoek kan eerst twee jaren na die wederopzegging worden ingewilligd.


Artikel 28d

  • 1

    In bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen wordt, in afwijking in zoverre van de artikelen 28b en 28c, ter zake van leveringen van goederen waarop een zelfde tarief wordt toegepast, de belasting berekend over de winstmarge per tijdvak van aangifte. Deze winstmarge is het verschil tussen de som van de vergoedingen ter zake van die leveringen in dat tijdvak en de som van hetgeen in dat tijdvak door de wederverkoper is of moet worden voldaan ter zake van in artikel 28b, tweede lid, en 28c, eerste lid, bedoelde leveringen of invoer van dergelijke goederen.

  • 2

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op verzoeken op grond van bepalingen krachtens het eerste lid.


Artikel 28e

In afwijking van artikel 15 vindt geen aftrek plaats:

  • a.

    ingeval de artikelen 28b, 28c of 28d toepassing vinden, van de belasting welke begrepen is in het door de wederverkoper in rekening gebrachte bedrag; en

  • b.

    ingeval artikel 28c toepassing vindt, van de belasting welke aan de wederverkoper in rekening is gebracht ter zake van de aan hem verrichte levering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, van dat artikel, of van de belasting welke de wederverkoper verschuldigd is geworden ter zake van de invoer als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, van dat artikel.


Artikel 28f

  • 1

    In afwijking van de artikelen 28b en 28c is de wederverkoper ter zake van elk van zijn leveringen die voor toepassing van die artikelen in aanmerking komen, gerechtigd de belasting te berekenen overeenkomstig artikel 8, eerste lid.

  • 2

    Ingeval het eerste lid toepassing vindt, vindt aftrek plaats van de belasting die ingevolge artikel 28e, onderdeel b, niet in aftrek is gebracht. Het recht op aftrek ontstaat op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt ter zake van de levering door de wederverkoper.


Artikel 28g

Artikel 12, derde lid, is niet van toepassing ten aanzien van een wederverkoper die niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft, die goederen levert met toepassing van artikel 28b, 28c of 28d.


Artikel 28h

  • 1

    Ingeval de wederverkoper goederen levert met toepassing van artikel 28b, 28c of 28d, wordt voor de toepassing van artikel 35a, eerste lid, onderdeel h , de omzetbelasting begrepen onder de vergoeding.

  • 2

    Het is de wederverkoper die goederen levert met toepassing van artikel 28b, 28c of 28d niet toegestaan om de belasting afzonderlijk te vermelden op de ter zake van die levering uit te reiken factuur.

  • 3

    Artikel 35a, eerste lid, onderdeel j , is niet van toepassing ter zake van leveringen door wederverkopers met toepassing van de artikelen 28b, 28c of 28d.


Artikel 28i

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van deze afdeling.


Afdeling 6 Regeling voor beleggingsgoud


Artikel 28j

  • 1

    In deze wet en in de daarop berustende bepalingen wordt onder beleggingsgoud verstaan:

    • a.

      goud, in de vorm van staven of plaatjes met een door de goudmarkten aanvaard gewicht, met een zuiverheid van ten minste 995/1000, al dan niet belichaamd in effecten, doch met uitzondering van bij ministeriële regeling aan te wijzen kleine staven of plaatjes met een gewicht van ten hoogste 1 gram;

    • b.

      gouden munten die:

      • 1°.

        een zuiverheid van ten minste 900/1000 hebben;

      • 2°.

        na 1800 zijn geslagen;

      • 3°.

        in het land van oorsprong als wettig betaalmiddel fungeren of hebben gefungeerd;

      • 4°.

        normaliter verkocht worden voor een prijs die de openmarktwaarde van het in de munten vervatte goud niet met meer dan 80% overschrijdt;

    • c.

      gouden munten die zijn opgenomen in de lijst die de Europese Commissie elk jaar publiceert in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie en die daarmee worden geacht aan de in onderdeel b opgenomen criteria te voldoen gedurende het hele jaar waarvoor de lijst wordt gepubliceerd.

  • 2

    De in het eerste lid, onderdelen b en c, bedoelde gouden munten worden, voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen, geacht niet wegens hun numismatische belang te worden verkocht.


Artikel 28k

Van de belasting zijn vrijgesteld:

  • a.

    de levering, de intracommunautaire verwerving en de invoer van beleggingsgoud, waaronder begrepen beleggingsgoud dat belichaamd is in certificaten voor toegewezen of niet-toegewezen goud of dat verhandeld wordt op goudrekeningen, en waaronder begrepen, in het bijzonder, goudleningen en swaps, die een eigendoms- of vorderingsrecht op beleggingsgoud belichamen, evenals de handelingen betreffende beleggingsgoud bestaande in future- en termijncontracten die leiden tot de overdracht van een eigendoms- of vorderingsrecht met betrekking tot beleggingsgoud;

  • b.

    de diensten door tussenpersonen die handelen in naam en voor rekening van een ander wanneer zij betrokken zijn bij de levering van beleggingsgoud voor hun principaal.


Artikel 28l

  • 1

    De ondernemer die beleggingsgoud produceert of goud omzet in beleggingsgoud kan ervoor kiezen artikel 28k, onderdeel a, op hem niet van toepassing te doen zijn met betrekking tot leveringen van beleggingsgoud aan een andere ondernemer.

  • 2

    De ondernemer die in het kader van zijn onderneming normaliter goud levert voor industriële doeleinden, kan ervoor kiezen artikel 28k, onderdeel a, op hem niet van toepassing te doen zijn met betrekking tot leveringen van beleggingsgoud als bedoeld in artikel 28j, eerste lid, onderdeel a, aan een andere ondernemer.

  • 3

    Indien de leverancier het recht om overeenkomstig het eerste of het tweede lid voor belastingheffing te kiezen heeft uitgeoefend, kan de tussenpersoon ervoor kiezen artikel 28k, onderdeel b, op hem niet van toepassing te doen zijn met betrekking tot de in dat onderdeel vermelde diensten.


Artikel 28m

  • 1

    In afwijking in zoverre van artikel 15 heeft de ondernemer een recht op aftrek van de belasting die in rekening is gebracht of verschuldigd is geworden met betrekking tot:

    • a.

      beleggingsgoud dat hem is geleverd door een ondernemer die een in artikel 28l bedoeld keuzerecht heeft uitgeoefend;

    • b.

      de levering aan hem of de intracommunautaire verwerving of de invoer door hem van ander goud dan beleggingsgoud dat vervolgens door hem of namens hem wordt omgezet in beleggingsgoud;

    • c.

      aan hem verleende diensten bestaande in een wijziging van de vorm, het gewicht of de zuiverheid van goud met inbegrip van beleggingsgoud;

    indien de latere levering door hem van dat goud ingevolge deze afdeling is vrijgesteld.

  • 2

    In afwijking in zoverre van artikel 15 heeft de ondernemer die beleggingsgoud produceert of goud in beleggingsgoud omzet een recht op aftrek van de belasting die hem in rekening is gebracht of door hem verschuldigd is geworden met betrekking tot de levering dan wel de intracommunautaire verwerving of de invoer van goederen of diensten die met de productie of de omzetting van dat goud verband houden alsof de latere levering door hem van het ingevolge deze afdeling vrijgestelde goud aan de heffing van belasting was onderworpen.


Artikel 28n

De ondernemer die handelt in beleggingsgoud dient, met overeenkomstige toepassing van artikel 34, aantekening te houden van alle handelingen betreffende beleggingsgoud waarvoor de vergoeding meer dan € 10 000 bedraagt en de documenten te bewaren aan de hand waarvan de identiteit van de cliënt bij dergelijke handelingen kan worden vastgesteld.


Artikel 28o

In geval een ondernemer een levering of een dienst verricht die een verwerking omvat van aan een ander toebehorend beleggingsgoud, waardoor het goud niet langer als beleggingsgoud is aan te merken, wordt, in afwijking in zoverre van artikel 8, de belasting berekend over het door de ondernemer voor die levering of dienst in rekening gebrachte bedrag – de omzetbelasting niet daaronder begrepen – vermeerderd met de normale waarde van het goud dat in het tot stand gekomen goed voorkomt.


Artikel 28p

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van deze afdeling.


Afdeling 7 Bijzondere regelingen voor ondernemers die diensten verrichten voor andere dan ondernemers, of goederen op afstand verkopen, of bepaalde goederen binnenlands leveren


Paragraaf 1 Algemene bepaling

Paragraaf 1 Algemene bepaling


Artikel 28q

Voor de toepassing van deze afdeling en de daarop gebaseerde bepalingen wordt onder btw-melding verstaan de melding waarin alle gegevens staan die nodig zijn om het bedrag van de in elke lidstaat verschuldigde btw vast te stellen.


Paragraaf 2 Bijzondere regeling voor diensten verricht door niet in de Unie gevestigde ondernemers (niet-Unieregeling)

Paragraaf 2 Bijzondere regeling voor diensten verricht door niet in de Unie gevestigde ondernemers (niet-Unieregeling)


Artikel 28r

Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    niet in de Unie gevestigde ondernemer: een ondernemer die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet op het grondgebied van de Unie heeft gevestigd noch daar over een vaste inrichting beschikt;

  • b.

    lidstaat van identificatie: de lidstaat waar de niet in de Unie gevestigde ondernemer verkiest opgave te doen van het begin van zijn activiteit als ondernemer op het grondgebied van de Unie overeenkomstig deze paragraaf;

  • c.

    lidstaat van verbruik: de lidstaat waar de dienst overeenkomstig hoofdstuk II, afdeling 1b, wordt geacht te zijn verricht;

  • d.

    niet-Unieregeling: de bijzondere regeling, bedoeld in deze paragraaf.


Artikel 28ra

Een niet in de Unie gevestigde ondernemer die diensten verricht voor een andere dan ondernemer die in een lidstaat gevestigd is of er zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft, kan gebruik maken van de niet-Unieregeling. Deze niet-Unieregeling is van toepassing op alle aldus in de Unie verrichte diensten.


Artikel 28rb

  • 1

    De niet in de Unie gevestigde ondernemer doet aan de lidstaat van identificatie opgave van het begin en de beëindiging van zijn activiteit als ondernemer, alsook van wijziging ervan in die mate dat hij niet langer aan de voorwaarden voldoet om van de niet-Unieregeling gebruik te mogen maken. Deze opgave gebeurt langs elektronische weg.

  • 2

    De ondernemer die kiest voor Nederland als lidstaat van identificatie, doet de opgave, bedoeld in het eerste lid, bij de inspecteur.


Artikel 28rc

  • 1

    De mededeling die de niet in de Unie gevestigde ondernemer aan de lidstaat van identificatie doet wanneer zijn belastbare activiteiten beginnen, bevat de volgende bijzonderheden:

    • a.

      de naam;

    • b.

      het postadres;

    • c.

      de elektronische adressen, met inbegrip van websites;

    • d.

      in voorkomend geval, het nationale belastingnummer; en

    • e.

      een verklaring dat de ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet op het grondgebied van de Unie heeft gevestigd noch daar over een vaste inrichting beschikt.

  • 2

    De niet in de Unie gevestigde ondernemer doet de lidstaat van identificatie mededeling van alle wijzigingen in de verstrekte informatie.

  • 3

    De ondernemer die kiest voor Nederland als lidstaat van identificatie, doet de mededelingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, aan de inspecteur.

  • 4

    De ondernemer, bedoeld in het derde lid, wordt opgenomen in het identificatieregister niet-Unieregeling.

  • 5

    Indien degene die heeft gekozen voor Nederland als lidstaat van identificatie niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor identificatie, wordt de identificatie door de inspecteur geweigerd respectievelijk beëindigd. De weigering of beëindiging geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking.


Artikel 28rd

  • 1

    Voor de toepassing van de niet-Unieregeling wordt door de lidstaat van identificatie aan de ondernemer een individueel btw-identificatienummer toegekend dat hem langs elektronische weg wordt meegedeeld.

  • 2

    De ondernemer die kiest voor Nederland als lidstaat van identificatie verkrijgt het individueel btw-identificatienummer, bedoeld in het eerste lid, van de inspecteur.


Artikel 28re

  • 1

    De niet in de Unie gevestigde ondernemer wordt door de lidstaat van identificatie verwijderd uit het identificatieregister in de volgende gevallen:

    • a.

      indien hij meldt dat hij niet langer diensten verricht die onder de niet-Unieregeling vallen;

    • b.

      indien anderszins kan worden aangenomen dat zijn aan de niet-Unieregeling onderworpen belastbare activiteiten beëindigd zijn;

    • c.

      hij vervult niet langer de voorwaarden om van de niet-Unieregeling gebruik te mogen maken;

    • d.

      hij voldoet bij voortduring niet aan de voorschriften van de niet-Unieregeling.

  • 2

    De verwijdering, bedoeld in het eerste lid, geschiedt ingeval Nederland de lidstaat van identificatie is, bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur.


Artikel 28rf

  • 1

    De niet in de Unie gevestigde ondernemer die van de niet-Unieregeling gebruikmaakt, dient langs elektronische weg bij de lidstaat van identificatie een btw-melding in voor elk kalenderkwartaal, ongeacht of al dan niet onder de niet-Unieregeling vallende diensten zijn verricht. De btw-melding wordt uiterlijk voor het einde van de maand volgend op het verstrijken van het belastingtijdvak waarop de melding betrekking heeft, ingediend.

  • 2

    De ondernemer die voor Nederland heeft gekozen als lidstaat van identificatie dient de in het eerste lid bedoelde btw-melding in bij de inspecteur.


Artikel 28rg

  • 1

    De btw-melding bevat het individueel btw-identificatienummer voor de toepassing van de niet-Unieregeling en, voor elke lidstaat van verbruik waar de btw verschuldigd is, het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van de gedurende het belastingtijdvak verrichte diensten die onder de niet-Unieregeling vallen, en het totale bedrag van de belasting daarover, uitgesplitst naar belastingtarieven. De geldende btw-tarieven en de totale verschuldigde belasting worden eveneens op de btw-melding vermeld.

  • 2

    Indien een reeds ingediende btw-melding naderhand moet worden gewijzigd, worden deze wijzigingen in een volgende btw-melding opgenomen, uiterlijk drie jaren na de datum waarop de oorspronkelijke btw-melding moest worden ingediend overeenkomstig artikel 28rf. In die volgende btw-melding staan de betrokken lidstaat van verbruik, het belastingtijdvak en het btw-bedrag waarvoor wijzigingen nodig zijn, vermeld.

  • 3

    Met betrekking tot de in Nederland ingediende btw-melding is Hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing als ware de betaalde belasting op aangifte voldaan.


Artikel 28rh

  • 1

    De btw-melding wordt in euro verricht.

  • 2

    Indien de vergoeding voor diensten is uitgedrukt in een andere munteenheid dan de euro hanteert de niet in de Unie gevestigde ondernemer, in afwijking van artikel 8, zesde lid, bij de invulling van de btw-melding de wisselkoers die gold op de laatste dag van het belastingtijdvak. De omwisseling geschiedt volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor die dag bekend heeft gemaakt of, wanneer die dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, op de eerstvolgende dag van bekendmaking.


Artikel 28ri

  • 1

    De niet in de Unie gevestigde ondernemer voldoet de btw onder verwijzing naar de betreffende btw-melding, zulks op het moment dat de btw-melding wordt ingediend, doch uiterlijk bij het verstrijken van de termijn waarbinnen de btw-melding moet worden ingediend. De belasting wordt overgemaakt naar een door de lidstaat van identificatie opgegeven bankrekening in euro, dan wel naar een bankrekening in hun eigen valuta van lidstaten die de euro niet als munteenheid hebben aangenomen, indien die lidstaten dat eisen.

  • 2

    De ondernemer die voor Nederland heeft gekozen als lidstaat van identificatie voldoet de btw bij de ontvanger.


Artikel 28rj

De niet in de Unie gevestigde ondernemer die van de niet-Unieregeling gebruikmaakt, past geen aftrek van belasting toe als bedoeld in artikel 168 van BTW-richtlijn 2006. In afwijking van artikel 1, eerste lid, van de Dertiende Richtlijn 86/560/EEG van de Raad van 17 november 1986 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting – Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen (PbEG 1986, L 326) wordt deze ondernemer teruggaaf verleend overeenkomstig die richtlijn. Artikel 2, tweede en derde lid, en artikel 4, tweede lid, van die richtlijn zijn niet van toepassing op de teruggaaf die verband houdt met onder de niet-Unieregeling vallende diensten.

Indien de ondernemer die van de niet-Unieregeling gebruikmaakt, in een lidstaat moet worden geïdentificeerd voor activiteiten die niet onder de niet-Unieregeling vallen, brengt hij de in die lidstaat betaalde voorbelasting die verband houdt met zijn aan de niet-Unieregeling onderworpen belastbare activiteiten, in aftrek op de overeenkomstig artikel 250 van BTW-richtlijn 2006 in te dienen aangifte.


Artikel 28rk

  • 1

    Indien de belasting die verschuldigd is over in Nederland verrichte diensten, ongeacht de keuze van lidstaat van identificatie, geheel of gedeeltelijk niet is betaald, kan de inspecteur met toepassing van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de te weinig geheven belasting naheffen. De artikelen 30h, 30ha, 67c en 67f van die wet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2

    Indien het totaal van de belasting op de btw-melding voor Nederland over een belastingtijdvak negatief is, wordt de btw-melding voor dat totaal aangemerkt als een verzoek om teruggaaf van belasting.

  • 3

    De inspecteur beslist op het verzoek om teruggaaf bij voor bezwaar vatbare beschikking

  • 4

    Op de verzoeken om teruggaaf van belasting is afdeling 4.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.


Artikel 28rl

  • 1

    De niet in de Unie gevestigde ondernemer voert van alle handelingen waarop de niet-Unieregeling van toepassing is, een boekhouding. Deze boekhouding moet voldoende gegevens bevatten om de belastingautoriteiten van de lidstaat van verbruik in staat te stellen de juistheid van de btw-melding te bepalen.

  • 2

    Desgevraagd moet de in het eerste lid bedoelde boekhouding langs elektronische weg aan de lidstaat van identificatie en aan de lidstaat van verbruik beschikbaar worden gesteld. De boekhouding wordt bewaard gedurende tien jaar na afloop van het jaar waarin de handeling is verricht.


Paragraaf 3 Bijzondere regeling voor intracommunautaire afstandsverkopen van goederen, voor leveringen van goederen binnen een lidstaat door elektronische interfaces die die leveringen faciliteren, en voor diensten verricht door in de Unie doch niet in de lidstaat van verbruik gevestigde ondernemers (Unieregeling)

Paragraaf 3 Bijzondere regeling voor intracommunautaire afstandsverkopen van goederen, voor leveringen van goederen binnen een lidstaat door elektronische interfaces die die leveringen faciliteren, en voor diensten verricht door in de Unie doch niet in de lidstaat van verbruik gevestigde ondernemers (Unieregeling)


Artikel 28s

Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    niet in de lidstaat van verbruik gevestigde ondernemer: een ondernemer die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting op het grondgebied van de Unie heeft gevestigd, maar in de lidstaat van verbruik noch de zetel van zijn bedrijfsuitoefening, noch een vaste inrichting heeft;

  • b.

    lidstaat van identificatie:

    • 1°.

      in het geval de ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening in de Unie heeft gevestigd: de lidstaat waar die zetel zich bevindt; of

    • 2°.

      in het geval de ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Unie heeft gevestigd: de lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft; of

    • 3°.

      in het geval de ondernemer niet in de Unie is gevestigd, maar daarin meer dan één vaste inrichting heeft: de lidstaat waar zich een vaste inrichting bevindt, waarin de ondernemer meldt dat hij van de Unieregeling gebruik maakt. De ondernemer is gedurende het betreffende kalenderjaar en de twee daaropvolgende kalenderjaren aan deze keuze gebonden; of

    • 4°.

      in het geval de ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Unie heeft gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft: de lidstaat waar de verzending of het vervoer van de goederen aanvangt. Indien er meer dan één lidstaat is waar de verzending of het vervoer van de goederen aanvangt, vermeldt de ondernemer welke van deze lidstaten de lidstaat van identificatie is. De ondernemer is gedurende het betreffende kalenderjaar en de twee daaropvolgende kalenderjaren aan deze keuze gebonden;

  • c.

    lidstaat van verbruik:

    • 1°.

      in het geval van de verrichting van een dienst: de lidstaat waar de dienst overeenkomstig hoofdstuk II, afdeling 1b, wordt geacht te zijn verricht; of

    • 2°.

      in het geval van een intracommunautaire afstandsverkoop van goederen: de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer; of

    • 3°.

      in het geval van de levering van goederen door een ondernemer die deze levering faciliteert overeenkomstig artikel 3c, tweede lid, indien de verzending of het vervoer van de geleverde goederen in dezelfde lidstaat begint en eindigt: deze lidstaat;

  • d.

    Unieregeling: de bijzondere regeling, bedoeld in deze paragraaf.


Artikel 28sa

  • 1

    Van de Unieregeling kan worden gebruik gemaakt door:

    • a.

      een ondernemer die intracommunautaire afstandsverkopen van goederen verricht;

    • b.

      een ondernemer die de levering van goederen faciliteert overeenkomstig artikel 3c, tweede lid, indien het vervoer van de geleverde goederen in dezelfde lidstaat begint en eindigt;

    • c.

      een niet in de lidstaat van verbruik gevestigde ondernemer die diensten verricht voor andere dan ondernemers.

  • 2

    De Unieregeling is van toepassing op alle door de betrokken ondernemer in de Unie geleverde goederen of verrichte diensten, bedoeld in het eerste lid.


Artikel 28sb

  • 1

    Een ondernemer doet aan de lidstaat van identificatie opgave van het begin en de beëindiging van zijn onder de Unieregeling vallende activiteiten, alsmede van de wijzigingen ervan waardoor hij niet langer voldoet aan de voorwaarden om van de Unieregeling gebruik te mogen maken. Deze opgave wordt langs elektronische weg verstrekt.

  • 2

    De ondernemer die kiest voor Nederland als lidstaat van identificatie doet de in het eerste lid bedoelde opgave bij de inspecteur.

  • 3

    De ondernemer wordt bij opgave van het begin van zijn onder de Unieregeling vallende activiteiten opgenomen in het identificatieregister Unieregeling.

  • 4

    Indien degene die heeft gekozen voor Nederland als lidstaat van identificatie niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor identificatie, wordt de identificatie door de inspecteur geweigerd respectievelijk beëindigd. De weigering of beëindiging geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking.


Artikel 28sc

  • 1

    De niet in de lidstaat van verbruik gevestigde ondernemer wordt door de lidstaat van identificatie uitgesloten van de Unieregeling en verwijderd uit het identificatieregister in elk van de volgende gevallen:

    • a.

      indien hij meldt dat hij niet langer leveringen van goederen of diensten verricht die onder de Unieregeling vallen;

    • b.

      indien anderszins kan worden aangenomen dat zijn aan de Unieregeling onderworpen belastbare activiteiten beëindigd zijn;

    • c.

      hij vervult niet langer de voorwaarden om van de Unieregeling gebruik te mogen maken;

    • d.

      hij voldoet bij voortduring niet aan de voorschriften van de Unieregeling.

  • 2

    De uitsluiting bedoeld in het eerste lid geschiedt ingeval Nederland de lidstaat van identificatie is, bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur.


Artikel 28sd

  • 1

    De ondernemer die van de Unieregeling gebruikmaakt, dient voor elk kalenderkwartaal langs elektronische weg een btw-melding in bij de lidstaat van identificatie, ongeacht of al dan niet leveringen van goederen of diensten zijn verricht die onder de Unieregeling vallen. De btw-melding wordt vóór het einde van de maand volgend op het verstrijken van het kalenderkwartaal waarop de aangifte betrekking heeft, ingediend.

  • 2

    De ondernemer die voor Nederland heeft gekozen als lidstaat van identificatie dient de in het eerste lid bedoelde btw-melding in bij de inspecteur.


Artikel 28se

  • 1

    De btw-melding bevat het aan de ondernemer toegekende btw-identificatienummer en, voor elke lidstaat van verbruik waar de btw verschuldigd is, het totale bedrag exclusief btw, de toepasselijke btw-tarieven, het totale bedrag van de overeenkomstige belasting, uitgesplitst naar belastingtarieven, en de totale verschuldigde belasting over de volgende gedurende het kalenderkwartaal verrichte leveringen die onder de Unieregeling vallen:

    • a.

      intracommunautaire afstandsverkopen van goederen;

    • b.

      goederenleveringen overeenkomstig artikel 3c, tweede lid, indien de verzending of het vervoer van die goederen in dezelfde lidstaat begint en eindigt;

    • c.

      diensten.

  • 2

    De btw-melding bevat ook de wijzigingen met betrekking tot voorgaande belastingtijdvakken, bedoeld in het achtste lid.

  • 3

    Wanneer goederen worden verzonden of vervoerd vanuit een andere lidstaat dan de lidstaat van identificatie, bevat de btw-melding ook:

    • a.

      het totale bedrag exclusief btw;

    • b.

      de toepasselijke btw-tarieven;

    • c.

      het totale bedrag van de overeenkomstige belasting, uitgesplitst naar belastingtarieven; en

    • d.

      de totale verschuldigde belasting over de volgende leveringen die onder de Unieregeling vallen, voor elke lidstaat waaruit die goederen zijn verzonden of vervoerd:

      • i.

        intracommunautaire afstandsverkopen van goederen die niet via een ondernemer verlopen overeenkomstig artikel 3c, tweede lid;

      • ii.

        intracommunautaire afstandsverkopen van goederen en goederenleveringen door een ondernemer overeenkomstig artikel 3c, tweede lid, indien de verzending of het vervoer van de goederen in dezelfde lidstaat begint en eindigt.

  • 4

    Met betrekking tot de leveringen, bedoeld in het derde lid, onderdeel d, onder i, bevat de btw-melding ook het individuele btw-identificatienummer of het fiscale registratienummer dat door elk van de desbetreffende lidstaten is toegekend.

  • 5

    Met betrekking tot de leveringen, bedoeld in het derde lid, onderdeel d, onder ii, bevat de btw-melding ook het individuele btw-identificatienummer of het fiscale registratienummer dat door elk van de desbetreffende lidstaten is toegekend, indien beschikbaar.

  • 6

    De btw-melding bevat de informatie, bedoeld in het derde, vierde en vijfde lid, uitgesplitst naar lidstaat van verbruik.

  • 7

    Indien de ondernemer die onder de Unieregeling vallende diensten verricht, behalve in de lidstaat van identificatie in een of meer andere lidstaten één of meer vaste inrichtingen heeft van waaruit de diensten worden verricht, bevat de btw-melding, per lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft gevestigd en uitgesplitst naar lidstaat van verbruik:

    • a.

      het totale bedrag exclusief btw;

    • b.

      de toepasselijke btw-tarieven;

    • c.

      het totale bedrag van de overeenkomstige belasting en de totale verschuldigde belasting over die leveringen; en

    • d.

      het individueel btw-identificatienummer of het fiscaal registratienummer van de inrichting.

  • 8

    Indien een reeds ingediende btw-melding naderhand moet worden gewijzigd, worden deze wijzigingen in een volgende btw-melding opgenomen uiterlijk drie jaar na de datum waarop de oorspronkelijke melding moest worden ingediend overeenkomstig artikel 28sd. In die volgende btw-melding staan de betrokken lidstaat van verbruik, het kalenderkwartaal en het btw-bedrag waarvoor de wijzigingen nodig zijn, vermeld.

  • 9

    Met betrekking tot de in Nederland ingediende btw-melding is Hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing als ware de betaalde belasting op aangifte voldaan.


Artikel 28sf

  • 1

    De btw-melding wordt in euro verricht.

  • 2

    Indien de goederenleveringen en diensten in een andere munteenheid luiden, hanteert de ondernemer die van de Unieregeling gebruikmaakt, bij het invullen van de btw-melding de wisselkoers die gold op de laatste dag van het belastingtijdvak. De omwisseling geschiedt volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor die dag bekend heeft gemaakt of, wanneer die dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, op de eerstvolgende dag van bekendmaking.


Artikel 28sg

  • 1

    De ondernemer die gebruikmaakt van de Unieregeling, betaalt de btw, onder verwijzing naar de betreffende btw-melding, uiterlijk bij het verstrijken van de termijn waarbinnen de btw-melding moet worden ingediend. De btw wordt overgemaakt naar een door de lidstaat van identificatie opgegeven bankrekening in euro, dan wel naar een bankrekening in hun eigen valuta van lidstaten die de euro niet als munteenheid hebben aangenomen, indien die lidstaten dat eisen.

  • 2

    De ondernemer die voor Nederland heeft gekozen als lidstaat van identificatie betaalt de btw bij de ontvanger.


Artikel 28sh

De ondernemer die van de Unieregeling gebruikmaakt, past met betrekking tot zijn aan de Unieregeling onderworpen belastbare activiteiten, geen aftrek toe als bedoeld in artikel 168 van BTW-richtlijn 2006 voor de betaalde voorbelasting. In afwijking van artikel 2, eerste lid, artikel 3 en artikel 8, eerste lid, onderdeel e, van Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn (PbEU 2008, L 44) wordt deze ondernemer teruggaaf verleend overeenkomstig die richtlijn.

Indien de ondernemer die van de Unieregeling gebruikmaakt, in een lidstaat moet worden geïdentificeerd voor activiteiten die niet onder de Unieregeling vallen, brengt hij de in die lidstaat betaalde voorbelasting die verband houdt met zijn aan de Unieregeling onderworpen belastbare activiteiten, in aftrek op de overeenkomstig artikel 250 van BTW-richtlijn 2006 in te dienen aangifte.


Artikel 28si

  • 1

    Indien de belasting die verschuldigd is over in Nederland verrichte handelingen als bedoeld in deze paragraaf, ongeacht de keuze van de lidstaat van identificatie, geheel of gedeeltelijk niet is betaald, kan de inspecteur met toepassing van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de te weinig geheven belasting naheffen. De artikelen 30h, 30ha, 67c en 67f van die wet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2

    Indien het totaal van de belasting op de btw-melding voor Nederland over een belastingtijdvak negatief is, wordt de btw-melding voor dat totaal aangemerkt als een verzoek om teruggaaf van belasting.

  • 3

    De inspecteur beslist op het verzoek om teruggaaf bij voor bezwaar vatbare beschikking

  • 4

    Op de verzoeken om teruggaaf van belasting is afdeling 4.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.


Artikel 28sj

  • 1

    De ondernemer die van de Unieregeling gebruikmaakt, voert van alle onder de Unieregeling vallende handelingen een boekhouding. Deze boekhouding moet voldoende gegevens bevatten om de belastingautoriteiten van de lidstaat van verbruik in staat te stellen de juistheid van de btw-melding te bepalen.

  • 2

    Desgevraagd moet de in het eerste lid bedoelde boekhouding langs elektronische weg aan de lidstaat van verbruik en aan de lidstaat van identificatie beschikbaar worden gesteld. De boekhouding wordt bewaard gedurende tien jaar na afloop van het jaar waarin de handeling is verricht.


Paragraaf 4 Bijzondere regeling voor afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen (invoerregeling)

Paragraaf 4 Bijzondere regeling voor afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen (invoerregeling)


Artikel 28t

Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop gebaseerde bepalingen hebben afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen uitsluitend betrekking op goederen, met uitzondering van accijnsgoederen, in zendingen met een intrinsieke waarde van niet meer dan € 150.


Artikel 28ta

  • 1

    Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      niet in de Unie gevestigde ondernemer: een ondernemer die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet op het grondgebied van de Unie heeft gevestigd noch daar over een vaste inrichting beschikt;

    • b.

      tussenpersoon: een in de Unie gevestigde persoon die door de ondernemer die afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen verricht, is aangewezen als de persoon die gehouden is tot voldoening van de btw en die in naam en voor rekening van de ondernemer de in de invoerregeling vastgestelde verplichtingen moet nakomen;

    • c.

      lidstaat van identificatie:

      • 1°.

        wanneer de ondernemer niet in de Unie is gevestigd, de lidstaat waar hij verkiest zich te registreren;

      • 2°.

        wanneer de ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Unie heeft gevestigd maar daar wel één of meer vaste inrichtingen heeft, de lidstaat met een vaste inrichting waar de ondernemer meldt dat hij van de invoerregeling gebruik zal maken;

      • 3°.

        wanneer de ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening in een lidstaat heeft gevestigd, deze lidstaat;

      • 4°.

        wanneer de tussenpersoon de zetel van zijn bedrijfsuitoefening in een lidstaat heeft gevestigd, deze lidstaat;

      • 5°.

        wanneer de tussenpersoon de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Unie heeft gevestigd, maar daar wel één of meer vaste inrichtingen heeft, de lidstaat met een vaste inrichting waar de tussenpersoon meldt dat hij van de invoerregeling gebruik zal maken;

    • d.

      lidstaat van verbruik: de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer;

    • e.

      invoerregeling: de bijzondere regeling, bedoeld in deze paragraaf.

  • 2

    Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, onder 2° en 5°, is de ondernemer of tussenpersoon wanneer hij meer dan één vaste inrichting in de Unie heeft, gebonden door zijn beslissing betreffende de aanwijzing van de lidstaat van vestiging gedurende het betreffende kalenderjaar en de twee daaropvolgende jaren.


Artikel 28tb

  • 1

    De volgende ondernemers die afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen verrichten kunnen gebruik maken van de invoerregeling:

    • a.

      elke in de Unie gevestigde ondernemer die afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen verricht;

    • b.

      elke al dan niet in de Unie gevestigde ondernemer die afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen verricht, en die door een in de Unie gevestigde tussenpersoon is vertegenwoordigd;

    • c.

      elke ondernemer die gevestigd is in een derde-land waarmee de Unie een overeenkomst betreffende wederzijds bijstand heeft gesloten waarvan het toepassingsgebied vergelijkbaar is met Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen (PbEU 2010, L 84) en Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PbEU 2010, L 268), en die afstandsverkopen van goederen vanuit dat derde-land verricht.

  • 2

    De ondernemers passen de invoerregeling toe op al hun afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen.

  • 3

    Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, kan een ondernemer slechts één tussenpersoon tegelijk aanwijzen.

  • 4

    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, ter verzekering van de heffing en de invordering, regels worden gesteld met betrekking tot de tussenpersoon.


Artikel 28tc

  • 1

    Voor afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen waarvan de btw-melding wordt gedaan in het kader van de invoerregeling, vindt het belastbare feit plaats en wordt de belasting verschuldigd op het tijdstip van levering.

  • 2

    De goederen worden geacht te zijn geleverd op het tijdstip waarop de betaling is aanvaard.


Artikel 28td

  • 1

    De ondernemer die van de invoerregeling gebruik maakt, of een voor zijn rekening handelende tussenpersoon, doet aan de lidstaat van identificatie opgave van het begin en de beëindiging van zijn activiteit in het kader van de invoerregeling, alsmede van de wijzigingen ervan waardoor hij niet langer voldoet aan de voorwaarden om van de invoerregeling gebruik te mogen maken. Deze informatie wordt langs elektronische weg verstrekt.

  • 2

    Wanneer de ondernemer kiest voor Nederland als lidstaat van identificatie doet hij of zijn tussenpersoon de in het eerste lid bedoelde opgave bij de inspecteur.

  • 3

    De ondernemer en de tussenpersoon bedoeld in het tweede lid worden opgenomen in het identificatieregister invoerregeling.


Artikel 28te

  • 1

    De mededeling die de ondernemer die geen beroep doet op een tussenpersoon, aan de lidstaat van identificatie doet voordat hij van de invoerregeling gebruik begint te maken, bevat de volgende bijzonderheden:

    • a.

      de naam;

    • b.

      het postadres;

    • c.

      het elektronisch adres, met inbegrip van websites;

    • d.

      het btw-identificatienummer of nationaal belastingnummer.

  • 2

    De mededeling die de tussenpersoon aan de lidstaat van identificatie doet voordat hij van de invoerregeling gebruik begint te maken voor rekening van een ondernemer, bevat de volgende bijzonderheden:

    • a.

      de naam;

    • b.

      het postadres;

    • c.

      het elektronisch adres;

    • d.

      het btw-identificatienummer.

  • 3

    De informatie die de tussenpersoon moet verstrekken aan de lidstaat van identificatie voor elke ondernemer die hij vertegenwoordigt voordat die ondernemer van de invoerregeling gebruik begint te maken, dient de volgende gegevens te bevatten:

    • a.

      de naam;

    • b.

      het postadres;

    • c.

      het elektronisch adres, met inbegrip van websites;

    • d.

      het btw-identificatienummer of nationaal belastingnummer;

    • e.

      het individuele identificatienummer, bedoeld in artikel 28tf, tweede lid.

  • 4

    Een ondernemer die van de invoerregeling gebruikmaakt of, in voorkomend geval, zijn tussenpersoon doet de lidstaat van identificatie mededeling van alle wijzigingen in de verstrekte informatie. Voor Nederland als lidstaat van identificatie wordt deze mededeling gedaan aan de inspecteur.


Artikel 28tf

  • 1

    De ondernemer die gebruikmaakt van de invoerregeling wordt voor de toepassing van de invoerregeling een individueel btw-identificatienummer toegekend door de lidstaat van identificatie die hem dit nummer langs elektronische weg meedeelt.

  • 2

    Een tussenpersoon wordt door de lidstaat van identificatie een individueel identificatienummer toegekend dat hem door die lidstaat langs elektronische weg wordt meegedeeld.

  • 3

    De tussenpersoon wordt door de lidstaat van identificatie een individueel btw-identificatienummer toegekend voor de toepassing van de invoerregeling ten aanzien van iedere ondernemer waarvoor hij is aangesteld.

  • 4

    Het btw-identificatienummer, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, wordt uitsluitend gebruikt voor de toepassing van de invoerregeling.

  • 5

    De ondernemer of tussenpersoon die kiest voor Nederland als lidstaat van identificatie verkrijgt de btw-identificatienummers, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, van de inspecteur.

  • 6

    Indien degene die heeft gekozen voor Nederland als lidstaat van identificatie niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor identificatie, wordt de identificatie door de inspecteur geweigerd respectievelijk beëindigd. De weigering of beëindiging geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking.


Artikel 28tg

  • 1

    De niet van een tussenpersoon gebruikmakende ondernemer wordt door de lidstaat van identificatie uit het identificatieregister invoerregeling verwijderd in de volgende gevallen:

    • a.

      de ondernemer deelt de lidstaat van identificatie mee dat hij niet langer afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen verricht;

    • b.

      er kan anderszins worden aangenomen dat zijn belastbare activiteiten betreffende afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen, beëindigd zijn;

    • c.

      hij vervult niet langer de voorwaarden om van de invoerregeling gebruik te mogen maken;

    • d.

      hij voldoet bij voortduring niet aan de voorschriften van de invoerregeling.

  • 2

    De tussenpersoon wordt door de lidstaat van identificatie verwijderd uit het identificatieregister invoerregeling in de volgende gevallen:

    • a.

      hij heeft gedurende twee opeenvolgende kalenderkwartalen niet gehandeld als tussenpersoon voor rekening van een ondernemer die van de invoerregeling gebruikmaakt;

    • b.

      hij vervult niet langer de andere voorwaarden om als tussenpersoon te kunnen optreden;

    • c.

      hij voldoet bij voortduring niet aan de voorschriften van de invoerregeling.

  • 3

    De door een tussenpersoon vertegenwoordigde ondernemer wordt door de lidstaat van identificatie verwijderd uit het identificatieregister invoerregeling in de volgende gevallen:

    • a.

      de tussenpersoon deelt de lidstaat van identificatie mee dat deze ondernemer niet langer afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen verricht;

    • b.

      er kan anderszins worden aangenomen dat de belastbare activiteiten van deze ondernemer betreffende afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen, beëindigd zijn;

    • c.

      de ondernemer vervult niet langer de voorwaarden om van de invoerregeling gebruik te mogen maken;

    • d.

      de ondernemer voldoet bij voortduring niet aan de voorschriften van de invoerregeling;

    • e.

      de tussenpersoon deelt de lidstaat van identificatie mee dat hij deze ondernemer niet langer vertegenwoordigt.

  • 4

    De verwijdering bedoeld in de voorgaande leden geschiedt ingeval Nederland de lidstaat van identificatie is bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur.


Artikel 28th

  • 1

    De ondernemer die van de invoerregeling gebruik maakt, of zijn tussenpersoon dient langs elektronische weg bij de lidstaat van identificatie een btw-melding in voor elke kalendermaand, ongeacht of al dan niet afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen zijn verricht. De btw-melding wordt uiterlijk ingediend voor het einde van de kalendermaand volgend op het verstrijken van het belastingtijdvak waarop de melding betrekking heeft.

  • 2

    Wanneer de ondernemer voor Nederland als lidstaat van identificatie heeft gekozen dient hij of zijn tussenpersoon de in het eerste lid bedoelde btw-melding in bij de inspecteur.


Artikel 28ti

  • 1

    De btw-melding bevat het btw-identificatienummer, bedoeld in artikel 28tf, van de ondernemer en in voorkomend geval van zijn tussenpersoon en, voor elke lidstaat van verbruik waar de btw verschuldigd is:

    • a.

      het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van de afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen waarvoor de btw gedurende het belastingtijdvak verschuldigd is geworden;

    • b.

      het totale bedrag van de btw daarover, uitgesplitst naar belastingtarieven; en

    • c.

      de geldende btw-tarieven en de totale verschuldigde belasting.

  • 2

    Indien een reeds ingediende btw-melding naderhand moet worden gewijzigd, worden deze wijzigingen uiterlijk drie jaren na de datum waarop de oorspronkelijke btw-melding overeenkomstig artikel 28th moest worden ingediend in een volgende btw-melding opgenomen. In die volgende btw-melding staan de betrokken lidstaat van verbruik, het belastingtijdvak en het btw-bedrag waarvoor wijzigingen nodig zijn, vermeld.

  • 3

    Met betrekking tot de in Nederland ingediende btw-melding is Hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing als ware de betaalde belasting op aangifte voldaan.


Artikel 28tj

  • 1

    De btw-melding wordt in euro verricht.

  • 2

    Indien de leveringen in een andere munteenheid luiden, hanteert de ondernemer die van de invoerregeling gebruikmaakt, of zijn tussenpersoon, bij het invullen van de btw-melding de wisselkoers die gold op de laatste dag van de desbetreffende kalendermaand. De omwisseling geschiedt volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor die dag bekend heeft gemaakt of, wanneer die dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, op de eerstvolgende dag van bekendmaking.


Artikel 28tk

  • 1

    De ondernemer die van de invoerregeling gebruikmaakt, of zijn tussenpersoon, voldoet de btw onder verwijzing naar de betreffende btw-melding, uiterlijk bij het verstrijken van het moment waarop de btw-melding moet worden ingediend. De belasting wordt overgemaakt naar een door de lidstaat van identificatie opgegeven bankrekening in euro, dan wel naar een bankrekening in hun eigen valuta van lidstaten die de euro niet als munteenheid hebben aangenomen, indien die lidstaten dat eisen.

  • 2

    De ondernemer die voor Nederland heeft gekozen als lidstaat van identificatie voldoet de btw bij de ontvanger.


Artikel 28tl

  • 1

    De ondernemer die van de invoerregeling gebruik maakt, past met betrekking tot de voorbelasting die verband houdt met zijn aan de invoerregeling onderworpen belastbare activiteiten geen btw-aftrek toe in de lidstaten van verbruik overeenkomstig artikel 168 van BTW-richtlijn 2006. In afwijking van artikel 1, onderdeel 1, van de Dertiende Richtlijn 86/560/EEG van de Raad van 17 november 1986 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting – Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen (PbEG 1986, L 326) en artikel 2, eerste lid, en artikel 3 van Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn (PbEU 2008, L 44) wordt deze ondernemer teruggaaf verleend overeenkomstig die richtlijnen. Artikel 2, tweede en derde lid, en artikel 4, tweede lid, van genoemde Richtlijn 86/560/EEG zijn niet van toepassing op de teruggaaf die verband houdt met onder de invoerregeling vallende goederen.

  • 2

    Indien de ondernemer die van de invoerregeling gebruikmaakt, in een lidstaat moet worden geïdentificeerd voor activiteiten die niet onder de invoerregeling vallen, brengt hij de in die lidstaat betaalde voorbelasting die verband houdt met zijn aan de invoerregeling onderworpen belastbare activiteiten, in aftrek op de overeenkomstig artikel 250 van BTW-richtlijn 2006 in te dienen aangifte.


Artikel 28tm

  • 1

    Indien de belasting die verschuldigd is over in Nederland geleverde goederen als bedoeld in deze paragraaf, ongeacht de keuze van de lidstaat van identificatie, geheel of gedeeltelijk niet is betaald, kan de inspecteur met toepassing van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de te weinig geheven belasting naheffen. De artikelen 30h, 30ha, 67c en 67f van die wet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2

    Indien het totaal van de belasting op de btw-melding voor Nederland over een belastingtijdvak negatief is, wordt de btw-melding voor dat totaal aangemerkt als een verzoek om teruggaaf van belasting.

  • 3

    De inspecteur beslist op het verzoek om teruggaaf bij voor bezwaar vatbare beschikking

  • 4

    Op de verzoeken om teruggaaf van belasting is afdeling 4.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.


Artikel 28tn

  • 1

    De ondernemer die van de invoerregeling gebruikmaakt, voert van alle onder de invoerregeling vallende handelingen een boekhouding. Een tussenpersoon voert voor alle door hem vertegenwoordigde ondernemers een boekhouding. Deze boekhouding moet voldoende gegevens bevatten om de belastingautoriteiten van de lidstaat van verbruik in staat te stellen de juistheid van de aangifte te bepalen.

  • 2

    Desgevraagd moet de boekhouding, bedoeld in het eerste lid, langs elektronische weg aan de lidstaat van verbruik en aan de lidstaat van identificatie beschikbaar worden gesteld. De boekhouding wordt bewaard gedurende tien jaren na afloop van het jaar waarin de handeling is verricht.


Afdeling 8 Bijzondere regeling voor de aangifte en de betaling van belasting bij invoer (regeling post- en koeriersdiensten)


Artikel 28u

Indien voor de invoer van goederen, met uitzondering van accijnsgoederen, in zendingen met een intrinsieke waarde van niet meer dan € 150 geen gebruik wordt gemaakt van de invoerregeling, bedoeld in afdeling 7, paragraaf 4, kan de persoon die voor de goederen voor het plaatsen onder de regeling in het vrije verkeer brengen in Nederland een douaneaangifte doet voor rekening van de persoon voor wie de goederen bestemd zijn, gebruikmaken van de regeling post- en koeriersdiensten met betrekking tot goederen waarvan de verzending of het vervoer in Nederland wordt beëindigd.


Artikel 28v

  • 1

    Voor de toepassing van de regeling post- en koeriersdiensten wordt de belasting bij invoer overeenkomstig artikel 22, eerste lid, geheven van de persoon die de douaneaangifte doet voor het plaatsen van de goederen onder de regeling in het vrije verkeer brengen in Nederland, met dien verstande dat voor de toepassing van deze regeling geen zekerheid behoeft te worden gesteld voor de verschuldigde omzetbelasting wanneer uitstel van betaling als bedoeld in artikel 110 van het Douanewetboek van de Unie wordt verleend.

  • 2

    De persoon voor wie de goederen bestemd zijn, is gehouden tot betaling van de omzetbelasting die de persoon, bedoeld in het eerste lid, bij hem in rekening brengt, voor zover deze belasting door die laatste is verschuldigd ingevolge dat eerste lid. Deze persoon neemt passende maatregelen om te garanderen dat het juiste bedrag aan belastingen wordt betaald.


Artikel 28w

  • 1

    De personen die gebruikmaken van de regeling post- en koeriersdiensten houden van alle onder de regeling post- en koeriersdiensten vallende handelingen een boekhouding bij. Deze boekhouding moet voldoende gegevens bevatten voor de inspecteur om de juistheid van de aangegeven belasting te beoordelen.

  • 2

    Desgevraagd moet de boekhouding, bedoeld in het eerste lid, langs elektronische weg aan de inspecteur beschikbaar worden gesteld. De boekhouding wordt bewaard gedurende tien jaren na afloop van het kalenderjaar waarin de aangiften zijn gedaan.


Artikel 28x

[Vervallen]


Afdeling 9 Regeling voor vis


Artikel 28y

De belasting, verschuldigd ter zake van de invoer en de levering aan veilingen van vis, schaal-, schelp- en weekdieren die worden aangebracht per schip dat terugkeert van de visvangst, of per ventjager, bedraagt nihil.


Afdeling 10 Regeling voor reisbureaus


Artikel 28z

  • 1

    Deze afdeling en de daarop berustende bepalingen zijn van toepassing op de handelingen van reisbureaus, voor zover de reisbureaus op eigen naam tegenover de reiziger handelen en zij voor de totstandbrenging van de reizen gebruikmaken van de leveringen van goederen en diensten van andere ondernemers.

  • 2

    Voor de toepassing van deze afdeling en de daarop berustende bepalingen worden reisorganisatoren (touroperators) als reisbureaus beschouwd.


Artikel 28za

De onder de voorwaarden van artikel 28z verrichte handelingen van het reisbureau met het oog op de totstandkoming van de reis, worden beschouwd als één enkele dienst die het reisbureau voor de reiziger verricht (reisdienst). De plaats van deze dienst is de plaats waar het reisbureau de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd van waaruit het de dienst heeft verricht.


Artikel 28zb

  • 1

    Ter zake van reisdiensten wordt de belasting naar keuze van het reisbureau berekend over:

    • a.

      de winstmarge per tijdvak van aangifte, de omzetbelasting niet daaronder begrepen, of

    • b.

      de winstmarge per reis, de omzetbelasting niet daaronder begrepen.

  • 2

    De winstmarge per tijdvak van aangifte is het verschil tussen de som van de vergoedingen, de omzetbelasting daaronder begrepen, in dat tijdvak ter zake van reisdiensten en de som van de in dat tijdvak werkelijk door het reisbureau gedragen kosten voor goederen en diensten van andere ondernemers, mits deze goederen en diensten de reiziger rechtstreeks ten goede komen.

  • 3

    De winstmarge per reis is het verschil tussen de vergoeding, de omzetbelasting daaronder begrepen, ter zake van de reisdienst en de werkelijk door het reisbureau gedragen kosten voor goederen en diensten van andere ondernemers, mits deze goederen en diensten de reiziger rechtstreeks ten goede komen.

  • 4

    Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde keuze en overgangsregels ten aanzien van het wijzigen van deze keuze worden gesteld.


Artikel 28zc

Indien de handelingen waarvoor het reisbureau een beroep doet op andere ondernemers, door laatstgenoemden buiten de Unie worden verricht, wordt de dienst van het reisbureau gelijkgesteld met de in de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel b, post 4, genoemde handeling van een tussenpersoon. Indien de in de eerste volzin bedoelde handelingen zowel binnen als buiten de Unie worden verricht, mag alleen het gedeelte van de dienst van het reisbureau betreffende de buiten de Unie verrichte handelingen als zodanig gelijkgesteld worden beschouwd.


Artikel 28zd

  • 1

    Ingeval in een tijdvak van aangifte in een kalenderjaar, het laatste tijdvak van aangifte in een kalenderjaar uitgezonderd, de winstmarge per tijdvak van aangifte, de omzetbelasting niet daaronder begrepen, (tijdvakwinstmarge) negatief is, wordt deze negatieve tijdvakwinstmarge verrekend met een positieve tijdvakwinstmarge, of opgeteld bij een negatieve tijdvakwinstmarge, die in het volgende belastingtijdvak wordt gerealiseerd.

  • 2

    Na afloop van een kalenderjaar wordt voor dat kalenderjaar de tijdvakwinstmarge op jaarbasis vastgesteld (jaarsaldo). Ingeval het jaarsaldo negatief is, wordt dit negatieve jaarsaldo opgeteld bij de ten behoeve van de vaststelling van het jaarsaldo van het daaropvolgende kalenderjaar op jaarbasis herrekende som. Ingeval de belasting over dat aldus berekende jaarsaldo minder bedraagt dan het bedrag aan belasting dat over het kalenderjaar is of moet worden voldaan ter zake van reisdiensten wordt het verschil op verzoek aan het reisbureau teruggegeven.

  • 3

    Het vaststellen van het bedrag van de teruggaaf, bedoeld in het tweede lid, geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het verzoek wordt gedaan binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft.


Artikel 28ze

De belasting die aan het reisbureau in rekening wordt gebracht door andere ondernemers voor de in artikel 28z, eerste lid, bedoelde handelingen welke de reiziger rechtstreeks ten goede komen, komt niet voor aftrek of teruggaaf in aanmerking.


Artikel 28zf

  • 1

    Ter zake van de reisdiensten wordt voor de toepassing van artikel 35a, eerste lid, onderdeel h, de omzetbelasting begrepen onder de vergoeding.

  • 2

    Het is het reisbureau niet toegestaan om de belasting afzonderlijk te vermelden op de ter zake van de reisdienst uit te reiken factuur.

  • 3

    Artikel 35a, eerste lid, onderdeel j, is niet van toepassing ter zake van reisdiensten.


Artikel 28zg

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van deze afdeling.


Afdeling 11 Regeling voor vouchers


Artikel 28zh

  • 1

    Iedere overdracht van een voucher voor enkelvoudig gebruik door een ondernemer die in eigen naam handelt, wordt beschouwd als een levering van de goederen onderscheidenlijk de verrichting van diensten waarop de voucher betrekking heeft.

  • 2

    De feitelijke overhandiging van de goederen of de feitelijke dienstverrichting, in ruil voor een door de verrichter van de goederenlevering of dienst als volledige of gedeeltelijke tegenprestatie aanvaarde voucher voor enkelvoudig gebruik, wordt niet als een zelfstandige handeling beschouwd.

  • 3

    Indien de overdracht van een voucher voor enkelvoudig gebruik wordt verricht door een ondernemer die in naam van een andere ondernemer handelt, wordt die overdracht beschouwd als de levering van de goederen onderscheidenlijk de verrichting van de diensten waarop de voucher betrekking heeft door de andere ondernemer in wiens naam de ondernemer handelt.

  • 4

    Indien de verrichter van de goederenlevering of dienst niet de ondernemer is die, handelend in eigen naam, de voucher voor enkelvoudig gebruik heeft uitgegeven, wordt die verrichter met betrekking tot die voucher evenwel geacht de goederenlevering aan of dienst ten behoeve van die ondernemer te hebben verricht.


Artikel 28zi

  • 1

    De feitelijke overhandiging van de goederen of de feitelijke verrichting van de diensten in ruil voor een door de verrichter van de goederenlevering of dienst als volledige of gedeeltelijke tegenprestatie aanvaarde voucher voor meervoudig gebruik, is aan de belasting onderworpen, terwijl iedere voorafgaande overdracht van deze voucher voor meervoudig gebruik niet aan belasting is onderworpen.

  • 2

    Indien de voucher voor meervoudig gebruik wordt overgedragen door een ondernemer die niet de ondernemer is die overeenkomstig het vorige lid de aan belasting onderworpen handeling verricht, zijn alle vormen van dienstverrichting, zoals distributie- of promotiediensten, onderworpen aan belasting.


Artikel 28zj

Onverminderd het bepaalde in artikel 8, eerste en tweede lid, is de maatstaf van heffing voor de met betrekking tot een voucher voor meervoudig gebruik verrichte goederenlevering of dienst gelijk aan de tegenprestatie die betaald is voor de voucher of, bij ontstentenis van informatie over die tegenprestatie, de op de voucher voor meervoudig gebruik zelf of in de bijbehorende documentatie vermelde monetaire waarde, verminderd met het belastingbedrag over de geleverde goederen of de verrichte diensten.


Hoofdstuk VI Diverse bepalingen


Afdeling 1 Teruggaaf van belasting


Artikel 29

  • 1

    In geval van annulering, verbreking, ontbinding of gehele of gedeeltelijke niet-betaling, of in geval van prijsvermindering nadat de goederenlevering of dienst is verricht, wordt de maatstaf van heffing dienovereenkomstig verlaagd en ontstaat voor de ondernemer in zoverre recht op teruggaaf van de door hem voldane belasting.

  • 2

    Het recht op teruggaaf ontstaat op het tijdstip waarop de annulering, verbreking, ontbinding, gehele of gedeeltelijke niet-betaling of de prijsvermindering komen vast te staan, met dien verstande dat in geval van gehele of gedeeltelijke niet-betaling van de in rekening gebrachte vergoeding het recht op teruggaaf geacht wordt te zijn ontstaan uiterlijk één jaar na het tijdstip waarop de vergoeding opeisbaar is geworden.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid ontstaat bij annulering, verbreking of ontbinding van de overeenkomst tot goederenlevering of dienstverrichting en bij prijsvermindering nadat de goederenlevering of dienst is verricht geen recht op teruggaaf voor de ondernemer voor zover aan de afnemer of diens rechtverkrijgende terugbetaling wordt verricht door een ander dan de ondernemer.

  • 4

    Het bedrag van de teruggaaf wordt in mindering gebracht in de aangifte voor het tijdvak waarin het recht op teruggaaf is ontstaan.

  • 5

    Voor zover de vergoeding in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, alsnog geheel of gedeeltelijk wordt ontvangen nadat het recht op teruggaaf is ontstaan, wordt de ondernemer de belasting ter zake van de alsnog ontvangen vergoeding verschuldigd op het tijdstip waarop die vergoeding wordt ontvangen. Artikel 14, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 6

    Ingeval een ondernemer zijn vordering ter zake van de levering van goederen of diensten geheel of gedeeltelijk overdraagt aan een andere ondernemer, treedt deze andere ondernemer met betrekking tot die vordering of het overgedragen gedeelte daarvan voor de toepassing van het eerste, tweede, en derde lid op het tijdstip van die overdracht in de plaats van de ondernemer die de vordering overdraagt. Wanneer de andere ondernemer ter zake van de overgenomen vordering een recht op teruggaaf verkrijgt, wordt de teruggaaf in afwijking van het vierde lid op verzoek verleend. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 7

    De ondernemer die ingevolge artikel 15 belasting in aftrek heeft gebracht ter zake van aan hem verrichte leveringen van goederen en diensten, wordt het afgetrokken bedrag naar evenredigheid als belasting verschuldigd op het tijdstip waarop komt vast te staan dat hij de vergoeding waarop dat bedrag betrekking heeft, niet of niet geheel zal betalen dan wel geheel of gedeeltelijk heeft terugontvangen. De belasting wordt in ieder geval verschuldigd één jaar na het opeisbaar worden van de vergoeding voor zover deze op dat tijdstip nog niet is betaald. Artikel 14, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 8

    Ingeval de ondernemer, bedoeld in het zevende lid, nadat hij de belasting, bedoeld in dat lid, heeft voldaan alsnog de vergoeding geheel of gedeeltelijk betaalt, ontstaat voor hem op dat tijdstip opnieuw recht op aftrek van de ter zake alsnog voldane belasting als ware het belasting bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a. Artikel 15 is van overeenkomstige toepassing, waarbij voor de toepassing van artikel 15, vierde lid, eerste volzin, de aftrek plaatsvindt overeenkomstig de bestemming van de goederen en diensten op het tijdstip waarop de belasting ter zake van de levering daarvan in rekening is gebracht. Een eventuele herziening van de aftrek ter zake van de belastingtijdvakken tussen het tijdstip waarop het recht op aftrek aanvankelijk en het tijdstip waarop dat opnieuw ontstond, geschiedt in het tijdvak waarin het recht op aftrek opnieuw ontstaat. De toepassing van de tweede en derde volzin geschiedt overeenkomstig de in de desbetreffende tijdvakken geldende wettelijke bepalingen.

  • 9

    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld waarin het eerste tot en met het vijfde, zevende en achtste lid niet van toepassing worden verklaard op bedragen die niet zijn ontvangen onderscheidenlijk betaald ten gevolge van een korting voor contante betaling.

  • 10

    Het verzoek om teruggaaf, bedoeld in het zesde lid, wordt, in afwijking van artikel 31, eerste en tweede lid, ter zake van elke vordering afzonderlijk ingediend bij de inspecteur. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de vorm en de inhoud van het verzoek en de wijze waarop het verzoek wordt ingediend. Artikel 31, achtste en negende lid, zijn van overeenkomstige toepassing.


Artikel 29a

  • 1

    Op verzoek wordt teruggaaf verleend van de belasting ter zake van intracommunautaire verwerving van goederen, voor zover de vergoeding wordt terugbetaald omdat een vermindering van de vergoeding is verleend of omdat de goederen in ongebruikte staat zijn teruggezonden. De teruggaaf wordt slechts verleend voor zover de ondernemer de belasting niet in aftrek heeft gebracht.

  • 2

    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld waarin het eerste lid niet van toepassing wordt verklaard op bedragen welke niet zijn betaald ten gevolge van een korting voor contante betaling.


Artikel 30

  • 1

    Op verzoek wordt teruggaaf verleend van de belasting ter zake van intracommunautaire verwerving van goederen in de gevallen waarin de belasting is geheven met toepassing van artikel 17b, tweede lid, en door belanghebbende wordt aangetoond dat ter zake van dezelfde verwerving belasting is geheven in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer.

  • 2

    Op verzoek wordt naar evenredigheid teruggaaf verleend van de belasting ter zake van intracommunautaire verwerving van accijnsgoederen in de gevallen waarin na het tijdstip waarop die intracommunautaire verwerving van accijnsgoederen is verricht de in de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer van die goederen voldane accijns door de afnemer is terugontvangen.

  • 3

    Op verzoek wordt teruggaaf verleend van de belasting ter zake van invoer van goederen door een rechtspersoon, andere dan ondernemer, welke goederen zijn verzonden of vervoerd uit een derdelandsgebied of derde-land met als bestemming een andere lidstaat, indien belanghebbende aantoont dat in die andere lidstaat ter zake van intracommunautaire verwerving van die goederen belasting is geheven.


Artikel 31

  • 1

    Een verzoek om teruggaaf van belasting geschiedt bij de aangifte over het tijdvak waarin het recht op teruggaaf is ontstaan.

  • 2

    In gevallen waarin geen aangifte op de voet van artikel 14 moet worden ingediend, geschiedt een verzoek om teruggaaf door het doen van aangifte.

  • 3

    Indien een verzoek om teruggaaf als bedoeld in het tweede lid, wordt gedaan door een ondernemer die niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft van waaruit zakelijke handelingen worden verricht, maar die is gevestigd in een andere lidstaat, is het bepaalde in afdeling 2, paragrafen 1 en 2 mede van toepassing.

  • 4

    Indien een verzoek om teruggaaf als bedoeld in het tweede lid, wordt ingediend door een ondernemer die niet in Nederland en niet in de Unie woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft, dient het verzoek betrekking te hebben op belasting waarvoor het recht op teruggaaf is ontstaan in een tijdvak van ten minste drie maanden en ten hoogste een kalenderjaar. Het tijdvak mag evenwel korter zijn dan drie maanden indien deze periode het resterende deel van een kalenderjaar betreft. De verzoeken kunnen mede belasting betreffen waarvoor het recht op teruggaaf is ontstaan in een ander tijdvak van hetzelfde kalenderjaar, maar waarvoor eerder geen verzoek om teruggaaf werd ingediend. Het verzoek moet worden ingediend binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarin het recht op teruggaaf is ontstaan.

  • 5

    Indien een verzoek om teruggaaf als bedoeld in het tweede lid, wordt ingediend door een ander dan een ondernemer genoemd in het derde lid of vierde lid, dient het verzoek betrekking te hebben op belasting waarvoor het recht op teruggaaf is ontstaan in een kwartaal en moet het verzoek worden ingediend binnen drie maanden na afloop van dat kwartaal.

  • 6

    In gevallen als bedoeld in het vierde lid, wordt in afwijking van artikel 17 geen teruggaaf verleend indien het verzoek betrekking heeft op een bedrag aan belasting van minder dan € 400. Betreft een verzoek om teruggaaf als is bedoeld in het vierde lid evenwel een kalenderjaar of het resterende gedeelte daarvan, dan moet het bedrag aan belasting waarop het verzoek betrekking heeft ten minste € 50 belopen.

  • 7

    Een ondernemer die niet in de Unie woont of is gevestigd en in Nederland geen vaste inrichting heeft, behoeft bij een verzoek om teruggaaf, in afwijking van artikel 57 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, geen domicilie in Nederland te kiezen. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze waarop deze ondernemers moeten aantonen, dat zij ondernemer zijn in de zin van artikel 7.

  • 8

    De inspecteur beslist op het verzoek om teruggaaf bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 9

    Op de verzoeken om teruggaaf van belasting, bedoeld in het eerste en tweede lid, is afdeling 4.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.


Afdeling 2 Teruggaaf aan ondernemers die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn


Paragraaf 1 Algemeen

Paragraaf 1 Algemeen


Artikel 32

Voor de toepassing van deze afdeling en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    niet in de lidstaat van teruggaaf gevestigde ondernemer: iedere ondernemer in de zin van artikel 7, eerste en tweede lid, die niet in de lidstaat van teruggaaf, maar in een andere lidstaat gevestigd is;

  • b.

    lidstaat van teruggaaf: de lidstaat waar de belasting aan de niet in de lidstaat van teruggaaf gevestigde ondernemer in rekening werd gebracht ter zake van de voor genoemde ondernemer door andere ondernemers in deze lidstaat verrichte diensten of goederenleveringen, dan wel ter zake van de invoer van goederen in deze lidstaat;

  • c.

    teruggaaftijdvak: het tijdvak waarop het teruggaafverzoek betrekking heeft;

  • d.

    teruggaafverzoek: het verzoek om teruggaaf van de aan de niet in de lidstaat van teruggaaf gevestigde ondernemer in rekening gebrachte belasting ter zake van de voor genoemde ondernemer door andere ondernemers in deze lidstaat verrichte diensten of goederenleveringen, of ter zake van de invoer van goederen in deze lidstaat;

  • e.

    aanvrager: de niet in de lidstaat van teruggaaf gevestigde ondernemer die het teruggaafverzoek doet.


Artikel 32a

  • 1

    Betreft het teruggaafverzoek een teruggaaftijdvak van minder dan één kalenderjaar, doch van ten minste drie maanden, dan moet het belastingbedrag waarop het teruggaafverzoek betrekking heeft ten minste 400 euro of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid belopen.

  • 2

    Betreft het teruggaafverzoek een teruggaaftijdvak van een kalenderjaar of het resterende gedeelte van een kalenderjaar, dan moet het belastingbedrag ten minste 50 euro of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid belopen.


Paragraaf 2 Teruggaaf van in Nederland in rekening gebrachte belasting aan ondernemers uit een andere lidstaat

Paragraaf 2 Teruggaaf van in Nederland in rekening gebrachte belasting aan ondernemers uit een andere lidstaat


Artikel 32b

Een niet in Nederland gevestigde ondernemer kan een teruggaafverzoek doen voor in Nederland in rekening gebrachte belasting ter zake van aan hem door andere ondernemers in Nederland verrichte diensten of goederenleveringen dan wel ter zake van de invoer, indien hij aan de volgende voorwaarden voldoet:

  • a.

    tijdens het tijdvak van teruggaaf heeft hij in Nederland noch de zetel van zijn bedrijfsuitoefening gehad, noch een vaste inrichting van waaruit zakelijke handelingen werden verricht, noch, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats;

  • b.

    tijdens het tijdvak van teruggaaf heeft hij geen goederenleveringen of diensten verricht waarvan de plaats geacht wordt in Nederland te zijn gelegen, met uitzondering van de volgende handelingen:

    • 1°.

      vervoerdiensten en daarmee samenhangende diensten die vrijgesteld zijn krachtens artikel 39 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen dan wel vallen onder het tarief van nihil krachtens artikel 9, tweede lid, onderdeel b, en de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel b, post 1, 2, 4 of 5;

    • 2°.

      goederenleveringen of dienstverrichtingen waarvan de afnemer krachtens artikel 12, tweede, derde of vijfde lid, de belasting verschuldigd is.


Artikel 32c

Deze paragraaf is niet van toepassing ten aanzien van:

  • a.

    ingevolge deze wet incorrect gefactureerde belastingbedragen;

  • b.

    gefactureerde belastingbedragen voor goederenleveringen die krachtens artikel 9, tweede lid, onderdeel b, en de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, onder het tarief van nihil vallen;

  • c.

    gefactureerde belastingbedragen voor leveringen van goederen die door of voor rekening van een niet in Nederland gevestigde afnemer worden verzonden of vervoerd naar een plaats buiten de Unie, welke leveringen krachtens artikel 9, tweede lid, onderdeel b, en de bij deze wet behorende bijlage II, onderdeel a, post 2, onder het tarief van nihil vallen.


Artikel 32d

  • 1

    De niet in Nederland gevestigde ondernemer wordt op verzoek teruggaaf verleend van de belasting die werd geheven ter zake van de aan hem door andere ondernemers in Nederland verrichte goederenleveringen of diensten, of ter zake van de invoer van goederen in Nederland, voor zover deze goederen of diensten worden gebruikt voor de volgende handelingen:

    • a.
    • b.

      handelingen, waarvan de afnemer overeenkomstig artikel 12, tweede tot en met vijfde lid, tot voldoening van de belasting is gehouden.

  • 2

    Onverminderd het bepaalde in artikel 32e wordt voor de toepassing van deze afdeling het recht op teruggaaf van voorbelasting bepaald overeenkomstig de daarvoor geldende bepalingen van deze wet.


Artikel 32e

  • 1

    Om in Nederland recht te hebben op teruggaaf verricht een niet in Nederland gevestigde ondernemer handelingen die in de lidstaat van vestiging een recht op aftrek doen ontstaan.

  • 2

    Wanneer een niet in Nederland gevestigde ondernemer in de lidstaat waar hij gevestigd is, zowel handelingen verricht die in die lidstaat een recht op aftrek doen ontstaan, als handelingen die in die lidstaat geen recht op aftrek doen ontstaan, kan van het overeenkomstig artikel 32d voor teruggaaf in aanmerking komende bedrag slechts dat gedeelte van de belasting door Nederland worden teruggegeven dat overeenkomstig artikel 173 van BTW-richtlijn 2006, zoals toegepast door de lidstaat van vestiging, aan eerstgenoemde handelingen kan worden toegerekend.


Artikel 32f

  • 1

    Een niet in Nederland gevestigde ondernemer die in Nederland teruggaaf van de belasting wenst te verkrijgen, richt langs elektronische weg een teruggaafverzoek tot Nederland, dat hij indient bij zijn lidstaat van vestiging, via de door deze lidstaat ingestelde portaalsite.

  • 2

    Het verzoek bevat alle informatie die daartoe bij ministeriële regeling is voorgeschreven overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 8 en 9, lid 1, van Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn (PbEU 2008, L 44).

  • 3

    Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de aanvrager langs elektronische weg aanvullende gegevens verstrekt met betrekking tot iedere in artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2008/9/EG, genoemd in het tweede lid, vermelde code, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn wegens in Nederland geldende beperkingen van het recht op aftrek of voor de toepassing van een krachtens artikel 395 of 396 van BTW-richtlijn 2006 aan Nederland verleende, voor dit geval relevante afwijking.

  • 4

    Artikel 57 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is niet van toepassing met betrekking tot ondernemers die een verzoek doen als bedoeld in het eerste lid.


Artikel 32g

Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de aanvrager, onverminderd de krachtens artikel 32n verlangde gegevens, tezamen met het teruggaafverzoek langs elektronische weg een afschrift van de factuur of het invoerdocument overlegt, wanneer de maatstaf van heffing op de factuur of het invoerdocument 1000 euro of meer beloopt. Indien de factuur betrekking heeft op brandstof, is dit drempelbedrag 250 euro.


Artikel 32h

Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de aanvrager tezamen met het teruggaafverzoek zijn beroepsactiviteit omschrijft aan de hand van de geharmoniseerde codes die worden bepaald volgens artikel 34 bis, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van 7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 218/92 (PbEU 2003, L 264).


Artikel 32i

Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke taal of talen de aanvrager kan gebruiken voor het verstrekken van de gegevens in het teruggaafverzoek of van mogelijke andere aanvullende gegevens die moeten worden verstrekt.


Artikel 32j

  • 1

    Indien het vermelde pro rata voor de toepassing van de aftrek overeenkomstig artikel 175 van BTW-richtlijn 2006 na de indiening van het teruggaafverzoek wordt aangepast, corrigeert de aanvrager het bedrag dat wordt teruggevraagd of dat reeds is teruggegeven.

  • 2

    De correctie vindt plaats in een teruggaafverzoek dat gedaan wordt binnen het kalenderjaar volgend op het desbetreffende teruggaaftijdvak. Mocht de aanvrager in dat kalenderjaar geen volgend teruggaafverzoek indienen dan vindt de correctie plaats door toezending van een afzonderlijke verklaring via de door de lidstaat van vestiging ingestelde portaalsite.


Artikel 32k

  • 1

    Het teruggaafverzoek heeft betrekking op:

    • a.

      verwervingen van goederen of afnames van diensten die gedurende het teruggaaftijdvak gefactureerd zijn, mits de belasting vóór of op het tijdstip van facturatie verschuldigd geworden is, of ten aanzien waarvan de belasting gedurende het teruggaaftijdvak verschuldigd geworden is, mits de verwervingen of afnames gefactureerd zijn voordat de belasting verschuldigd is geworden;

    • b.

      de invoer van goederen die gedurende het teruggaaftijdvak heeft plaatsgevonden.

  • 2

    Naast de in het eerste lid bedoelde transacties kan het teruggaafverzoek ook betrekking hebben op facturen of invoerdocumenten die niet door eerdere teruggaafverzoeken werden bestreken en die betrekking hebben op handelingen die tijdens het kalenderjaar in kwestie werden verricht.


Artikel 32l

Het teruggaafverzoek moet uiterlijk 30 september van het kalenderjaar volgend op het teruggaaftijdvak bij de lidstaat van vestiging worden ingediend.


Artikel 32m

  • 1

    De inspecteur stelt de aanvrager onverwijld langs elektronische weg in kennis van de datum van ontvangst van het verzoek.

  • 2

    De inspecteur deelt zijn beslissing om het teruggaafverzoek in te willigen of af te wijzen binnen vier maanden na ontvangst van het verzoek aan de aanvrager mee bij voor bezwaar vatbare beschikking.


Artikel 32n

  • 1

    Ingeval de inspecteur meent niet alle dienstige informatie te hebben ontvangen om met betrekking tot het geheel of een deel van het teruggaafverzoek een beschikking te kunnen nemen, kan hij binnen de in artikel 32m, tweede lid, genoemde termijn van vier maanden, langs elektronische weg in het bijzonder de aanvrager of de lidstaat van vestiging om aanvullende gegevens verzoeken.

  • 2

    Indien de aanvullende gegevens worden opgevraagd bij een andere persoon dan de aanvrager of de bevoegde autoriteiten van een lidstaat kan de inspecteur alleen langs elektronische weg om gegevens verzoeken indien de bestemmeling van het verzoek over de desbetreffende apparatuur beschikt.

  • 3

    Zo nodig kan de inspecteur om verdere aanvullende gegevens verzoeken.

  • 4

    De overeenkomstig de eerste tot en met vierde lid verlangde gegevens kunnen het overleggen van het origineel of een afschrift van de factuur of het invoerdocument omvatten wanneer de inspecteur op goede gronden het bestaan van een bepaalde vordering betwijfelt. In dat geval zijn de drempelnormen van artikel 32g niet van toepassing.

  • 5

    De krachtens de vorige leden gevraagde gegevens moeten binnen een maand na ontvangst van het verzoek om informatie door de bestemmeling van het verzoek aan de inspecteur worden verstrekt.


Artikel 32o

  • 1

    Indien de inspecteur om aanvullende gegevens heeft verzocht, deelt hij zijn beslissing om het teruggaafverzoek in te willigen of af te wijzen bij voor bezwaar vatbare beschikking mee aan de aanvrager binnen twee maanden na ontvangst van de gevraagde gegevens of, indien niet op zijn verzoek gereageerd is, binnen twee maanden na het verstrijken van de in artikel 32n, vijfde lid, genoemde termijn. De termijn waarover de inspecteur vanaf de ontvangst van het teruggaafverzoek beschikt om over een volledige of gedeeltelijke teruggaaf een beslissing te nemen, beloopt in ieder geval ten minste zes maanden.

  • 2

    Wanneer de inspecteur verdere aanvullende gegevens verlangt, stelt hij binnen acht maanden nadat het teruggaafverzoek door hem is ontvangen, de aanvrager bij voor bezwaar vatbare beschikking in kennis van zijn beslissing over een gehele of gedeeltelijke teruggaaf.


Artikel 32p

  • 1

    Indien de inspecteur het teruggaafverzoek inwilligt, wordt het goedgekeurde teruggaafbedrag betaald uiterlijk binnen tien werkdagen na het verstrijken van de in artikel 32m, tweede lid, genoemde termijn, of, indien om aanvullende of verdere aanvullende gegevens is verzocht, na het verstrijken van de overeenkomstige termijnen in artikel 32o.

  • 2

    De betaling vindt plaats in Nederland, of, indien de aanvrager daarom verzoekt, in een andere lidstaat. In het laatste geval worden de bankkosten voor het overmaken in mindering gebracht op het aan de aanvrager te betalen bedrag.


Artikel 32q

  • 1

    Indien de correctie, bedoeld in artikel 32j, tweede lid, eerste volzin, na verrekening in het aldaar bedoelde nieuwe teruggaafverzoek leidt tot:

    • a.

      een bedrag van nihil of een teruggaaf, beslist de inspecteur bij een voor bezwaar vatbare beschikking;

    • b.

      een te betalen bedrag, legt de inspecteur hiervoor een naheffingsaanslag op.

  • 2

    Indien de correctie, bedoeld in artikel 32j, tweede lid, tweede volzin, leidt tot:

    • a.

      een teruggaaf, beslist de inspecteur bij een voor bezwaar vatbare beschikking;

    • b.

      een te betalen bedrag, legt de inspecteur hiervoor een naheffingsaanslag op.


Artikel 32r

  • 1

    Indien de betaling plaatsvindt na de laatste datum van betaling overeenkomstig artikel 32p, eerste lid, wordt aan de aanvrager rente betaald over het aan de aanvrager terug te geven bedrag. De bepalingen van de artikelen 29 en 30 van de Invorderingswet 1990 zijn ter zake van overeenkomstige toepassing als ware de rente invorderingsrente.

  • 2

    Het eerste lid, eerste volzin, is niet van toepassing indien de aanvrager de gevraagde aanvullende of verdere aanvullende gegevens niet binnen de voorgeschreven termijn aan de inspecteur heeft verstrekt. Het eerste lid, eerste volzin, is evenmin van toepassing zolang de inspecteur de krachtens artikel 32g langs elektronische weg toe te zenden documenten niet heeft ontvangen.


Artikel 32s

De rente wordt berekend vanaf de dag volgende op de laatste dag waarop de teruggaaf volgens artikel 32p, eerste lid, uiterlijk had moeten plaatsvinden tot de dag waarop de teruggaaf daadwerkelijk plaatsvindt.


Paragraaf 3 Teruggaafverzoek voor in andere lidstaten aan Nederlandse ondernemers in rekening gebrachte belasting

Paragraaf 3 Teruggaafverzoek voor in andere lidstaten aan Nederlandse ondernemers in rekening gebrachte belasting


Artikel 33

Een in Nederland gevestigde ondernemer kan een teruggaafverzoek doen aan een lidstaat van teruggaaf indien hij aan de volgende voorwaarden voldoet:

  • a.

    tijdens het tijdvak van teruggaaf heeft hij in de lidstaat van teruggaaf noch de zetel van zijn bedrijfsuitoefening gehad, noch een vaste inrichting van waaruit zakelijke handelingen werden verricht, noch, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats;

  • b.

    tijdens het tijdvak van teruggaaf heeft hij geen goederenleveringen of diensten verricht waarvan de plaats geacht wordt in de lidstaat van teruggaaf te zijn gelegen, met uitzondering van de volgende handelingen:

    • 1°.

      vervoerdiensten en daarmee samenhangende diensten die in die lidstaat vrijgesteld zijn krachtens de artikelen 144, 146, 148, 149, 151, 153, 159 of 160 van BTW-richtlijn 2006;

    • 2°.

      goederenleveringen of dienstverrichtingen waarvan de afnemer krachtens de artikelen 194 tot en met 197 en artikel 199 van BTW-richtlijn 2006 in die lidstaat de belasting verschuldigd is.


Artikel 33a

Het teruggaafverzoek heeft betrekking op de belasting die werd geheven ter zake van de voor de ondernemer door andere ondernemers in de lidstaat van teruggaaf verrichte goederenleveringen of diensten, of ter zake van de invoer van goederen in deze lidstaat voor zover deze goederen of diensten worden gebruikt voor de volgende handelingen:

  • a.

    de handelingen bedoeld in artikel 169, punten a) en b), van BTW-richtlijn 2006;

  • b.

    handelingen, waarvan de afnemer overeenkomstig de artikelen 194 tot en met 197 en artikel 199 van BTW-richtlijn 2006, als toegepast in de lidstaat van teruggaaf, tot voldoening van de belasting is gehouden.


Artikel 33b

  • 1

    Om in de lidstaat van teruggaaf recht te hebben op teruggaaf verricht de in Nederland gevestigde ondernemer handelingen die in Nederland een recht op aftrek doen ontstaan.

  • 2

    Wanneer de niet in de lidstaat van teruggaaf gevestigde ondernemer in Nederland gevestigd is, en zowel handelingen verricht die in Nederland een recht op aftrek doen ontstaan, als handelingen die in Nederland geen recht op aftrek doen ontstaan, kan van het overeenkomstig artikel 33a voor teruggaaf in aanmerking komende bedrag slechts dat gedeelte van de belasting door de lidstaat van teruggaaf in aanmerking worden genomen dat overeenkomstig artikel 173 van BTW-richtlijn 2006, zoals toegepast door Nederland, aan eerstgenoemde handelingen kan worden toegerekend.


Artikel 33c

  • 1

    De in Nederland gevestigde ondernemer die in de lidstaat van teruggaaf de belasting terug wil verkrijgen, richt langs elektronische weg een teruggaafverzoek tot die lidstaat, dat hij indient bij de inspecteur via een daartoe ingestelde portaalsite.

  • 2

    Het teruggaafverzoek bevat de volgende informatie:

    • a.

      de naam en het volledige adres van de aanvrager;

    • b.

      een elektronisch adres;

    • c.

      een omschrijving van de beroepsactiviteit van de aanvrager waarvoor de goederen of diensten worden afgenomen;

    • d.

      het teruggaaftijdvak waarop het verzoek betrekking heeft;

    • e.

      een verklaring van de aanvrager dat hij gedurende het teruggaaftijdvak geen goederenleveringen of diensten heeft verricht waarvan de plaats geacht wordt in de lidstaat van teruggaaf te zijn gelegen, met uitzondering van de handelingen bedoeld in artikel 33, onderdeel b, onder 1° en 2°;

    • f.

      het btw-identificatienummer of het fiscaal registratienummer van de aanvrager;

    • g.

      zijn bankgegevens (inclusief IBAN en BIC).

  • 3

    Naast de in het tweede lid bedoelde gegevens worden in het teruggaafverzoek voor iedere lidstaat van teruggaaf en voor iedere factuur en ieder invoerdocument de volgende gegevens vermeld:

    • a.

      de naam en het volledige adres van de leverancier of dienstverrichter;

    • b.

      behalve in het geval van invoer, het btw-identificatienummer van de leverancier of dienstverrichter of zijn fiscaal registratienummer, toegekend door de lidstaat van teruggaaf overeenkomstig artikel 239 en 240 van BTW-richtlijn 2006;

    • c.

      behalve in het geval van invoer, het landencodenummer van de lidstaat van teruggaaf overeenkomstig artikel 215 van BTW-richtlijn 2006;

    • d.

      de datum en het nummer van de factuur of het invoerdocument;

    • e.

      de maatstaf van heffing en het bedrag aan btw, uitgedrukt in de munteenheid van de lidstaat van teruggaaf;

    • f.

      het overeenkomstig artikel 33a en artikel 33b, tweede alinea, berekende bedrag van de aftrekbare belasting, uitgedrukt in de munteenheid van de lidstaat van teruggaaf;

    • g.

      indien van toepassing, het overeenkomstig artikel 33b berekende pro rata, uitgedrukt in procenten;

    • h.

      de aard van de afgenomen goederen en diensten, aangegeven door middel van de codes als bepaald in artikel 33d.


Artikel 33d

  • 1

    In het teruggaafverzoek moet de aard van de afgenomen goederen en diensten door middel van de volgende codes worden aangegeven:

    • 1.

      = brandstof;

    • 2.

      = verhuur van vervoermiddelen;

    • 3.

      = uitgaven in verband met vervoermiddelen, andere dan die voor de goederen en diensten waarnaar wordt verwezen met de codes 1 en 2;

    • 4.

      = wegentol en andere heffingen met betrekking tot het gebruik van de weginfrastructuur;

    • 5.

      = reiskosten, zoals taxikosten, kosten van het openbaar vervoer;

    • 6

      = logies;

    • 7.

      = spijzen, drank en restauratie;

    • 8.

      = toegang tot beurzen en tentoonstellingen;

    • 9

      = weelde-uitgaven, en uitgaven voor ontspanning en representatie;

    • 10.

      = andere.

    Indien code 10 wordt gebruikt, moet de aard van de afgenomen goederen en diensten worden aangegeven.

  • 2

    Op daartoe strekkend verzoek van de lidstaat van teruggaaf verstrekt de aanvrager bij het verzoek langs elektronische weg aanvullende gegevens met betrekking tot iedere in het eerste lid vermelde code, voor zover die gegevens voor die lidstaat noodzakelijk zijn wegens beperkingen van het recht op aftrek krachtens BTW-richtlijn 2006, als toegepast in die lidstaat, of voor de toepassing van een krachtens artikel 395 of 396 van die richtlijn aan de lidstaat van teruggaaf verleende, voor dit geval relevante afwijking.

  • 3

    Op daartoe strekkend verzoek van de lidstaat van teruggaaf omschrijft de aanvrager voorts bij het verzoek zijn beroepsactiviteit aan de hand van de geharmoniseerde codes die worden bepaald volgens artikel 34bis, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van 7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 218/92 (PbEU 2003, L 264).


Artikel 33e

  • 1

    Het teruggaafverzoek moet uiterlijk 30 september van het kalenderjaar volgend op het teruggaaftijdvak bij de door de inspecteur ingestelde portaalsite worden ingediend. Het teruggaafverzoek geldt alleen als ingediend indien de aanvrager alle in de artikelen 33c en 33d verlangde gegevens verstrekt heeft.

  • 2

    De inspecteur stuurt de aanvrager onverwijld langs elektronische weg een bevestiging van ontvangst.


Artikel 33f

  • 1

    De inspecteur stuurt het verzoek niet door aan de lidstaat van teruggaaf wanneer de aanvrager in Nederland gedurende het teruggaaftijdvak:

    • a.

      niet aan belasting onderworpen is;

    • b.

      slechts goederenleveringen of diensten verricht die uit hoofde van artikel 11 van belasting vrijgesteld zijn;

    • c.

      valt onder de in artikel 25 opgenomen regeling voor kleine ondernemers.

  • 2

    De inspecteur stelt de aanvrager langs elektronische weg in kennis van zijn beslissing uit hoofde van het eerste lid bij voor bezwaar vatbare beschikking.


Afdeling 3 Fiscaal vertegenwoordiger


Artikel 33g

  • 1

    De ondernemer die niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft, kan in Nederland een fiscaal vertegenwoordiger aanstellen ter zake van zijn leveringen en diensten waarvoor hij de belasting verschuldigd is en ter zake van zijn intracommunautaire verwervingen en invoer. De fiscaal vertegenwoordiger treedt op namens de ondernemer en treedt in zijn plaats met betrekking tot alle rechten en verplichtingen die hij heeft inzake de aangifte en de betaling van de belasting, alsmede de verplichtingen bedoeld in artikel 37a.

  • 2

    Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke gevallen een ondernemer als bedoeld in het eerste lid verplicht is een fiscaal vertegenwoordiger aan te stellen.

  • 3

    De fiscaal vertegenwoordiger dient in het bezit te zijn van een daartoe verstrekte vergunning van de inspecteur.

  • 4

    Degene die een vergunning als fiscaal vertegenwoordiger wil verkrijgen, dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de gegevens die het verzoek moet bevatten.

  • 5

    Bij het verzoek dient een verklaring van de in het eerste lid bedoelde ondernemer te worden overgelegd waaruit blijkt dat degene die het verzoek indient door de ondernemer is gemachtigd namens hem op te treden als fiscaal vertegenwoordiger.

  • 6

    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, ter verzekering van de heffing en de invordering, regels worden gesteld met betrekking tot de voorwaarden waaronder de vergunning wordt verleend, gewijzigd en ingetrokken. Het verlenen, het wijzigen en het intrekken van de vergunning geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking.


Afdeling 4 Administratieve verplichtingen


Artikel 34

  • 1

    De ondernemer is gehouden, met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels, aantekening te houden van de door hem en aan hem verrichte leveringen van goederen en verleende diensten, van de door hem verrichte intracommunautaire verwervingen van goederen, van de invoer van goederen in en de uitvoer van goederen uit de Unie, alsmede van andere gegevens die van belang zijn met betrekking tot de heffing van de belasting in Nederland en in andere lidstaten.

  • 2

    De ondernemer is tevens, met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels, gehouden:

    • a.

      een register bij te houden van de goederen die door hem of voor zijn rekening zijn verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat om aldaar te worden gebruikt voor de in artikel 3a, tweede lid, onderdelen e, f en g, bedoelde doeleinden;

    • b.

      afzonderlijk aantekening te houden van de goederen die vanuit een andere lidstaat naar hem zijn verzonden of vervoerd door of voor rekening van een ondernemer aan wie een btw-identificatienummer is toegekend in een andere lidstaat, ten behoeve van een dienst als bedoeld in artikel 6e, tweede lid, onderdeel b;

    • c.

      een register bij te houden van de goederen die hij in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep, bedoeld in artikel 3b, al dan niet door een derde partij verzendt of vervoert, en welk register de inspecteur in staat stelt de correcte toepassing van dat artikel te controleren;

    • d.

      een register bij te houden van de goederen die aan hem in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep, bedoeld in artikel 3b, zijn geleverd.

  • 3

    De rechtspersoon, andere dan ondernemer, is gehouden, met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels, aantekening te houden van de door hem verrichte intracommunautaire verwervingen van goederen.

  • 4

    De ondernemer die goederen levert met toepassing van artikel 28b, 28c of 28d, is tevens gehouden, met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels, afzonderlijk aantekening te houden van de met toepassing van de onderscheiden artikelen geleverde goederen, alsmede van de invoer en van de leveringen daarvan aan hem.

  • 5

    Indien een ondernemer, via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, de levering van goederen of diensten aan een andere dan ondernemer binnen de Unie, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II, afdelingen 1a en 1b, faciliteert, wordt de ondernemer die de levering faciliteert, verplicht een boekhouding van die leveringen bij te houden. Deze boekhouding bevat voldoende gegevens om de belastingautoriteiten van de lidstaat waarin deze goederenleveringen of diensten belastbaar zijn, in staat te stellen de juistheid van de aangifte te bepalen.

  • 6

    Op verzoek moet de boekhouding, bedoeld in het vijfde lid, langs elektronische weg aan de betrokken lidstaten beschikbaar worden gesteld.

  • 7

    De boekhouding, bedoeld in het vijfde lid, wordt bewaard gedurende tien jaren na afloop van het jaar waarin de handeling is verricht.


Artikel 34a

De ondernemer is verplicht boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan – zulks ter keuze van de inspecteur – betreffende onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn onderworpen gedurende negen jaren, volgende op het jaar waarin hij het goed is gaan gebruiken, te bewaren.


Artikel 34b

  • 1

    Voor facturering gelden de regels die van toepassing zijn in de lidstaat waar de goederenlevering of de dienst geacht wordt te zijn verricht, zoals deze plaats van verrichting is vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk II van deze wet.

  • 2

    In afwijking van het eerste lid gelden voor facturering:

    • a.

      de regels die van toepassing zijn in de lidstaat waar de leverancier of dienstverrichter de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd van waaruit hij de goederenlevering of de dienst verricht, of, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, in de lidstaat waar hij zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, wanneer:

      • 1°.

        de leverancier of dienstverrichter die niet gevestigd is in de lidstaat waar de goederenlevering of de dienst overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk II van deze wet geacht wordt te zijn verricht, of zijn inrichting in die lidstaat niet betrokken is bij het verrichten van de goederenlevering of de dienst in de zin van artikel 192bis, onder b, van de BTW-richtlijn 2006, en de tot voldoening van de belasting gehouden persoon degene is voor wie de goederenlevering of de dienst wordt verricht, tenzij de afnemer zelf de factuur uitreikt («self-billing»);

      • 2°.

        de goederenlevering of de dienst overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk II van deze wet, niet geacht wordt in de Unie te zijn verricht; of

    • b.

      de regels die van toepassing zijn in de lidstaat waar de leverancier of de dienstverrichter die gebruikmaakt van een van de regelingen, bedoeld in hoofdstuk V, afdeling 7, is geïdentificeerd.

  • 3

    Het eerste en het tweede lid zijn van toepassing onverminderd het bepaalde in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 35c.


Artikel 34c

  • 1

    Iedere ondernemer zorgt ervoor dat door hemzelf dan wel, in zijn naam en voor zijn rekening, door zijn afnemer of een derde, in de volgende gevallen een factuur wordt uitgereikt ter zake van:

    • a.

      de goederenleveringen of diensten die hij heeft verricht voor een andere ondernemer of een rechtspersoon, andere dan ondernemer;

    • b.

      de goederenleveringen, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, behalve wanneer een ondernemer gebruik maakt van de Unieregeling, bedoeld in hoofdstuk V, afdeling 7, paragraaf 3;

    • c.

      de goederenleveringen, bedoeld in de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6;

    • d.

      de vooruitbetalingen die aan hem worden gedaan voordat een van de in de onderdelen a en b bedoelde goederenleveringen is verricht;

    • e.

      de vooruitbetalingen die door een andere ondernemer of een rechtspersoon, andere dan ondernemer, aan hem worden gedaan voordat de dienst is verricht.

  • 2

    Onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden en beperkingen zijn ondernemers die uitsluitend vrijgestelde prestaties verrichten, ontheven van de verplichting ingevolge het eerste lid. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op de vrijgestelde prestaties van ondernemers die zowel vrijgestelde als belaste prestaties verrichten.


Artikel 34d

  • 1

    In de volgende gevallen kan worden volstaan met een vereenvoudigde factuur:

    • a.

      wanneer het bedrag van de factuur niet hoger is dan € 100;

    • b.

      wanneer de uitgereikte factuur een document of bericht is dat overeenkomstig artikel 34f als factuur geldt.

  • 2

    Een vereenvoudigde factuur wordt niet uitgereikt indien de factuur moet worden uitgereikt overeenkomstig artikel 34c, eerste lid, onderdelen b en c, of indien de belastbare goederenlevering of de belastbare dienst wordt verricht door een ondernemer die niet is gevestigd in de lidstaat waar de belasting verschuldigd is of van wie geen inrichting op het grondgebied van die lidstaat bij het verrichten van de goederenlevering of de dienst is betrokken in de zin van artikel 192bis van de BTW-richtlijn 2006, en de tot de voldoening van de belasting gehouden persoon degene is voor wie de goederenlevering of dienst wordt verricht.


Artikel 34e

In afwijking van artikel 34c, eerste lid, draagt een ondernemer die doorgaans levert aan andere ondernemers, er zorg voor dat een factuur wordt uitgereikt ter zake van al zijn leveringen. De vorige volzin is alleen van toepassing ten aanzien van ondernemers of groepen van ondernemers die daartoe bij ministeriële regeling zijn aangewezen.


Artikel 34f

Ieder document of bericht dat wijzigingen aanbrengt in, en specifiek en ondubbelzinnig verwijst naar de oorspronkelijke factuur, geldt als factuur.


Artikel 34g

De factuur wordt uitgereikt uiterlijk op de vijftiende dag van de maand volgende op die waarin de goederenlevering of de dienst is verricht. In geval van vooruitbetalingen als bedoeld in artikel 34c, eerste lid, onderdelen d en e, moet de factuur telkens worden uitgereikt vóór het tijdstip van de opeisbaarheid daarvan.


Artikel 35

  • 1

    Voor verscheidene afzonderlijke leveringen of diensten kan een periodieke factuur worden opgemaakt, mits de periode waarop de factuur betrekking heeft niet langer is dan een kalendermaand.

  • 2

    Facturen mogen door de afnemer worden opgemaakt voor goederenleveringen of diensten die door een ondernemer voor hem worden verricht, indien beide partijen dat vooraf onderling zijn overeengekomen en op voorwaarde dat iedere factuur het voorwerp uitmaakt van een procedure van aanvaarding door de ondernemer die de goederenleveringen of de diensten verricht.


Artikel 35a

  • 1

    Op de factuur zijn de volgende vermeldingen verplicht:

    • a.

      de datum van uitreiking van de factuur;

    • b.

      een opeenvolgend nummer, met één of meer reeksen, waardoor de factuur eenduidig wordt geïdentificeerd;

    • c.

      het btw-identificatienummer waaronder de ondernemer de goederenleveringen of de diensten heeft verricht;

    • d.

      het btw-identificatienummer van de afnemer waaronder hij een goederenlevering of een dienst heeft afgenomen waarvoor hij tot voldoening van de belasting is gehouden of waaronder hij een goederenlevering als bedoeld in de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, heeft afgenomen;

    • e.

      de volledige naam en het volledige adres van de ondernemer en zijn afnemer;

    • f.

      de hoeveelheid en de aard van de geleverde goederen of de omvang en de aard van de verrichte diensten;

    • g.

      de datum waarop de goederenlevering of de dienst heeft plaatsgevonden of voltooid is of de datum waarop de in artikel 34c, eerste lid, onderdelen d en e, bedoelde vooruitbetaling is gedaan, voor zover die datum vastgesteld is en verschilt van de uitreikingsdatum van de factuur;

    • h.

      de vergoeding voor elk tarief of elke vrijstelling, de eenheidsprijs, belasting niet inbegrepen, evenals de eventuele vooruitbetalingskortingen, prijskortingen en -rabatten indien die niet in de eenheidsprijs zijn begrepen;

    • i.

      het toegepast tarief van de belasting;

    • j.

      het te betalen bedrag van de belasting, tenzij er een bijzondere regeling van toepassing is waarvoor deze wet die vermelding uitsluit;

    • k.

      wanneer de afnemer die een prestatie afneemt de factuur uitreikt in plaats van degene die de prestatie verricht, de vermelding «factuur uitgereikt door afnemer»;

    • l.

      in geval van een vrijstelling of van leveringen met toepassing van de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, enige aanduiding daarvan;

    • m.

      wanneer de afnemer tot voldoening van de belasting is gehouden, de vermelding «btw verlegd»;

    • n.

      in geval van levering van een nieuw vervoermiddel onder de in tabel II, onderdeel a, post 6, bedoelde voorwaarden, de gegevens die nodig zijn om te bepalen of een vervoermiddel een nieuw vervoermiddel is;

    • o.

      wanneer de bijzondere regeling voor reisbureaus wordt gehanteerd, de vermelding «bijzondere regeling reisbureaus»;

    • p.

      wanneer een van de bijzondere regelingen voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten wordt gehanteerd, de vermelding «bijzondere regeling – gebruikte goederen», «bijzondere regeling – kunstvoorwerpen», respectievelijk «bijzondere regeling – voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten»;

    • q.

      wanneer de belasting wordt voldaan door een fiscaal vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 33g, het btw-identificatienummer van deze fiscaal vertegenwoordiger, samen met zijn volledige naam en adres.

  • 2

    Op een vereenvoudigde factuur zijn de volgende vermeldingen verplicht:

    • a.

      de datum van uitreiking van de factuur;

    • b.

      de identiteit van de ondernemer die de goederenlevering of de dienst verricht;

    • c.

      de aard van de geleverde goederen of de verrichte diensten;

    • d.

      het te betalen bedrag van de belasting of de gegevens aan de hand waarvan dat bedrag kan worden berekend;

    • e.

      wanneer de uitgereikte factuur een document of bericht is dat overeenkomstig artikel 34f als factuur geldt, een specifieke en ondubbelzinnige verwijzing naar de oorspronkelijke factuur, met specifieke vermelding van de aangebrachte wijzigingen.

  • 3

    Wanneer de factuur wordt uitgereikt door een ondernemer die niet gevestigd is in de lidstaat waar de belasting verschuldigd is of van wie geen inrichting in die lidstaat bij het verrichten van de goederenlevering of de dienst is betrokken in de zin van artikel 192bis van BTW-richtlijn 2006 en die goederenleveringen of diensten verricht voor een afnemer die tot voldoening van de belasting is gehouden, kan de ondernemer de in het eerste lid, onderdelen h, i en j, bedoelde vermeldingen weglaten en in plaats daarvan, door de hoeveelheid of de omvang alsook de aard van de geleverde goederen of verrichte diensten te specificeren, de vergoeding voor die goederen of diensten vermelden.

  • 4

    Op een factuur kunnen bedragen in willekeurig welke munteenheid voorkomen, mits het te betalen of te herziene bedrag van de belasting is uitgedrukt in euro’s en daarbij gebruik wordt gemaakt van het in artikel 91 van de BTW-richtlijn 2006 bedoelde wisselkoersmechanisme.

  • 5

    Wanneer zulks uit een oogpunt van controle nodig is, kan de inspecteur een vertaling in het Nederlands eisen van facturen betreffende in Nederland verrichte prestaties, alsmede van facturen die worden ontvangen door in Nederland gevestigde ondernemers.

  • 6

    Bij ministeriële regeling kan voor bepaalde ondernemers of groepen van ondernemers ontheffing worden verleend van bepaalde verplichtingen die zijn opgelegd bij dit artikel wanneer de handels- of administratieve praktijken van de betrokken bedrijfssector of de technische voorwaarden waaronder die facturen worden uitgereikt, de naleving in sterke mate bemoeilijken van alle verplichtingen die zijn opgelegd bij dit artikel.


Artikel 35b

  • 1

    Elektronische facturering wordt toegepast behoudens aanvaarding door de afnemer.

  • 2

    De authenticiteit van de herkomst, de integriteit van de inhoud, en de leesbaarheid van de factuur, op papier of in elektronisch formaat, worden vanaf het tijdstip waarop de factuur wordt uitgereikt tot het einde van de bewaartermijn gewaarborgd. De ondernemer bepaalt zelf hoe de authenticiteit van de herkomst, de integriteit van de inhoud, en de leesbaarheid van de factuur worden gewaarborgd. Hiertoe kan gebruik worden gemaakt van elke bedrijfscontrole die een betrouwbaar controlespoor tussen een factuur en een verrichte prestatie oplevert.

  • 3

    Voor de toepassing van deze afdeling en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      authenticiteit van de herkomst: de gewaarborgde identiteit van degene die de goederenlevering of de dienst heeft verricht of van degene die de factuur heeft uitgereikt;

    • b.

      integriteit van de inhoud: de krachtens deze wet voorgeschreven inhoud van de factuur die geen wijzigingen heeft ondergaan.

  • 4

    De authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud van een elektronische factuur kunnen, behalve door middel van de in het tweede lid bedoelde bedrijfscontroles, bijvoorbeeld ook met de volgende technologieën worden gewaarborgd:

    • a.

      een gekwalificeerde handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257);

    • b.

      elektronische uitwisseling van gegevens (Electronic Data Interchange – EDI), zoals gedefinieerd in artikel 2 van bijlage 1 bij Aanbeveling 1994/820/EG van de Commissie van 19 oktober 1994 betreffende de juridische aspecten van de elektronische uitwisseling van gegevens, indien het akkoord betreffende deze uitwisseling voorziet in het gebruik van procedures die de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de gegevens waarborgen.

  • 5

    Bij een reeks elektronische facturen die aan dezelfde afnemer worden verzonden of ter beschikking worden gesteld, hoeven de voor de verschillende facturen gelijke vermeldingen slechts één keer te worden opgenomen, voorzover voor elke factuur alle informatie toegankelijk is.


Artikel 35c

  • 1

    De ondernemer bewaart kopieën van de door hemzelf dan wel, in zijn naam en voor zijn rekening, door zijn afnemer of een derde uitgereikte facturen, en alle door hemzelf ontvangen facturen in zijn administratie.

  • 2

    Wanneer een ondernemer de door hem verzonden of ontvangen facturen elektronisch bewaart, waarbij een online toegang tot de gegevens wordt gewaarborgd, heeft de inspecteur met het oog op de toepassing van deze wet het recht de facturen ter controle in te zien, te downloaden en te gebruiken, indien de ondernemer is gevestigd in Nederland, dan wel de ondernemer de belasting in Nederland verschuldigd is.

  • 3

    Ingeval facturen elektronisch worden opgeslagen, worden de gegevens die de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud waarborgen, eveneens opgeslagen.


Artikel 35d

In deze wet wordt verstaan onder «elektronische factuur», een factuur die de bij of krachtens deze wet voorgeschreven gegevens bevat, welke in elektronisch formaat is verstrekt en ontvangen.


Artikel 36

De artikelen 25, derde lid, en 27e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vinden overeenkomstige toepassing, ingeval niet volledig is voldaan aan de verplichtingen welke zijn opgelegd bij of krachtens de artikelen 28n, 34 tot en met 35c en 39.


Artikel 37

Hij die op een factuur op enigerlei wijze melding maakt van omzetbelasting welke hij, anders dan op grond van dit artikel, niet verschuldigd is geworden, wordt die belasting verschuldigd op het tijdstip waarop hij die factuur heeft uitgereikt; hij is gehouden deze belasting op de voet van artikel 14 te voldoen.


Artikel 37a

  • 1

    De ondernemer, uitgezonderd die bedoeld in artikel 7, zesde lid, of artikel 25, is verplicht uiterlijk de laatste dag van de maand volgend op een kalendermaand bij de inspecteur op de daartoe opengestelde wijze een formulier langs elektronische weg in te dienen met een lijst voor dat tijdvak waarop zijn vermeld de afnemers:

    • a.

      aan wie goederen zijn geleverd met toepassing van de bij deze wet behorende Tabel II, onderdeel a, post 6;

    • b.

      aan wie in een andere lidstaat goederen zijn geleverd in aansluiting op de ingevolge artikel 17b, derde lid, in die lidstaat door de ondernemer verrichte intracommunautaire verwervingen;

    • c.

      voor wie hij diensten heeft verricht die met toepassing van artikel 6, eerste lid, niet belastbaar zijn in Nederland en waarover de belasting ingevolge artikel 196 van BTW-richtlijn 2006 in de lidstaat van de afnemer wordt geheven van de afnemer, tenzij het verrichten van die dienst in die lidstaat is vrijgesteld;

    • d.

      voor wie, met inbegrip van diens btw-identificatienummer, de goederen zijn bestemd die in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep, bedoeld in artikel 3b, worden verzonden of vervoerd en geeft hij kennis van iedere wijziging in de ingediende informatie.

  • 2

    In de lijst wordt opgave verlangd van de gegevens, bedoeld in de artikelen 264 en 265 van de BTW-richtlijn 2006.

  • 3

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt als tijdvak in plaats van een kalendermaand naar keus van de ondernemer een kalenderkwartaal indien het totaalbedrag van de in het eerste lid, onderdelen a en b genoemde leveringen noch voor het desbetreffende kalenderkwartaal, noch in één van de vier daaraan voorafgaande kalenderkwartalen, hoger is dan het daartoe bij ministeriële regeling vastgestelde bedrag. Deze afwijking geldt niet meer vanaf het einde van de maand waarin dit bedrag wordt overschreden, in welk geval uiterlijk de volgende maand een lijst moet worden opgesteld en ingediend voor alle maanden die sinds de aanvang van dat kwartaal zijn verlopen. In afwijking van het eerste lid geldt voor de informatie, bedoeld in onderdeel d, hetzelfde tijdvak als bepaald voor leveringen als bedoeld in de onderdelen a en b

  • 4

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt naar keus van de ondernemer als tijdvak een kalenderkwartaal indien de ondernemer de onder het eerste lid onderdeel c genoemde diensten verricht.

  • 5

    Indien voor het doen van aangifte voor de omzetbelasting ontheffing is verleend van de verplichting aangifte langs elektronische weg te doen, geldt deze ontheffing mede ten aanzien van de verplichting de lijst langs elektronische weg in te dienen. In dit geval wordt de lijst ingediend bij de inspecteur door middel van het uitgereikte of toegezonden formulier.

  • 6

    Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake het indienen van de in dit artikel bedoelde gegevens.


Artikel 37b

Degene die ter zake van de intracommunautaire verwerving van goederen valt onder de toepassing van artikel 1a, tweede lid, wordt niettemin de belasting verschuldigd ter zake van die intracommunautaire verwerving wanneer in de lidstaat waar de goederen worden geleverd, belastingheffing plaatsvindt alsof artikel 1, aanhef en onderdeel b, van toepassing zou zijn.


Afdeling 5 Bijzondere bepalingen


Artikel 37c

In afwijking van artikel 1, aanhef en onderdelen b en c, wordt ter zake van intracommunautaire verwervingen van goederen die op grond van artikel 17b, eerste lid, in Nederland worden verricht geen belasting geheven, voor zover:

  • a.

    de goederen zijn verworven door een ondernemer die niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft en aan wie een btw-identificatienummer is toegekend in een andere lidstaat;

  • b.

    de goederen door deze ondernemer in Nederland worden geleverd aan een ondernemer die in Nederland woont of is gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting heeft, of aan een in Nederland gevestigd lichaam in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en aan welke afnemer in Nederland een btw-identificatienummer is toegekend; en

  • c.

    de goederen rechtstreeks naar de in onderdeel b bedoelde afnemer worden verzonden of vervoerd vanuit een lidstaat die niet een btw-identificatienummer heeft toegekend aan de in onderdeel a bedoelde ondernemer.


Artikel 37d

Bij overgang van het geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen, al dan niet tegen vergoeding of in de vorm van een inbreng in een vennootschap, wordt geacht dat geen leveringen of diensten plaatsvinden en treedt, tenzij bij ministeriële regeling anders is bepaald, degene op wie de goederen overgaan in de plaats van de overdrager.


Artikel 37e

De ondernemer die in Nederland woont of is gevestigd, wordt geacht zijn leveringen en diensten in Nederland te verrichten, voor zover hij niet aan de hand van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers het tegendeel aantoont. Deze bepaling is eveneens van toepassing op de ondernemer die in Nederland een vaste inrichting heeft, voor zover de leveringen en diensten vanuit die inrichting worden verricht.


Artikel 38

Het is de ondernemer verboden aan anderen dan ondernemers en publiekrechtelijke lichamen goederen en diensten aan te bieden tegen prijzen met zodanige aanduidingen dat de omzetbelasting niet in de prijzen zou zijn begrepen.


Artikel 39

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen:

  • a.

    nadere regels worden gesteld welke tot vergemakkelijking van de heffing van belasting kunnen leiden;

  • b.

    andere in het kader van de wet passende nadere regels worden gesteld ter aanvulling van in de wet geregelde onderwerpen.


Afdeling 6 Algemene verplichtingen voor betalingsdienstaanbieders


Artikel 39a

Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    betalingsdienstaanbieder: een van de categorieën van betalingsdienstaanbieders als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van Richtlijn 2015/2366/EU, of een natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie op grond van artikel 32 van die richtlijn een vrijstelling is verleend;

  • b.

    betalingsdienst: een bedrijfsactiviteit als bedoeld in bijlage I, in de onderdelen 3 tot en met 6, van de in Richtlijn 2015/2366/EU;

  • c.

    betaling: behoudens de uitsluitingen in artikel 3 van Richtlijn 2015/2366/EU, een betalingstransactie als bedoeld in artikel 4, onderdeel 5 van die richtlijn of een geldtransfer als bedoeld in artikel 4, onderdeel 22 van die richtlijn;

  • d.

    betaler: een betaler als bedoeld in artikel 4, onderdeel 8, van Richtlijn 2015/2366/EU;

  • e.

    begunstigde: een begunstigde als bedoeld in artikel 4, onderdeel 9, van Richtlijn 2015/2366/EU;

  • f.

    lidstaat van herkomst: lidstaat van herkomst als bedoeld in artikel 4, onderdeel 1, van Richtlijn 2015/2366/EU;

  • g.

    lidstaat van ontvangst: lidstaat van ontvangst als bedoeld in artikel 4, onderdeel 2, van Richtlijn 2015/2366/EU;

  • h.

    betaalrekening: een betaalrekening als bedoeld in artikel 4, onderdeel 12, van Richtlijn 2015/2366/EU;

  • i.

    IBAN: IBAN als bedoeld in artikel 2, onderdeel 15, van Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad;

  • j.

    BIC: BIC als bedoeld in artikel 2, onderdeel 16, van Verordening (EU) 260/2012;

  • k.

    Richtlijn 2015/2366/EU: Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PbEU 2015, L 337);

  • l.

    Verordening (EU) nr. 260/212: Verordening (EU) nr. 260/212 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 (PbEU 2012, L 94);

  • m.

    Verordening (EU) nr. 904/2010: Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PbEU 2010, L 268).


Artikel 39b

  • 1

    Betalingsdienstaanbieders houden voldoende nauwkeurige registers van begunstigden en van betalingen betreffende betalingsdiensten die zij voor elk kalenderkwartaal verlenen, teneinde de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in staat te stellen controles uit te oefenen op de leveringen van goederen en diensten die overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II, afdelingen 1a en 1b geacht worden plaats te vinden in een lidstaat, om de doelstelling inzake bestrijding van btw-fraude te behalen.

  • 2

    De verplichting is alleen van toepassing op betalingsdiensten die verband houden met grensoverschrijdende betalingen. Een betaling wordt als grensoverschrijdende betaling aangemerkt indien de betaler zich in een lidstaat bevindt en de begunstigde in een andere lidstaat, in een derdelandsgebied of in een derde land.

  • 3

    De verplichting is van toepassing wanneer een betalingsdienstaanbieder in de loop van een kalenderkwartaal betalingsdiensten verleent die betrekking hebben op meer dan 25 grensoverschrijdende betalingen aan dezelfde begunstigde.

  • 4

    Het aantal grensoverschrijdende betalingen wordt berekend op basis van de door de betalingsdienstaanbieders verleende betalingsdiensten per lidstaat en per identificatiecode als bedoeld in artikel 39c, tweede lid. Indien de betalingsdienstaanbieder over informatie beschikt dat de begunstigde meerdere identificatiecodes heeft, wordt de berekening per begunstigde verricht.

  • 5

    De verplichting is niet van toepassing op door de betalingsdienstaanbieders van de betaler verleende betalingsdiensten voor elke betaling waarbij ten minste één van de betalingsdienstaanbieders van de begunstigde in een lidstaat is gevestigd als dat blijkt uit de BIC van die betalingsdienstaanbieder of uit een andere bedrijfsidentificatiecode die de betalingsdienstaanbieder en zijn locatie ondubbelzinnig identificeert. De betalingsdienstaanbieders van de betaler betrekken niettemin deze betalingsdiensten in de berekening, bedoeld in het derde lid.

  • 6

    De registers worden:

    • a.

      door de betalingsdienstaanbieder in elektronische vorm gehouden voor een periode van drie kalenderjaren vanaf het einde van het kalenderjaar van de betalingsdatum;

    • b.

      overeenkomstig artikel 24 ter van Verordening (EU) nr. 904/2010 beschikbaar gesteld aan de lidstaat van herkomst van de betalingsdienstaanbieder, of aan de lidstaat van ontvangst indien de betalingsdienstaanbieder betalingsdiensten verleent in andere lidstaten dan de lidstaat van herkomst.

  • 7

    Indien de lidstaat, bedoeld in het zesde lid, Nederland betreft, worden de registers uit eigen beweging door de betalingsdienstaanbieder verstrekt aan de inspecteur.


Artikel 39c

  • 1

    Voor de toepassing van artikel 39b, tweede lid, onverminderd de bepalingen van hoofdstuk II, afdelingen 1a en 1b, wordt de locatie van de betaler geacht in de lidstaat te zijn die overeenstemt met:

    • a.

      het IBAN van de betaalrekening van de betaler of enige andere identificatiecode die de betaler ondubbelzinnig identificeert en de locatie van de betaler opgeeft, of, bij gebreke van een dergelijke identificatiecode;

    • b.

      de BIC of een andere bedrijfsidentificatiecode die de namens de betaler handelende betalingsdienstaanbieder ondubbelzinnig identificeert en de locatie van de betalingsdienstaanbieder opgeeft.

  • 2

    Voor de toepassing van artikel 39b, tweede lid, wordt de locatie van de begunstigde geacht in de lidstaat, in het derdelandsgebied of in het derde land te zijn die overeenstemt met:

    • a.

      het IBAN van de betaalrekening van de begunstigde of een andere identificatiecode die de begunstigde ondubbelzinnig identificeert en de locatie van de begunstigde opgeeft, of, bij gebreke van een dergelijke identificatiecode;

    • b.

      de BIC of een andere bedrijfsidentificatiecode die de namens de begunstigde handelende betalingsdienstaanbieder ondubbelzinnig identificeert en zijn locatie van de betalingsdienstaanbieder opgeeft.


Artikel 39d

  • 1

    De registers bevatten de volgende gegevens:

    • a.

      de BIC of enige andere bedrijfsidentificatiecode die de betalingsdienstaanbieder ondubbelzinnig identificeert;

    • b.

      de naam of bedrijfsnaam van de begunstigde zoals deze wordt vermeld in de registers van de betalingsdienstaanbieder;

    • c.

      indien voorhanden, een btw-identificatienummer of een ander nationaal fiscaal nummer van de begunstigde;

    • d.

      het IBAN of, indien er geen IBAN voorhanden is, enige andere identificatiecode die de begunstigde ondubbelzinnig identificeert en de locatie van de begunstigde geeft;

    • e.

      de BIC of een andere bedrijfsidentificatiecode die de namens de begunstigde handelende betalingsdienstaanbieder ondubbelzinnig identificeert en de locatie van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde geeft, indien de begunstigde middelen ontvangt zonder over een betaalrekening te beschikken;

    • f.

      indien voorhanden, het adres van de begunstigde zoals het wordt vermeld in de registers van de betalingsdienstaanbieder;

    • g.

      de bijzonderheden van eventuele grensoverschrijdende betalingen;

    • h.

      de bijzonderheden van alle terugbetalingen waarvan is vastgesteld dat zij verband houden met de grensoverschrijdende betalingen.

  • 2

    De informatie, bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en h, bevat de volgende bijzonderheden:

    • a.

      de datum en het tijdstip van de betaling of de terugbetaling;

    • b.

      het bedrag en de valuta van de betaling of de terugbetaling;

    • c.

      de lidstaat van oorsprong van de door de begunstigde of in zijn naam ontvangen betaling, de lidstaat van bestemming van de terugbetaling, naargelang het geval, en de informatie die is gebruikt om de oorsprong van de bestemming van de betaling of de terugbetaling overeenkomstig artikel 39c vast te stellen;

    • d.

      alle verwijzingen die de betaling ondubbelzinnig identificeren;

    • e.

      in voorkomend geval informatie waaruit blijkt dat de betaling in de fysieke locatie van de handelaar is geïnitieerd.


Hoofdstuk VII Bestuurlijke boetes


Artikel 40

  • 1

    Indien de ondernemer een btw-melding als bedoeld in artikel 28q die hij in Nederland moet doen of de lijst, bedoeld in artikel 37a, niet of niet tijdig heeft ingediend, dan wel een onvolledige of onjuiste btw-melding of lijst heeft ingediend, vormt dat een verzuim ter zake waarvan de inspecteur hem een bestuurlijke boete van ten hoogste de derde categorie kan opleggen.

  • 2

    De bevoegdheid tot het opleggen van de in het eerste lid bedoelde boete vervalt, in afwijking van artikel 5:45, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door het verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de in artikel 28q of artikel 37a, eerste lid, genoemde verplichting is ontstaan.

  • 3

    Artikel 67cb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing op het bedrag van de boete, genoemd in het eerste lid.


Artikel 41

  • 1

    Indien het aan opzet of grove schuld van de betalingsdienstaanbieder is te wijten dat de verplichtingen, bedoeld in Hoofdstuk VI, Afdeling 6, niet worden nagekomen, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem een bestuurlijke boete van ten hoogste het bedrag van de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, kan opleggen.

  • 2

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ingeval een betalingsdienstaanbieder betaalgegevens aan de Belastingdienst aanlevert die betrekking hebben op minder dan 26 grensoverschrijdende betalingen aan dezelfde begunstigde in de loop van een kalenderkwartaal.

  • 3

    De bevoegdheid tot het opleggen van de in het eerste lid bedoelde boete vervalt, in afwijking van artikel 5:45, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door het verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de in Hoofdstuk VI, afdeling 6 genoemde verplichtingen zijn ontstaan.


Artikel 41a

[Vervallen]


Artikel 41b

[Vervallen]


Artikel 41c

[Vervallen]


Artikel 41d

[Vervallen]


Artikel 41e

[Vervallen]


Artikel 41f

[Vervallen]


Artikel 41g

[Vervallen]


Artikel 41h

[Vervallen]


Artikel 41i

[Vervallen]


Hoofdstuk VIII Strafbepaling


Artikel 42

Hij die het in artikel 38 vervatte verbod overtreedt, wordt gestraft met een geldboete van de derde categorie.


Hoofdstuk IX Overgangs- en slotbepalingen


Artikel 43

  • 1

    Aan een ondernemer die bij de aanvang van 1 januari 1969 goederen, anders dan als bedrijfsmiddel, in ongebruikte staat hier te lande in voorraad heeft, wordt teruggaaf verleend van de omzetbelasting - andere dan bedoeld in artikel I, eerste lid, van de wet van 13 december 1967 (Stb. 614) - voldaan voor die goederen en voor de bij de voortbrenging van die goederen verbruikte grondstoffen en hulpstoffen. De teruggaaf omvat mede de omzetbelasting voldaan voor de bij de voortbrenging van de in voorraad zijnde goederen gebezigde bedrijfsmiddelen en diensten, indien de ondernemer de goederen, ongebruikt en in de staat waarin zij zich bij de aanvang van 1 januari 1969 bevinden, in dat jaar uitvoert. Het recht op teruggaaf dient te kunnen worden aangetoond aan de hand van boeken en bescheiden.

  • 2

    Onze Minister geeft omtrent de teruggaaf nadere regelen, waarbij zij naar algemene maatstaven kan worden vastgesteld.

  • 3

    De teruggaaf wordt slechts verleend, voor zover de ondernemer bij levering aan hem van de goederen na 31 december 1968 de ter zake in rekening gebrachte belasting op de voet van artikel 15 in aftrek zou kunnen brengen.

  • 4

    De aanspraak op teruggaaf ontstaat:

    • a.

      ingeval de gehele teruggaaf niet meer bedraagt dan f 1500, telkens voor een vierde gedeelte aan het einde van het tweede, derde en vierde kwartaal van het jaar 1969 en het eerste kwartaal van het jaar 1970;

    • b.

      ingeval de gehele teruggaaf meer bedraagt dan f 1500, telkens voor een vierde gedeelte aan het einde van het tweede, derde en vierde kwartaal van het jaar 1969 en het vierde kwartaal van het jaar 1970.

  • 5

    De aanspraak op teruggaaf ter zake van de uitvoer van de goederen ontstaat echter aan het einde van het kwartaal waarin de uitvoer plaatsvindt.

  • 6

    De omzetbelasting, waarvan de teruggaaf op grond van het vierde lid, letter b, plaatsvindt na het einde van het vierde kwartaal van het jaar 1970, wordt met 6 percent verhoogd als vergoeding voor renteverlies.

  • 7

    Tegen een ingevolge artikel 25 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen gedane uitspraak van de inspecteur betreffende de toepassing van de vorige leden staat, in afwijking in zoverre van artikel 26, eerste lid, van genoemde wet, uitsluitend beroep open bij de Tariefcommissie.


Artikel 44

  • 1

    Ter zake van de invoer in 1969 van vóór 1 januari 1969 in Nederland gebrachte goederen, wordt een bijzondere verbruiksbelasting geheven tot het bedrag, dat bij invoer in 1968 verschuldigd zou zijn geweest uit hoofde van artikel I, eerste lid, van de wet van 13 december 1967 (Stb. 614).

  • 2

    De Algemene wet inzake de douane en de accijnzen is van toepassing als ware de in het eerste lid bedoelde belasting invoerrecht.


Artikel 45

  • 1

    Met afwijking in zoverre van de artikelen 2 en 15 is, met betrekking tot goederen welke zijn bestemd om door de ondernemer als bedrijfsmiddel te worden gebruikt, aftrek slechts toegestaan van:

    • a.

      30 percent van de belasting, ingeval de levering of de invoer plaatsvindt in 1969 of 1970;

    • b.

      60 percent van de belasting, ingeval de levering of de invoer plaatsvindt in 1971;

    • c.

      67 percent van de belasting, ingeval de levering of de invoer plaatsvindt in 1972.

  • 2

    Het eerste lid vindt geen toepassing ten aanzien van:

    • a.

      schepen, met uitzondering van woonschepen en van pleziervaartuigen;

    • b.

      machines en toestellen voor het vervaardigen en in het fabricageproces bewerken of afwerken van produkten in de textielindustrie (met uitzondering van machines en toestellen voor het spinnen van synthetische of kunstmatige textielstoffen en met uitzondering van spindoppen) en de voor of bij deze machines en toestellen gebezigde meet-, controle-, regel- en andere hulpapparatuur, alsmede de gebouwen waarin die goederen worden gebezigd.

  • 3

    In gevallen waarin het eerste lid ten aanzien van een bedrijfsmiddel toepassing heeft gevonden en de ondernemer dat bedrijfsmiddel vervolgens levert, wordt onder door Onze Minister te stellen voorwaarden aan die ondernemer teruggaaf verleend van 70, onderscheidenlijk 40 of 33 percent van de ter zake van die levering verschuldigde belasting naar gelang deze plaatsvindt in de jaren 1969 of 1970, dan wel 1971 of 1972.

  • 4

    Onze Minister kan de in het eerste lid genoemde percentages, met ingang van een door hem te bepalen tijdstip, in het algemeen of voor bepaalde groepen van bedrijfsmiddelen verhogen en de in het derde lid genoemde percentages daarbij aanpassen.

  • 5

    Na het tot stand komen van een ministeriële regeling, door Onze Minister krachtens het vierde lid genomen, wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee maanden, een voorstel van wet tot goedkeuring van die ministeriële regeling aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de Kamers der Staten-Generaal tot het niet-aannemen van het voorstel besluit, wordt de ministeriële regeling onverwijld ingetrokken.

  • 6

    Onze Minister kan met ingang van een door hem te bepalen tijdstip het eerste lid buiten toepassing verklaren ten aanzien van machines en toestellen voor het vervaardigen van schoeisel en voor of bij deze machines en toestellen gebezigde meet-, controle-, regel- en andere hulpapparatuur, alsmede gebouwen waarin die goederen worden gebezigd.


Artikel 46

Gedurende de jaren 1969 tot en met 1979 bedraagt de belasting ter zake van leveringen en invoer van dagbladen en nieuwsbladen (niet dagelijks verschijnende kranten), krachtens abonnement, in afwijking van de artikelen 9 en 20, nihil.


Artikel 47

Met betrekking tot de in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, bedoelde handelingen blijft de heffing van belasting achterwege indien, met het oog op die handelingen, de voorbelasting ter zake van het in dat onderdeel bedoelde goed vóór de inwerkingtreding van die bepaling niet in aftrek is gebracht ingevolge het bepaalde in artikel 15 dan wel geheel of gedeeltelijk is uitgesloten ingevolge het bepaalde in artikel 16.


Artikel 48

[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]


Artikel 49

[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]


Artikel 50

[Vervallen]


Artikel 50a

[Vervallen]


Artikel 51

[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]


Artikel 52

Hij die ingevolge een vóór de inwerkingtreding van een wijziging in de wetgeving inzake omzetbelasting gesloten overeenkomst verplicht is goederen te leveren of een dienst te verlenen, is bevoegd hetgeen met betrekking tot die goederen of die dienst wegens omzetbelasting meer is gevorderd dan vóór de inwerkingtreding van die wijziging had kunnen geschieden, terug te vorderen van degene aan wie hij de goederen moet leveren of de dienst moet verlenen. Hiermede strijdige bedingen zijn nietig.


Artikel 53

Hij aan wie ingevolge een vóór de inwerkingtreding van een wijziging in de wetgeving inzake omzetbelasting gesloten overeenkomst goederen worden geleverd of een dienst wordt verleend, is bevoegd van hem die verplicht is de goederen te leveren of de dienst te verlenen, terug te vorderen hetgeen met betrekking tot die goederen of dienst wegens omzetbelasting minder is gevorderd dan vóór de inwerkingtreding van die wijziging had kunnen geschieden. Hiermede strijdige bedingen zijn nietig.


Artikel 54

  • 1

    De Wet op de Omzetbelasting 1954 en de wet van 29 december 1966 (Stb. 592) vervallen, behalve ten aanzien van reeds verrichte leveringen en diensten en begane strafbare feiten.

  • 2

    Onze Minister is bevoegd nadere bepalingen ter zake van de overgang vast te stellen.


Artikel 55

  • 1

    Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1969.

  • 2

    Zij kan worden aangehaald als 'Wet op de omzetbelasting 1968'.


Slotformulier en ondertekening

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk 28 juni 1968 JULIANA.

De Minister van Financiën, H. J. WITTEVEEN.

De Staatssecretaris van Financiën, F. H. M. GRAPPERHAUS.

Uitgegeven de eerste juli 1968. De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.


Tabel I behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968

  • a.

    • 1.

      voedingsmiddelen, te weten:

      • a.

        eet- en drinkwaren die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie;

      • b.

        produkten die kennelijk zijn bestemd om te worden aangewend voor de bereiding van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren en daarin geheel of ten dele opgaan;

      • c.

        produkten die zijn bestemd om te worden aangewend als aanvulling op dan wel ter vervanging van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren; met dien verstande dat tot de voedingsmiddelen niet worden gerekend alcoholhoudende dranken;

    • 2.

      granen en peulvruchten, die niet zijn te rangschikken onder post 1;

    • 3.

      pootgoed bestemd voor de teelt van groenten en fruit;

    • 4.

      • a.

        rundvee, schapen, geiten en varkens;

      • b.

        andere dan de onder a vallende dieren die kennelijk zijn bestemd voor de voortbrenging of de productie van de in post 1 bedoelde voedingsmiddelen of die kennelijk zijn bestemd voor gebruik in de landbouw, alsmede dieren die kennelijk zijn bestemd voor het fokken van die dieren;

      • c.

        slachtafvallen van de onder a en b vallende dieren;

      • d.

        goederen die kennelijk zijn bestemd voor de voortplanting van de onder a en b vallende dieren;

    • 5.

      [vervallen;]

    • 6.

      Geneesmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Geneesmiddelenwet waarvoor een handelsvergunning is verleend als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel III, van die wet of waarvoor geen handelsvergunning is vereist ingevolge artikel 40, derde lid, onderdelen a tot en met g, van die wet, alsmede voorbehoedsmiddelen, infusievloeistoffen, nierdialyseconcentraten en kennelijk voor geneeskundige doeleinden bestemde inhalatiegassen;

    • 7.

      diergeneesmiddelen als zijn bedoeld in de Wet dieren, met uitzondering van diergeneesmiddelen voor in vitro gebruik;

    • 8.

      verbandmiddelen zoals watten, windsels, gaas, hechtmiddelen, pleisters, tampons, spalken en daarmee gelijk te stellen artikelen die kennelijk zijn bestemd voor geneeskundige doeleinden, alsmede gevulde verbanddozen, damesverband, kraammatrassen en incontinentiematerialen;

    • 9.

      [vervallen;]

    • 10.

      [vervallen;]

    • 11.

      [vervallen;]

    • 12.

      [vervallen;]

    • 13.

      [vervallen;]

    • 14.

      [vervallen;]

    • 15.

      [vervallen;]

    • 16.

      [vervallen;]

    • 17.

      [vervallen;]

    • 18.

      [vervallen;]

    • 19.

      [vervallen;]

    • 20.

      [vervallen;]

    • 21.

      [vervallen;]

    • 22.

      [vervallen;]

    • 23.

      [vervallen;]

    • 24.

      [vervallen;]

    • 25.

      [vervallen;]

    • 26.

      [vervallen;]

    • 27.

      [vervallen;]

    • 28.

      water;

    • 29.

      • a.

        kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, voor zover deze worden ingevoerd;

      • b.

        kunstvoorwerpen voor zover deze worden geleverd door:

        • 1°.

          de maker of diens rechtverkrijgende onder algemene titel; of

        • 2°.

          een ondernemer, andere dan een wederverkoper, die ingevolge artikel 15, eerste lid, de belasting ter zake van zijn verkrijging volledig in aftrek brengt;

    • 30.

      boeken, met inbegrip van alle andere dan papieren fysieke dragers waarop de inhoud van een boek is aangebracht; digitale educatieve informatie die is aangebracht op fysieke dragers en die kennelijk uitsluitend of nagenoeg uitsluitend is bestemd voor informatieoverdracht in het onderwijs; dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere tenminste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven;

    • 31.

      braille-papier, braille-folie, braille-drukwerk, braille-schrijfmachines, braille-handschrijfhulpmiddelen en dergelijke braille-artikelen; uurwerken, optische leesapparaten, t.v.-leesloepen, leesplateaus, oriëntatie-hulpmiddelen, steun-, tast- en herkenningsstokken speciaal ontworpen voor persoonlijk gebruik door blinden en slechtzienden; blindengeleidehonden; andere bij ministeriële regeling aan te wijzen hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen dan wel bestemd voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door blinden en slechtzienden; leespennen en andere apparatuur met een vergelijkbare functie, alsmede programmatuur, die speciaal zijn ontworpen voor gebruik door dyslectici;

    • 32.

      [vervallen;]

    • 33.

      [vervallen;]

    • 34.

      invalidewagentjes en invalidekrukken; sta-opstoelen; hooglaagbedden;

    • 35.

      kunstledematen, te weten: arm-, hand-, been- en voetprothesen; hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen voor het overnemen van de fixatiefunctie van een niet of slecht functionerende hand; beenbeugels, breukbanden en kunstgewrichten; kunstogen, -oren en -nieren; aangezichts-, borst-, neus- en larynxprothesen; chirurgische implanteringsprothesen; hart- en spierstimulatoren; gehoorapparaten en andere bij ministeriële regeling aan te wijzen hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen dan wel bestemd voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door doven en slechthorenden; oorapparaten tegen stotteren; hulpmiddelen voor stomapatiënten; orthopedisch schoeisel; hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen voor het uittrekken van therapeutisch elastische steunkousen; orthopedische maatkorsetten; delen, onderdelen en toebehoren, kennelijk bestemd voor de hiervoor genoemde goederen;

    • 36.

      • a.

        hulpmiddelen die plegen te worden aangewend voor het onderhuids toedienen van insuline met uitzondering van spuiten en naalden die kennelijk mede voor andere doeleinden zijn geschikt;

      • b.

        hulpmiddelen die plegen te worden aangewend bij de zelfdiagnose van het bloedsuikergehalte;

    • 37.

      meetapparatuur en toebehoren voor de zelfdiagnose van de stollingstijd van bloed; medicijnvernevelaars; katheters; urinezakken; allergeenvrije hoezen; antidecubitusmatrassen; draagbare uitwendige infuuspompen; zuurstofconcentratoren met toebehoren, alsmede speciaal voor persoonlijk mobiel gebruik ontworpen wagentjes en draagbanden of -tassen voor een zuurstofcilinder of een zuurstofvat; computermuis-software, al dan niet langs elektronische weg geleverd, die speciaal is ontwikkeld voor gebruikers met een tremor;

    • 38.

      [vervallen;]

    • 39.

      [vervallen;]

    • 40.

      beetwortelen;

    • 41.

      land- en tuinbouwzaden voor zover dienende voor de teelt van de in deze tabel genoemde produkten en oliehoudende zaden;

    • 42.

      [vervallen;]

    • 43.

      rondhout;

    • 44.

      stro en veevoeders;

    • 45.

      vlas;

    • 46.

      wol, ruw en ongewassen;

    • 47.

      [vervallen;]

    • 48.

      sierteeltprodukten, te weten: bloembollen, bloemen, planten en boomkwekerijprodukten;

    • 49.

      [vervallen;]

    • 50.

      [vervallen;]

  • b.

    • 1.

      het herstellen van de in de posten a 31 en a 34 tot en met a 37 bedoelde goederen;

    • 2.

      het uitlenen van goederen als bedoeld in post a 30;

    • 3.

      het geven van gelegenheid tot sportbeoefening en baden;

    • 4.

      het herstellen van fietsen;

    • 5.

      het herstellen van schoeisel en lederwaren;

    • 6.

      het herstellen en vermaken van kleding en huishoudlinnen;

    • 7.

      de diensten die door kappers als zodanig worden verricht;

    • 8.

      het schilderen en stukadoren van woningen na meer dan twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming;

    • 9.

      Het vervoer van personen per schip, besloten busvervoer, openbaar vervoer en taxivervoer als bedoeld in artikel 1 van de Wet personenvervoer 2000, taxivervoer van personen over de weg anders dan per auto, en het vervoer van personen met luchtvaartuigen indien de plaats van vertrek en de plaats van bestemming in Nederland zijn gelegen voor zover dat vervoer geschiedt met ballonnen of met luchtvaartuigen die zijn ingericht voor het vervoer van zieken of gewonden;

    • 10.

      het geven van gelegenheid tot kamperen binnen het kader van het kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden;

    • 11.

      het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden;

    • 12.

      het verstrekken van voedingsmiddelen als bedoeld in post a 1, voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension- en aanverwant bedrijf;

    • 13.

      [vervallen;]

    • 14.

      het verlenen van toegang tot:

      • a.

        circussen;

      • b.

        dierentuinen;

      • c.

        openbare musea of verzamelingen, daaronder begrepen nauw daarmee samenhangende leveringen van goederen, zoals catalogi, foto’s en fotokopieën;

      • d.

        muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera's, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets, alsmede lezingen, met uitzondering van peepshows en andere optredens die primair zijn gericht op erotisch vermaak;

      • e.

        bioscopen;

      • f.

        sportwedstrijden, sportdemonstraties en dergelijke;

      • g.

        attractieparken, speel- en siertuinen, en andere dergelijke primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen;

    • 15.

      de diensten van exploitanten van reizende inrichtingen voor vermaak op kermissen;

    • 16.

      de oplevering van roerende zaken als bedoeld in onderdeel a door degene die de zaken heeft vervaardigd;

    • 17.

      het optreden door uitvoerende kunstenaars;

    • 18.

      [vervallen;]

    • 19.

      het aanbrengen van op energiebesparing gericht isolatiemateriaal aan vloeren, muren en daken van woningen na meer dan twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming, met uitzondering van materialen die een deel vertegenwoordigen van de waarde van deze diensten;

    • 20.

      het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden binnen woningen;

    • 21.

      het langs elektronische weg leveren of uitlenen van uitgaven als bedoeld in post a 30 of het verlenen van toegang tot nieuwswebsites zoals die van dagbladen, weekbladen en tijdschriften, mits deze uitgaven, onderscheidenlijk nieuwswebsites niet uitsluitend of hoofdzakelijk bestaan uit reclamemateriaal, of uit video-inhoud of beluisterbare muziek.

Algemene aantekening

Tot tabel I behoren niet pootgoed en land- en tuinbouwzaden die kunnen worden aangewend om planten of vruchtlichamen van schimmels uit voort te laten komen of te doen komen die voorkomen op lijst I of lijst II behorende bij de Opiumwet.

Tot tabel I behoort voorts niet distikstofmonoxide, met uitzondering van distikstofmonoxide waarop tabel I, onderdeel a, onder 6, van toepassing is.


Tabel II behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968

  • a.

    • 1.

      Van buiten Nederland komende goederen die niet zijn ingevoerd;

      Bijzondere bepalingen.

      Goederen welke worden geleverd door de ondernemer die de goederen invoert of in wiens opdracht de invoer plaatsvindt of welke worden geleverd door ondernemers die ten aanzien van de goederen daaraan volgende leveringen verrichten, behoren niet tot de post

    • 2.

      goederen welke door een ondernemer worden:

      • -

        uitgevoerd uit de Unie, met uitzondering van goederen welke zijn bestemd voor de bevoorrading in Nederland van vervoermiddelen;

      • -

        geplaatst onder de regeling douane-entrepot op basis van artikel 237, tweede lid, van het Douanewetboek van de Unie;

      Bijzondere bepaling

      Tot de post behoren niet goederen die in bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen als reizigersbagage of als zending waaraan elk handelskarakter vreemd is, worden uitgevoerd uit de Unie;

    • 3.

      goederen bestemd voor de bevoorrading van:

      • a.

        schepen die voor 70 percent of meer worden gebruikt voor de vaart op volle zee:

        • 1°.

          waarmee passagiersvervoer tegen betaling plaatsvindt; of

        • 2°.

          die worden gebruikt voor de uitoefening van een industriële, handels- of visserijactiviteit;

      • b.

        reddingsboten en schepen voor hulpverlening op zee;

      • c.

        schepen voor de kustvisserij, met uitzondering van scheepsproviand;

      • d.

        oorlogsschepen die Nederland verlaten met als bestemming een haven of ankerplaats buiten Nederland;

      • e.

        luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk toeleggen op het internationale vervoer van personen of goederen tegen betaling;

    • 4.

      • a.

        de schepen, bedoeld in post 3, onder a tot en met d, alsmede de voorwerpen – met inbegrip van uitrusting voor de visserij – die met deze schepen vast verbonden zijn of die voor hun exploitatie dienen;

      • b.

        de luchtvaartuigen bedoeld in post 3, onder e, alsmede de voorwerpen die met deze luchtvaartuigen vast verbonden zijn of die voor hun exploitatie dienen;

    • 5.

      goud bestemd voor centrale banken;

    • 6.

      goederen die worden vervoerd naar een andere lidstaat, wanneer deze goederen aldaar zijn onderworpen aan heffing van belasting ter zake van intracommunautaire verwerving van die goederen;

      Bijzondere bepaling

      Tot de post behoren niet accijnsgoederen die worden verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat ingevolge een levering aan een afnemer waarvoor artikel 3, lid 1, van de BTW-richtlijn 2006 toepassing vindt, tenzij de verzending of het vervoer van de accijnsgoederen geschiedt overeenkomstig de artikelen 19 of 34 van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PbEU 2009, L 9);

    • 7.

      • a.

        accijnsgoederen die worden gebracht naar of zich bevinden in een accijnsgoederenplaats als bedoeld in de Wet op de accijns en die voor die soort goederen als zodanig is aangewezen, voor zover die goederen voor de heffing van de accijns niet zijn uitgeslagen tot verbruik;

      • b.

        minerale oliën waarvoor in artikel 27 van de Wet op de accijns een accijnstarief is vastgesteld alsmede minerale oliën die daarmee op grond van artikel 28 van die wet worden gelijkgesteld en die zijn gebracht buiten een accijnsgoederenplaats en die niet worden gebracht naar een andere accijnsgoederenplaats die voor minerale oliën als zodanig is aangewezen, indien:

        • 1°.

          het buiten de accijnsgoederenplaats brengen van de minerale oliën ingevolge de Wet op de accijns niet als uitslag tot verbruik is of wordt aangemerkt;

        • 2°.

          voor het vervoer van de minerale oliën ingevolge de Wet op de accijns een document is afgegeven als bedoeld in Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns (PbEU 2009, L 197); en

        • 3°.

          de minerale oliën niet worden vervoerd naar een andere lidstaat noch worden uitgevoerd of opgeslagen in een entrepot;

      Bijzondere bepaling

      Op verzoek wordt, onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden, een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën aangewezen voor een bijzondere regeling ingevolge welke de voorwaarden die zijn gesteld ter zake van de onder a bedoelde leveringen van accijnsgoederen die zich bevinden in een accijnsgoederenplaats, niet van toepassing zijn. Bij de uitslag tot verbruik van die minerale oliën in de zin van de Wet op de accijns wordt de belasting geheven ter zake van de daaraan voorafgaande levering naar het zonder de toepassing van deze post geldende tarief. Daarbij wordt de maatstaf van heffing verhoogd met de ter zake van de uitslag tot verbruik verschuldigde accijns en de vergoeding voor de diensten die na die levering met betrekking tot de minerale oliën met toepassing van tabel II, onderdeel b, post 1, zijn verricht. De belasting wordt geheven van de ondernemer aan wie die levering is verricht en is door deze verschuldigd op het tijdstip van de uitslag tot verbruik.

    • 8.

      • a.

        bij ministeriële regeling aan te wijzen goederen of soorten van goederen die worden gebracht naar of zich bevinden in een ander entrepot dan een douane-entrepot als bedoeld in artikel 157, lid 1, onder a en b, van de BTW-richtlijn 2006 dat niet-plaatsgebonden is;

      • b.

        bij ministeriële regeling aan te wijzen goederen of soorten van goederen die zich bevinden in een ander entrepot dan een douane-entrepot als bedoeld in artikel 157, lid 1, onder a en b, van de BTW-richtlijn 2006 dat plaatsgebonden is, niet zijnde een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën;

      hetgeen onder een niet-plaatsgebonden en onder een plaatsgebonden entrepot als bedoeld in deze post wordt verstaan, wordt, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, vastgesteld bij ministeriële regeling.

      Bijzondere bepaling

      Bij het beëindigen van de opslag van de goederen in het entrepot, bedoeld in deze post, onder b, wordt de belasting ter zake van de daaraan voorafgaande levering geheven naar het zonder de toepassing van deze post geldende tarief. Daarbij wordt de maatstaf van heffing verhoogd met de vergoeding voor de diensten die na die levering met betrekking tot die goederen met toepassing van tabel II, onderdeel b, post 1, zijn verricht. De belasting wordt geheven van de ondernemer aan wie die levering is verricht en is door deze verschuldigd op het tijdstip van het beëindigen van de opslag. Bij ministeriële regeling wordt vastgesteld hetgeen wordt verstaan onder het beëindigen van de opslag van goederen in het entrepot, bedoeld in deze post, onder b.

    • 9.

      goederen die de ondernemer op grond van artikel 3c, tweede lid, geacht wordt te hebben ontvangen en geleverd, de levering van die goederen aan die ondernemer;

    • 10.

      levering van zonnepanelen en zonnepanelen als dakbedekking, bestemd om te worden geïnstalleerd op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen.

  • b.

    • 1.

      • a.

        de diensten die worden verricht ten aanzien van goederen als bedoeld in de posten a.1, a.2, a.7 en a.8;

      • b.

        de verbouwing, de reparatie, het onderhoud, de bevrachting en de verhuur van de schepen, bedoeld in post a.3, onder a tot en met d, alsmede de verhuur, de reparatie en het onderhoud van de voorwerpen – met inbegrip van uitrusting voor de visserij – die met die schepen vast verbonden zijn of die voor hun exploitatie dienen;

      • c.

        de verbouwing, de reparatie, het onderhoud, de bevrachting en de verhuur van de luchtvaartuigen, bedoeld in post a.3, onder e, alsmede de verhuur, de reparatie en het onderhoud van de voorwerpen die met deze luchtvaartuigen vast verbonden zijn of die voor hun exploitatie dienen;

      • d.

        andere diensten dan de diensten, bedoeld onder b en c, die worden verricht voor de rechtstreekse behoeften van de schepen, bedoeld in post a.3, onder a tot en met d, en hun lading en de luchtvaartuigen, bedoeld in post a.3, onder e, en hun lading;

    • 2.

      de diensten die betrekking hebben op de invoer van goederen en waarvan de waarde met toepassing van artikel 19, tweede lid, onderdeel b, in de maatstaf van heffing is begrepen;

    • 3.

      het vervoer van personen door middel van zeeschepen of luchtvaartuigen, indien de plaats van bestemming of de plaats van vertrek buiten Nederland is gelegen;

    • 4.

      de diensten van tussenpersonen die handelen in naam en voor rekening van derden, welke betrekking hebben op niet in de Unie verrichte prestaties dan wel op prestaties als zijn bedoeld onder 2 en 3;

    • 5.

      de diensten, bestaande in werkzaamheden met betrekking tot roerende zaken welke zijn ontvangen ten einde die werkzaamheden in Nederland te ondergaan en naar een plaats buiten de Unie worden verzonden of vervoerd door of voor rekening van degene die de dienst heeft verricht, dan wel degene aan wie de dienst is verleend, indien deze laatste buiten Nederland woont of is gevestigd;

    • 6.

      het intracommunautair goederenvervoer naar of vanaf de eilanden die de autonome regio’s van de Azoren en van Madeira vormen, alsmede het vervoer van goederen tussen deze eilanden;

    • 7.

      de installatie van zonnepanelen en zonnepanelen als dakbedekking, op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen.


Opschrift

Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968


Begripsbepalingen

Begripsbepalingen


Inleidende bepalingen

Inleidende bepalingen


Artikel 1a

  • 1

    De inspecteur stelt de datum met ingang waarvan ingevolge artikel 1a, derde lid, eerste volzin, van de wet, het tweede lid van dat artikel niet van toepassing is, vast:

    • a.

      op de datum van dagtekening van de beschikking bedoeld in het derde lid van dat artikel; dan wel

    • b.

      indien degene die het verzoek indient zulks wenst, op een in het verzoek aangegeven latere datum.

  • 2

    De wederopzegging als bedoeld in artikel 1a, derde lid, tweede volzin, van de wet, dient schriftelijk te geschieden.

  • 3

    De inspecteur stelt de datum met ingang waarvan na de wederopzegging artikel 1a, tweede lid, van de wet, wederom van toepassing is, vast, met inachtneming van het derde lid, tweede volzin, van dat artikel, op 1 januari van het jaar volgend op dat waarin de wederopzegging is ontvangen.


Artikel 1b

In geval moet worden aangetoond dat een vervoermiddel een nieuw vervoermiddel is, dienen zodanig deugdelijke gegevens te worden overgelegd dat aan de hand daarvan kan worden vastgesteld dat het vervoermiddel een nieuw vervoermiddel is. In ieder geval moeten worden overgelegd:


Hoofdstuk I Veilingen


Artikel 2

[Vervallen]


Hoofdstuk I A Verkopen op afstand


Artikel 2a

[Vervallen]


Artikel 2b

[Vervallen]


Hoofdstuk II Publiekrechtelijke lichamen en fiscale eenheid


Artikel 3

Publiekrechtelijke lichamen worden als ondernemer aangemerkt met betrekking tot het geven van gelegenheid tot parkeren waarbij een fysieke barrière of een registratie bij de in- of uitrit ter verzekering van de betaling van het parkeergeld dient.


Artikel 3a


Hoofdstuk III Regeling voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten


Artikel 4


Artikel 4a

  • 1

    De wederverkoper is verplicht aan zijn leverancier als bedoeld in artikel 28b, tweede lid, van de wet, een door laatstbedoelde te ondertekenen inkoopverklaring uit te reiken waarin op duidelijke en overzichtelijke wijze zijn vermeld:

    • a.

      de dag waarop de levering wordt verricht;

    • b.

      naam en adres van de wederverkoper;

    • c.

      naam en adres van de leverancier;

    • d.

      een duidelijke omschrijving van het geleverde goed en, voor zover het een motorrijtuig betreft, tevens het kenteken;

    • e.

      de hoeveelheid van de geleverde goederen;

    • f.

      het bedrag dat aan de leverancier ter zake van de levering is of moet worden voldaan;

    • g.

      een verklaring van de leverancier dat hij ter zake van de levering aan hem van het goed in het geheel geen belasting in aftrek heeft gebracht.

  • 2

    De wederverkoper is verplicht een dubbel van de uitgereikte inkoopverklaring te bewaren.

  • 3

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      ingeval het bedrag dat aan de leverancier moet worden voldaan minder dan € 500 bedraagt;

    • b.

      ingeval de leverancier ingevolge artikel 34c van de wet een factuur uitreikt;

    • c.

      ingeval de inkoop van een goed door de wederverkoper gelijktijdig plaatsvindt met de levering door hem van een ander goed aan de leverancier en de wederverkoper een factuur uitreikt die voldoet aan de in de wet gestelde voorwaarden, mits de factuur tevens voldoet aan het bepaalde in het eerste lid.


Artikel 4b

  • 1

    Ingeval van inwilliging van het in artikel 28c, eerste lid, van de wet bedoelde verzoek, is de wederverkoper de belasting die hij in aftrek heeft gebracht:

    • a.

      ter zake van de levering en invoer van goederen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, van dat artikel; of

    • b.

      met toepassing van het tweede lid van dit artikel;

    alsnog verschuldigd in het eerste belastingtijdvak waarin artikel 28c van de wet toepassing vindt.

  • 2

    Ingeval van een wederopzegging als bedoeld in artikel 28c, tweede lid, van de wet, kan de ondernemer de belasting die hij:

    alsnog in aftrek brengen in het eerste belastingtijdvak waarin die wederopzegging toepassing vindt.


Artikel 4c

  • 1

    Artikel 28d van de wet is van toepassing:

    • a.

      ter zake van leveringen door wederverkopers van de volgende goederen alsmede van de gebruikte onderdelen, toebehoren en benodigdheden terzake:

      • 1°.

        vervoermiddelen, daaronder begrepen caravans, fietsen en bromfietsen;

      • 2°.

        kleding;

      • 3°.

        meubels;

      • 4°.

        boeken en tijdschriften;

      • 5°.

        foto-, film- en video-apparatuur alsmede beeld- en geluiddragers zoals grammofoonplaten, video- en muziekcassettes en compact-discs;

      • 6°.

        muziekinstrumenten;

      • huishoudelijke, elektrische en elektronische apparaten;

      • 8°.

        huisdieren;

      • 9°.

        kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten;

    • b.

      ter zake van leveringen door wederverkopers van andere goederen dan die bedoeld in onderdeel a, ingeval het onmogelijk of ongebruikelijk is om de goederen administratief van inkoop tot verkoop te volgen of om de aankoopprijs van een partij goederen te splitsen in aankoopprijzen voor elk afzonderlijk goed, mits de wederverkoper op een daartoe gedaan verzoek door de inspecteur is aangewezen.

  • 2

    Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van veilinghouders.

  • 3

    Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing ten aanzien van wederverkopers die daarvan schriftelijk kennis geven aan de inspecteur. Deze regeling mag slechts worden toegepast met ingang van het kalenderjaar volgend op dat van de kennisgeving en geldt tot wederopzegging met ingang van een kalenderjaar na die wederopzegging, doch voor ten minste vijf kalenderjaren. Een hernieuwde schriftelijke kennisgeving kan eerst met ingang van het zesde kalenderjaar na het ingaan van die wederopzegging worden ingewilligd.

  • 4

    De inspecteur beslist op het in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Bij inwilliging van het verzoek geldt zulks met ingang van het kalenderjaar volgend op dat van het verzoek en tot wederopzegging met ingang van een kalenderjaar na die wederopzegging, doch voor ten minste vijf kalenderjaren. Een hernieuwd verzoek kan eerst met ingang van het zesde kalenderjaar na het ingaan van die wederopzegging worden ingewilligd.

  • 5

    De wederverkoper die ingevolge de vorige leden de belasting moet berekenen op de voet van artikel 28d van de wet, maar die ter zake van de levering van een goed in het tijdvak van aangifte op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van de wet het tarief van nihil toepast dan wel de belasting berekent met toepassing van artikel 28f, eerste lid, van de wet, is gehouden in dat tijdvak de in artikel 28d, tweede volzin, van de wet, laatstbedoelde som te verminderen:

    • a.

      met het bedrag dat eerder bij de berekening van de winstmarge per tijdvak van aangifte ter zake van dat goed in aanmerking is genomen; of

    • b.

      ingeval het in onderdeel a bedoelde bedrag niet bekend is, met het bedrag van de vergoeding voor dat goed verminderd met het positieve bedrag van de brutowinst, welke wordt gesteld op het bedrag van die vergoeding vermenigvuldigd:

      • 1°.

        met het saldo van de winstmarges per tijdvak van aangifte over het voorgaande kalenderjaar gedeeld door de som van de bij de berekening van die winstmarges in aanmerking genomen vergoedingen; of

      • 2°.

        ingeval het onder 1° bedoelde saldo ontbreekt, met de winstmarge over het voorafgaande tijdvak van aangifte gedeeld door de som van de bij de berekening van die winstmarge in aanmerking genomen vergoedingen;

      waarbij de onder 1° en 2° bedoelde winstmarges en vergoedingen betrekking hebben op goederen waarop eenzelfde tarief van toepassing is als op het geleverde goed en de bedoelde winstmarges de in een tijdvak van aangifte gerealiseerde winstmarges betreffen, voordat de in het zesde lid bedoelde verrekening of optelling heeft plaatsgevonden.

  • 6

    Ingeval in een belastingtijdvak in een kalenderjaar, het laatste belastingtijdvak in een kalenderjaar uitgezonderd, de winstmarge per belastingtijdvak met betrekking tot leveringen van goederen waarop eenzelfde tarief wordt toegepast (tijdvak-winstmarge) negatief is, wordt deze negatieve tijdvak-winstmarge verrekend met een positieve tijdvak-winstmarge, of opgeteld bij een negatieve tijdvak-winstmarge, die in het volgende belastingtijdvak wordt gerealiseerd.

  • 7

    Na afloop van een kalenderjaar wordt voor dat kalenderjaar met betrekking tot leveringen van goederen waarop eenzelfde tarief wordt toegepast de in artikel 28d, van de wet bedoelde winstmarge op jaarbasis vastgesteld (jaarsaldo). Ingeval dat jaarsaldo negatief is, wordt dit negatieve jaarsaldo opgeteld bij de ten behoeve van de vaststelling van het jaarsaldo van het daaropvolgende kalenderjaar in artikel 28d, tweede volzin, van de wet laatstbedoelde, op jaarbasis herrekende, som. Ingeval de belasting over dat aldus berekende jaarsaldo minder bedraagt dan het bedrag aan belasting dat over dat kalenderjaar is of moet worden voldaan ter zake van dergelijke leveringen, wordt het verschil aan de wederverkoper teruggegeven.

  • 8

    Het vaststellen van een negatief jaarsaldo als bedoeld in het zevende lid, alsmede van het bedrag van de aldaar bedoelde teruggaaf, geschiedt op verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het verzoek wordt gedaan bij de aangifte over het eerste tijdvak van het volgende kalenderjaar. Indien de beschikking met betrekking tot de vaststelling van een negatief jaarsaldo tot een onjuist bedrag is vastgesteld, kan de inspecteur de beschikking bij voor bezwaar vatbare beschikking herzien. De bevoegdheid tot herziening ten aanzien van een negatief jaarsaldo vervalt door verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin dat saldo, zonder toepassing van de tweede volzin van het zevende lid berekend, is ontstaan.


Hoofdstuk IIIA Regeling voor reisbureaus


Artikel 4d

De keuze, bedoeld in artikel 28zb van de wet, geldt voor een periode van tenminste vijf opeenvolgende jaren en geldt vanaf het begin van een aangiftetijdvak.


Hoofdstuk IV Doorlopende posten


Artikel 5

Als met doorlopende posten gelijk te stellen bedragen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, van het besluit, worden aangewezen:

  • a.

    de bedragen welke door een reisbureau, reisvereniging of een dergelijke ondernemer op eigen naam ten behoeve van reizigers voor wie zij de reis verzorgen, aan een andere ondernemer worden voldaan ter zake van in het buitenland ten behoeve van die reizigers verrichte leveringen en diensten;

  • b.

    de bedragen welke de leverancier van een motorrijtuig aan de afnemer in rekening brengt ter zake van de inschrijving en tenaamstelling van het voertuig in het kentekenregister, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Wegenverkeerswet 1994, voor zover die bedragen aan leges zijn voldaan.


Hoofdstuk IVa Gemaakte uitgaven


Artikel 5a

  • 1

    Als gemaakte uitgaven voor het gebruik van een goed als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de wet worden, met inachtneming van het gestelde in het tweede en derde lid, aangemerkt de kosten van de ondernemer, de omzetbelasting daaronder niet begrepen, in verband met:

    • a.

      de verwerving of de vervaardiging van het goed;

    • b.

      het onderhoud, het herstel, de verbetering en de verbouwing van het goed;

    • c.

      het feitelijke gebruik van het goed;

    wanneer ter zake van de desbetreffende kosten recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van belasting is ontstaan en voor zover het goed wordt gebruikt in de zin van genoemde bepaling.

  • 2

    Het bedrag van de voor een kalenderjaar in aanmerking te nemen kosten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt gedeeld door 10 ingeval van een onroerende zaak, en gedeeld door 5 ingeval van een roerende zaak waarop de ondernemer afschrijft voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting of waarop hij zou kunnen afschrijven indien hij aan een zodanige belasting zou zijn onderworpen.

  • 3

    Het bedrag van de voor een kalenderjaar in aanmerking te nemen kosten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt gesteld op het bedrag van die kosten in het kalenderjaar waarin de ondernemer de betreffende goederen of diensten gaat gebruiken.

  • 4

    De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde kosten voor de verwerving of de vervaardiging van een goed worden op nihil gesteld voor een onroerende zaak na afloop van het negende jaar volgende op dat waarin de ondernemer het goed is gaan gebruiken, en voor een roerende zaak na afloop van het vierde jaar volgende op dat waarin de ondernemer het goed is gaan gebruiken, indien het gaat om een roerende zaak waarop de ondernemer voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting afschrijft, of waarop hij zou kunnen afschrijven indien hij aan een zodanige belasting zou zijn onderworpen.

  • 5

    Voor goederen waarvoor de kosten in verband met de verwerving of de vervaardiging van het goed bij de verwerving of de vervaardiging lager zijn dan de vergoeding voor de levering van dat goed als bedoeld in artikel 8 van de wet, wordt voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, de vergoeding aangemerkt als de gemaakte kosten.


Artikel 5b

Als gemaakte uitgaven voor een dienst als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, van de wet, wordt aangemerkt het bedrag van de door de ondernemer voor het verrichten van de dienst gemaakte kosten.


Hoofdstuk V Vrijstellingen


Artikel 6

  • 1

    De keuze blijkens de notariële akte of het verzoek om te worden uitgezonderd van de vrijstelling van belasting voor de levering van onroerende zaken en van rechten waaraan deze zijn onderworpen kan voor elke onroerende zaak en voor elk recht waaraan een onroerende zaak is onderworpen worden gedaan.

  • 2

    In de notariële akte of het verzoek wordt vermeld een omschrijving van de onroerende zaak en het recht waaraan deze is onderworpen met plaatselijke en kadastrale aanduiding alsmede de datum van aanvang van het boekjaar. In de notariële akte of het verzoek wordt een door de afnemer ondertekende verklaring gevoegd waaruit blijkt dat hij de onroerende zaak gebruikt voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van belasting op de voet van artikel 15 van de wet bestaat.

  • 3

    De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 4

    Aan de in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de wet bedoelde voorwaarde dat de afnemer de onroerende zaak gebruikt voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van belasting op de voet van artikel 15 van de wet bestaat, is voldaan, wanneer de onroerende zaak zowel over het boekjaar van levering van de onroerende zaak als over het daarop volgende boekjaar voor de hiervoor vermelde doeleinden is gebruikt.

  • 5

    Ingeval de onroerende zaak niet vóór het einde van het boekjaar volgende op het boekjaar van levering van de onroerende zaak in gebruik is genomen door de afnemer, is niet voldaan aan de in het vierde lid bedoelde voorwaarde.

  • 6

    De afnemer stelt binnen vier weken na afloop van het boekjaar volgende op het boekjaar van levering van de onroerende zaak, de leverancier door middel van een door hem ondertekende verklaring ervan in kennis, of is voldaan aan de in het vierde lid bedoelde voorwaarde. De afnemer zendt binnen dezelfde termijn een afschrift van deze verklaring aan de inspecteur.

  • 7

    In geval van levering door de afnemer van de onroerende zaak binnen de termijn waarin het keuzerecht voor belasting wordt beoordeeld, is het zesde lid van toepassing, met dien verstande dat de verklaring wordt overgelegd binnen vier weken na het tijdstip waarop de levering is verricht. In dat geval vervalt de verklaring, bedoeld in de eerste volzin van het zesde lid.

  • 8

    Voor de toepassing van dit artikel geldt als boekjaar het boekjaar van de afnemer.


Artikel 6a

  • 1

    De keuze blijkens de schriftelijke huurovereenkomst of het verzoek om te worden uitgezonderd van de vrijstelling van belasting voor verhuur van onroerende zaken kan voor elke onroerende zaak afzonderlijk worden gedaan.

  • 2

    In de schriftelijke huurovereenkomst of het verzoek wordt vermeld een omschrijving van de onroerende zaak met plaatselijke en kadastrale aanduiding alsmede de datum van aanvang van het boekjaar van de huurder. In de schriftelijke huurovereenkomst of het verzoek wordt een door de huurder ondertekende verklaring gevoegd waaruit blijkt dat hij de onroerende zaak gebruikt voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van belasting op de voet van artikel 15 van de wet bestaat.

  • 3

    De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking, waarin de datum met ingang waarvan de vrijstelling buiten toepassing blijft, wordt vermeld.

  • 4

    Voor elk boekjaar geldt dat aan de in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, onder 5°, van de wet bedoelde voorwaarde dat de huurder de onroerende zaak gebruikt voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van belasting op de voet van artikel 15 van de wet bestaat, is voldaan, wanneer de onroerende zaak over het desbetreffende boekjaar voor de hiervoor vermelde doeleinden is gebruikt. De voorwaarde wordt voor de eerste keer beoordeeld over het boekjaar waarin de huurder de onroerende zaak, met toepassing van het keuzerecht voor belasting, is gaan huren.

  • 5

    Ingeval de onroerende zaak niet vóór het einde van het boekjaar waarin de huurder de onroerende zaak, met toepassing van het keuzerecht voor belasting, is gaan huren, door de huurder in gebruik is genomen, is niet voldaan aan de in het vierde lid bedoelde voorwaarde.

  • 6

    Ingeval niet meer wordt voldaan aan de in het vierde lid bedoelde voorwaarde stelt de huurder de verhuurder binnen vier weken na afloop van het desbetreffende boekjaar daarvan in kennis door middel van een door hem ondertekende verklaring. Tevens zendt de huurder binnen dezelfde termijn een afschrift hiervan aan de inspecteur.

  • 7

    Ingeval in een boekjaar dat is aangevangen na het boekjaar waarin de huurder de onroerende zaak is gaan huren, de vrijstelling buiten toepassing is gebleven en na afloop van dat boekjaar blijkt dat de huurder niet meer voldoet aan de in het vierde lid bedoelde voorwaarde, kan de vrijstelling in dat boekjaar buiten toepassing blijven, tenzij de huurder redelijkerwijs kon voorzien dat hij niet langer zou voldoen aan deze voorwaarde. Blijkt in het daarop volgende boekjaar evenmin te worden voldaan aan voormelde voorwaarde, dan vindt de vrijstelling toepassing met ingang van laatstgemeld boekjaar, ook als de huurder redelijkerwijs niet kon voorzien dat hij in het desbetreffende boekjaar niet zou voldoen aan die voorwaarde.

  • 8

    Voor de toepassing van dit artikel geldt als boekjaar het boekjaar van de huurder.


Artikel 6b

Tot de leveringen en diensten, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de wet, behoren niet, behoudens voor zover in bijlage B bij het besluit anders is bepaald:

  • a.

    het verstrekken van spijzen en dranken;

  • b.

    het verrichten van onderzoek;

  • c.

    het ter beschikking stellen van personeel;

  • d.

    het verzorgen van loon- en salarisadministraties, financiële administraties en grootboekadministraties.


Artikel 7

De vrijstelling van belasting voor voordrachten en dergelijke diensten, als zijn bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel p, van de wet, geldt in gevallen waarin zij worden gehouden of verricht vanwege publiekrechtelijke lichamen, stichtingen en verenigingen en strekken tot bevordering van wetenschap of algemene ontwikkeling.


Artikel 7a

Tot leveringen en diensten die voortvloeien uit activiteiten ter verkrijging van financiële steun als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel v, van de wet, behoren niet verstrekkingen van spijzen en dranken die samenhangen met evenementen gelegen in de persoonlijke sfeer.


Artikel 8

  • 1

    In het geval, bedoeld in artikel 37d van de wet, wordt hij aan wie de overdracht is geschied, voor het berekenen van de door hem verschuldigde belasting wat de onderneming of het overgedragen gedeelte betreft, geacht in plaats te zijn getreden van degene die de onderneming of een gedeelte daarvan heeft overgedragen.

  • 2

    Het eerste lid geldt niet voor de toepassing van artikel 4c, derde en vierde lid.


Artikel 9

[Vervallen]


Artikel 9a

Tot de diensten, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel u, van de wet, behoren niet:

  • a.

    het ontwikkelen van geautomatiseerde informatie- en communicatiesystemen;

  • b.

    het voor de in onderdeel a bedoelde systemen ontwikkelen van programmatuur, alsmede het ter beschikking stellen daarvan;

  • c.

    het begeleiden van dan wel het leiding geven aan de toepassing van de in onderdeel a bedoelde systemen;

  • d.

    het ter beschikking stellen van computerapparatuur;

  • e.

    advisering, begeleiding, onderzoek en andere diensten op het gebied van onderhoudsbeheersing van woningen en andere gebouwen;

  • f.

    expertisewerkzaamheden, onderzoeken, inspecties, taxaties, arbitrage en advisering in het kader van een verzekering of een schadegeval;

  • g.
  • h.

    werkzaamheden met betrekking tot de pensioenadministratie;

  • i.

    het adviseren en ondersteunen van paritaire organisaties;

  • j.

    het ter beschikking stellen van personeel.


Hoofdstuk VI Aftrek van voorbelasting


Artikel 10

Door de ondernemer kan in aftrek worden gebracht de belasting die blijkens zijn boeken en bescheiden in het tijdvak van aangifte op de voet van artikel 22 van de wet verschuldigd is geworden ter zake van de invoer van voor hem bestemde goederen.


Artikel 10a

  • 1

    De in artikel 15, derde lid, eerste volzin, van de wet bedoelde belasting die in de aankoopprijs is begrepen, wordt gesteld op 21/121 van het bedrag van de aankoopprijs, voorzover deze betrekking heeft op een personenauto, een bestelauto of een motorrijwiel verminderd met het bij de personenauto, de bestelauto of het motorrijwiel nog behorende bedrag aan belasting bedoeld in en berekend overeenkomstig artikel 10 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992.

  • 2

    Het bedrag van de aankoopprijs dient ten genoegen van de inspecteur te worden aangetoond aan de hand van bescheiden zoals een originele factuur, een inkoopverklaring of een betalingsbewijs.


Artikel 11

  • 1

    De aftrek van de in artikel 15 van de wet bedoelde belasting (voorbelasting) geschiedt, ingeval de ondernemer zowel handelingen verricht waarvoor recht op aftrek van voorbelasting bestaat als handelingen verricht waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat, met inachtneming van het volgende:

    • a.

      van goederen en diensten, die uitsluitend worden gebruikt voor handelingen waarvoor recht op aftrek van voorbelasting bestaat, komt de voorbelasting geheel voor aftrek in aanmerking;

    • b.

      van goederen en diensten, die uitsluitend worden gebruikt voor handelingen waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat, komt de voorbelasting in het geheel niet voor aftrek in aanmerking;

    • c.

      met betrekking tot goederen en diensten die zowel voor de onder a als voor de onder b bedoelde handelingen worden gebruikt, komt voor aftrek in aanmerking het gedeelte van de voorbelasting dat in dezelfde verhouding staat tot die belasting als het totaal van de vergoedingen voor de handelingen bedoeld onder a staat tot het totaal van de vergoedingen voor de handelingen bedoeld onder a en onder b.

  • 2

    Indien aannemelijk is dat het werkelijke gebruik van de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde goederen en diensten, als geheel genomen, niet overeenkomt met de aldaar bedoelde verhouding, wordt het voor aftrek in aanmerking komende gedeelte van de voorbelasting van die goederen en diensten berekend op basis van het werkelijke gebruik.

  • 3

    Ingeval de ondernemer twee of meer goederen of diensten van dezelfde soort gebruikt, worden deze alle geacht mede te worden gebruikt ten behoeve van handelingen waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat, tenzij blijkt welke van die goederen of diensten uitsluitend worden gebruikt voor handelingen waarvoor geen recht op aftrek bestaat en welke uitsluitend voor handelingen waarvoor dat recht wél bestaat.

  • 4

    De in artikel 15, eerste lid, laatste alinea, van de wet bedoelde aftrek over uitgaven in verband met een onroerende zaak wordt berekend op basis van het werkelijke gebruik van die onroerende zaak.


Artikel 12

  • 1

    De in artikel 11 voorgeschreven berekeningswijze geschiedt op basis van de gegevens van het belastingtijdvak waarin de belasting aan de ondernemer in rekening wordt gebracht dan wel de belasting wordt verschuldigd.

  • 2

    De herziening, bedoeld in artikel 15, vierde lid, van de wet, geschiedt op basis van de gegevens van het belastingtijdvak waarin de ondernemer de goederen of diensten is gaan gebruiken.

  • 3

    Bij de aangifte over het laatste belastingtijdvak van het boekjaar vindt herziening van de aftrek plaats op basis van de voor het gehele boekjaar geldende gegevens.


Artikel 13

  • 1

    In afwijking van artikel 11 worden voor de toepassing van de aftrek afzonderlijk in aanmerking genomen:

    • a.

      onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn onderworpen;

    • b.

      roerende zaken waarop de ondernemer voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting afschrijft, of waarop hij zou kunnen afschrijven indien hij aan een zodanige belasting zou zijn onderworpen.

  • 2

    Met betrekking tot onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn onderworpen wordt de aftrek herzien in elk van de negen boekjaren, volgende op dat waarin de ondernemer het goed is gaan gebruiken. De herziening geschiedt telkens voor een tiende gedeelte van de voorbelasting op basis van de voor het boekjaar geldende gegevens bij de aangifte over het laatste belastingtijdvak van dat boekjaar.

  • 3

    Met betrekking tot de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde roerende zaken wordt de aftrek herzien in elk van de vier boekjaren, volgende op dat waarin de ondernemer het goed is gaan gebruiken. De herziening geschiedt telkens voor een vijfde gedeelte van de voorbelasting op basis van de voor het boekjaar geldende gegevens bij de aangifte over het laatste belastingtijdvak van dat boekjaar.

  • 4

    De herziening blijft achterwege in het boekjaar waarin de belasting welke op basis van de voor dat boekjaar geldende gegevens voor aftrek in aanmerking komt, niet meer dan tien percent verschilt van de in aftrek gebrachte belasting, met dien verstande dat wanneer de herziening het gevolg is van een aanmelding voor toepassing van de vrijstelling, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet, dan wel van een beëindiging van die vrijstelling, deze in ieder geval achterwege blijft wanneer het bedrag van de herziening in dat boekjaar minder is dan € 500.


Artikel 13a

  • 1

    In geval van levering door de ondernemer van de in artikel 13, eerste lid, bedoelde goederen binnen de termijn waarin de aftrek wordt herzien, is artikel 13, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing. Daarbij wordt de ondernemer geacht tot het einde van die termijn het gebruik van het goed voor bedrijfsdoeleinden voort te zetten uitsluitend ten behoeve van:

    • a.

      belaste handelingen, indien ter zake van de levering van het goed belasting verschuldigd is dan wel geen belasting verschuldigd is omdat het gaat om een handeling als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet;

    • b.

      handelingen waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat, indien ter zake van de levering van het goed geen belasting verschuldigd is en het niet gaat om een handeling als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet.

  • 2

    De herziening geschiedt in één keer bij de aangifte over het belastingtijdvak waarin de levering plaatsvindt.


Artikel 14

Het afstoten van goederen welke de ondernemer in zijn bedrijf heeft gebruikt, wordt niet beschouwd als een handeling die voor de berekening van de aftrek bij hem in aanmerking komt.


Artikel 14a

[Vervallen]


Artikel 15

[Vervallen]


Artikel 16

[Vervallen]


Hoofdstuk VIA Vrijstelling voor intracommunautaire verwervingen


Artikel 16a

  • 1

    Voor de toepassing van de vrijstelling, bedoeld in artikel 17e van de wet, is de ondernemer gehouden een boekhouding te voeren waarin de voor die toepassing nodige gegevens op duidelijke en overzichtelijke wijze zijn vermeld.

  • 2

    In geval de ondernemer niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft, dient de aanspraak op toepassing van de vrijstelling ten genoegen van de inspecteur te worden aangetoond.


Hoofdstuk VII Grensoverschrijdend verkeer van goederen en diensten


Artikel 16b

  • 1

    Ten aanzien van de vrijstelling als bedoeld in artikel 21, onderdeel d, van de wet, is een vergunning van de inspecteur vereist. Het bepaalde in artikel 22 van het Douanewetboek van de Unie is van overeenkomstige toepassing.

  • 2

    De verlening van de vergunning, bedoeld in het eerste lid, is gebonden aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      degene die de goederen invoert, verstrekt aan de inspecteur zijn btw-identificatienummer dat is toegekend door Nederland of ingeval de belasting wordt voldaan door zijn fiscaal vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 33g van de wet het btw-identificatienummer dat is toegekend door Nederland aan deze fiscaal vertegenwoordiger en het btw-identificatienummer waaronder degene die de goederen intracommunautair afneemt in een andere lidstaat is geregistreerd of ingeval van overbrenging van eigen goederen het btw-identificatienummer waaronder degene die de goederen invoert zelf in de lidstaat van aankomst van het vervoer is geregistreerd;

    • b.

      de inspecteur kan bepalen dat degene die de goederen invoert, onder de in het vierde lid genoemde voorwaarden, zekerheid stelt tot het beloop van een door de inspecteur vastgesteld bedrag per invoer van goederen;

    • c.

      degene die de goederen invoert, verstrekt op verzoek aan de inspecteur de inlichtingen die noodzakelijk zijn om het beloop van de zekerheid vast te stellen.

  • 3

    Ten aanzien van de goederen die worden ingevoerd kan door de inspecteur bewijs worden verzocht dat de ingevoerde goederen bestemd zijn om naar een andere lidstaat te worden vervoerd of verzonden.

  • 4

    Met betrekking tot de te stellen zekerheid zijn de bepalingen van Titel III, hoofdstuk 2, van het Douanewetboek van de Unie van overeenkomstige toepassing.

  • 5

    De inspecteur kan de vergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      indien de vergunninghouder niet voldoet aan de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 6

    De vrijstelling is slechts van toepassing indien wordt aangetoond dat ter zake van de levering is voldaan aan het bepaalde in de artikelen 14, 34c, 35a en 37a van de wet alsmede in artikel 12 van het besluit.


Artikel 17

  • 1

    Voor goederen opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage A worden voor de toepassing van artikel 23 van de wet aangewezen alle ondernemers en lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, andere dan ondernemers.

  • 2

    Bij de aangifte ten invoer worden bescheiden - een kopie-factuur, vracht- en ladingspapieren en dergelijke - overgelegd waaruit blijkt dat de regeling van artikel 23 van de wet van toepassing is.


Artikel 17a

  • 1

    Voor de toepassing van artikel 23 van de wet worden aangewezen alle ondernemers en lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, andere dan ondernemers, doch alleen voor wat betreft de voor hen bestemde, niet in het vrije verkeer zijnde goederen waarmee in Nederland een vervoermiddel wordt bevoorraad.

  • 2

    Lichamen moeten van het bevoorraden, bedoeld in het eerste lid, afzonderlijk aantekening houden op de voet van artikel 31.


Artikel 18

  • 1

    Voor andere goederen dan bedoeld in de artikelen 17 en 17a wordt een verzoek om aanwijzing voor de toepassing van artikel 23 van de wet ingediend bij de inspecteur. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Bij inwilliging van het verzoek stelt de inspecteur een datum van ingang vast en kent hij aan de belanghebbende een btw-identificatienummer toe.

  • 2

    Het verzoek wordt slechts ingewilligd, indien de belanghebbende:

    • a.

      in Nederland woont of is gevestigd, dan wel aldaar een vaste inrichting of een fiscaal vertegenwoordiger heeft;

    • b.

      geregeld goederen invoert, dan wel incidenteel goederen invoert en een fiscaal vertegenwoordiger in Nederland heeft;

    • c.

      een bedrijfsadministratie voert welke naar het oordeel van de inspecteur zodanig is ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze zijn opgenomen de door de inspecteur nodig geoordeelde gegevens omtrent de ingevoerde goederen, en dat aan de hand daarvan op eenvoudige wijze de ter zake van de invoer van die goederen verschuldigde omzetbelasting kan worden vastgesteld.

  • 3

    De aanwijzing geldt voor alle goederen welke ten behoeve van de belanghebbende worden ingevoerd, waaronder zijn begrepen de goederen ter zake waarvan de belanghebbende aan een andere ondernemer een schriftelijke verklaring heeft afgegeven dat hij de goederen invoert of dat de invoer in zijn opdracht plaatsvindt.

  • 4

    Ten aanzien van goederen welke door Koninklijke PostNL B.V. worden ingevoerd, vindt artikel 23 van de wet slechts toepassing, indien:

    • a.

      op de postzending of in de daarbij behorende bescheiden het aan de belanghebbende toegekende btw-identificatienummer is vermeld, of

    • b.

      ten aanzien van de postzending de belanghebbende een schriftelijke inklaringsopdracht aan Koninklijke PostNL B.V. heeft verstrekt waarin het aan hem toegekende btw-identificatienummer is vermeld.

  • 5

    Tenzij de inspecteur anders bepaalt, moet de belanghebbende voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      van de invoer wordt afzonderlijk aantekening gehouden op de voet van artikel 31;

    • b.

      bij aangifte ten invoer van de goederen worden bescheiden - een kopie-factuur, vracht- en ladingspapieren en dergelijke - overgelegd waaruit blijkt dat de goederen voor belanghebbende zijn bestemd en de regeling van artikel 23 van de wet van toepassing is. Op deze bescheiden moet het btw-identificatienummer zijn vermeld.

  • 6

    Ingeval de belanghebbende handelt in strijd met de gestelde voorwaarden, alsmede in geval van misbruik, waaronder wordt begrepen misbruik door de vervoerder van de goederen, kan de inspecteur de aanwijzing intrekken en een nieuwe aanwijzing weigeren. De intrekking en de weigering geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 7

    Het eerste tot en met zesde lid zijn niet van toepassing op personenauto’s, bestelauto’s en motorrijwielen in de zin van de artikelen 3 en 4 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992.


Artikel 18a

  • 1

    Voor personenauto’s en bestelauto’s in de zin van artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt een verzoek om aanwijzing voor de toepassing van artikel 23 van de wet ingediend bij de inspecteur. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Bij inwilliging van het verzoek stelt de inspecteur een datum van ingang vast en wijst hij aan waar aangifte ten invoer dient te geschieden.

  • 2

    Het verzoek wordt slechts ingewilligd, indien:

    • a.

      de belanghebbende in Nederland woont of is gevestigd, dan wel aldaar een vaste inrichting of een fiscaal vertegenwoordiger heeft;

    • b.

      de belanghebbende reeds gedurende een tijdvak van ten minste zes maanden geregeld goederen als bedoeld in het eerste lid, heeft ingevoerd en op regelmatige wijze de ter zake van de invoer van die goederen verschuldigde omzetbelasting heeft voldaan;

    • c.

      de belanghebbende een bedrijfsadministratie voert welke naar het oordeel van de inspecteur zodanig is ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze zijn opgenomen de door de inspecteur nodig geoordeelde gegevens omtrent de hiervoor bedoelde goederen en dat aan de hand daarvan op eenvoudige wijze de ter zake van de invoer van die goederen verschuldigde omzetbelasting kan worden vastgesteld;

    • d.

      de voldoening van de ter zake van de invoer van de hiervoor bedoelde goederen verschuldigde omzetbelasting naar het oordeel van de inspecteur is verzekerd.

  • 3

    De belanghebbende moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      van de invoer van goederen als zijn bedoeld in het eerste lid, wordt afzonderlijk aantekening gehouden op de voet van artikel 31;

    • b.

      bij aangifte ten invoer van de hiervoor bedoelde goederen worden bescheiden - een kopie-factuur, vracht- en ladingspapieren en dergelijke - overgelegd waaruit blijkt dat de goederen voor belanghebbende zijn bestemd en de regeling van artikel 23 van de wet van toepassing is. Op deze bescheiden moeten datum en nummer van de in het eerste lid bedoelde beschikking, alsmede in voorkomende gevallen het op de voet van artikel 18 aan belanghebbende toegekende btw-identificatienummer zijn vermeld.

  • 4

    De inspecteur is bevoegd in bepaalde gevallen nadere voorwaarden te stellen.

  • 5

    Ingeval de belanghebbende handelt in strijd met de gestelde voorwaarden, alsmede in geval van misbruik, waaronder wordt begrepen misbruik door de vervoerder van de in het eerste lid bedoelde goederen, kan de inspecteur de aanwijzing intrekken en een nieuwe aanwijzing weigeren. De intrekking en de weigering geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 6

    Het eerste tot en met vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing op motorrijwielen in de zin van artikel 4 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992.


Artikel 18b

Bij toepassing van de artikelen 17, 17a, 18 en 18a is degene die goederen ten invoer aangeeft verplicht op eerste vordering een kopie-factuur in te leveren. Indien in een van de gevallen bedoeld in de eerste volzin van dit lid geen factuur wordt opgemaakt, wordt in plaats van een kopie-factuur een daarmee gelijk te stellen bescheid ingeleverd.


Artikel 18c

[Vervallen]


Artikel 19

De schriftelijke opdracht, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel d, van het besluit, tot uitvoer uit de Unie of tot plaatsing onder de regeling douane-entrepot op basis van artikel 237, tweede lid, van het Douanewetboek van de Unie wordt opgemaakt overeenkomstig het in de bij deze regeling behorende bijlage B opgenomen model.


Artikel 19a

[Vervallen]


Artikel 20

Bij de aangifte ter verkrijging van teruggaaf op grond van artikel 24, eerste lid, van de wet worden overgelegd:

  • a.

    bescheiden waarmee kan worden aangetoond hoeveel belasting voor de goederen is betaald;

  • b.

    voor wat betreft uitgevoerde goederen: een bewijs waaruit blijkt dat de betreffende goederen uit de Unie zijn uitgevoerd;

  • c.

    voor wat betreft goederen die onder de regeling douane-entrepot op basis van artikel 237, tweede lid, van het Douanewetboek van de Unie zijn geplaatst: een bewijs waaruit blijkt dat de betreffende goederen onder de regeling douane-entrepot zijn geplaatst;

  • d.

    voor wat betreft motorrijtuigen waarvoor ter zake van de in artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 bedoelde opgaaf van een kenteken een bewijs is afgegeven, een ter zake van de uitvoer uit de Unie door de Dienst Wegverkeer afgegeven kentekenbewijs deel II, dat is uitgereikt op de voet van artikel 17, tweede lid, van het Kentekenreglement.


Artikel 21

In de aangifte ter verkrijging van teruggaaf op grond van artikel 24, eerste lid, van de wet worden per partij uit de Unie uitgevoerde of in een onder de regeling douane-entrepot geplaatste goederen vermeld:

  • a.

    het bedrag van de gevraagde teruggaaf;

  • b.

    de soort en de hoeveelheid van de uit de Unie uitgevoerde of onder de regeling douane-entrepot geplaatste goederen;

  • c.

    een omschrijving van het bewijs, bedoeld in artikel 20 onderdeel b of c, waarmee het verband tussen dat bewijs en de goederen kan worden vastgesteld;

  • d.

    een omschrijving van de bescheiden waarmee kan worden aangetoond hoeveel belasting voor de goederen is betaald.


Artikel 22

[Vervallen]


Artikel 23

Ingeval een lichaam als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de wet, is aangewezen op de voet van artikel 23 van de wet, kunnen de artikelen 20 en 22 al dan niet op verzoek en onder nader bij de aanwijzing te stellen voorwaarden buiten toepassing worden verklaard.


Artikel 23a

  • 1

    In geval van levering van goederen aan natuurlijke personen die hun normale verblijfplaats hebben in een derde-land en die, anders dan als ondernemer, deze goederen uiterlijk het einde van de derde maand na de maand van aankoop bij het verlaten van Nederland in hun persoonlijke bagage meevoeren naar een derde-land, hetzij rechtstreeks hetzij via één of meer andere lidstaten, is de ondernemer gerechtigd, in afwijking van het wettelijk geldende tarief, het tarief van nihil toe te passen, indien de totale waarde van de op de factuur vermelde goederen, inclusief de tegen het wettelijk tarief berekende belasting, ten minste € 50 bedraagt. De normale verblijfplaats dient aan de hand van een legitimatiebewijs te worden aangetoond.

  • 2

    Het eerste lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot goederen die worden afgenomen door een natuurlijke persoon die zijn normale verblijfplaats heeft in de Unie en die ten genoegen van de inspecteur kan aantonen dat hij zich binnen de in het eerste lid bedoelde termijn in een derde-land zal vestigen.

  • 3

    Met betrekking tot de toepassing van het tarief van nihil is het bepaalde in artikel 12 van het besluit van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor het aantonen van de aanspraak op toepassing daarvan in ieder geval is vereist een factuur, een kopie-factuur, of een daarmee gelijk te stellen bescheid dat, na daartoe te zijn aangeboden, voor uitvoer uit de Unie is voorzien van een visum door een geautomatiseerd systeem van of vanwege de bevoegde autoriteiten of door een daartoe bevoegde ambtenaar.


Hoofdstuk VIII Kleine ondernemersregeling


Artikel 24

[Vervallen]


Artikel 25

De wederopzegging, bedoeld in artikel 25, zevende lid, van de wet, wordt uiterlijk vier weken voordat de vrijstelling wordt beëindigd door de ondernemer gedaan bij de inspecteur op een door de inspecteur vast te stellen wijze.


Artikel 25a

[Vervallen]


Hoofdstuk IX Kasstelsel


Artikel 26

  • 1

    Als ondernemers als bedoeld in artikel 26 van de wet, worden aangewezen:

    • a.

      • 1°.

        winkeliers;

      • 2°.

        marktkooplieden;

      • 3°.

        schoenherstellers;

      • 4°.

        kappers;

      • 5°.

        glazenwassers;

      • 6°.

        exploitanten van wasserijen;

      • 7°.

        rijwielherstellers;

      • 8°.

        exploitanten van schoonheidsverzorgingsbedrijven;

      • 9°.

        behangers;

      • 10°.

        stoffeerders;

      • 11°.

        exploitanten van horecabedrijven;

      • 12°.

        advocaten die hun praktijk alleen uitoefenen;

      • 13°.

        houders van autorijscholen;

    • b.

      andere dan de in onderdeel a genoemde ondernemers, indien zij hun prestaties als ondernemer uitsluitend of nagenoeg uitsluitend verrichten in of vanuit een inrichting welke bestemd is voor de verkoop van goederen of het verlenen van diensten aan anderen dan ondernemers;

    • c.

      niet onder de onderdelen a of b vallende ondernemers die niet aan ondernemers goederen plegen te leveren en diensten plegen te verlenen, behoudens voorzover zij goederen leveren als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de wet, mits zij op daartoe gedaan verzoek door de inspecteur zijn aangewezen. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 2

    Indien de in het eerste lid in de onderdelen a en b bedoelde ondernemers van de aanwijzing geen gebruik maken, dienen zij dit uit hun administratie te laten blijken.


Hoofdstuk X Landbouwregeling


Artikel 27

[Vervallen]


Artikel 28

[Vervallen]


Artikel 29

[Vervallen]


Hoofdstuk XA Regeling voor beleggingsgoud


Artikel 29a

[Vervallen]


Artikel 29b

De ondernemer of de tussenpersoon die het recht uitoefent om overeenkomstig artikel 28l van de wet voor belastingheffing te kiezen, stelt de inspecteur schriftelijk in kennis van deze keuze.


Artikel 29c

Handelingen die op grond van artikel 28k van de wet van de belasting zijn vrijgesteld, worden voor de toepassing van de artikelen 11 tot en met 14 aangemerkt als handelingen waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat.


Artikel 29d

Voor de toepassing van de in artikel 28k van de wet vervatte vrijstelling, is de ondernemer gehouden een boekhouding te voeren waarin de voor die toepassing nodige gegevens op duidelijke en overzichtelijke wijze zijn vermeld.


Hoofdstuk XB Melding


Artikel 29e

  • 1

    Indien de leverancier of dienstverrichter, bedoeld in artikel 6k, vierde lid, van de wet, de inspecteur meldt dat hij artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, respectievelijk artikel 6h, van de wet wil toepassen, vinden laatstgenoemde bepalingen toepassing vanaf de eerste dag van het daaropvolgende belastingtijdvak.

  • 2

    Wanneer de eerste handeling waarop de leverancier of dienstverrichter artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, respectievelijk artikel 6h, van de wet, wil toepassen, plaatsvindt vóór de datum, bedoeld in het eerste lid, dan is artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, respectievelijk artikel 6h, van de wet vanaf die handeling van toepassing, mits de leverancier of dienstverrichter de inspecteur uiterlijk op de tiende dag van de maand volgende op die eerste handeling hiervan op de hoogte brengt.


Hoofdstuk XI Ondernemersverklaring


Artikel 30

[Vervallen]


Artikel 30a

Een ondernemer die buiten de Unie woont of is gevestigd en geen vaste inrichting in Nederland heeft, dient indien de inspecteur zulks vraagt, bij een verzoek om teruggaaf als bedoeld in artikel 31, tweede lid, van de wet aan te tonen dat hij ondernemer is in de zin van artikel 7 van de wet.


Hoofdstuk XII Administratieve verplichtingen


Artikel 31

  • 1

    De ondernemer is gehouden regelmatig aantekening te houden van:

    • a.

      de aan hem en door hem uitgereikte facturen alsmede, indien het een wederverkoper betreft, de door hem uitgereikte inkoopverklaringen;

    • b.

      de uitgaven en ontvangsten ter zake van de aan hem en door hem verrichte leveringen van goederen en verleende diensten en de door hem verrichte intracommunautaire verwervingen van goederen;

    • c.

      het betrekken van voor hem bestemde ingevoerde goederen;

    • d.

      het verzenden of afleveren van door hem voor uitvoer uit de Unie of opslag in een entrepot bestemde goederen.

  • 2

    De in het eerste lid bedoelde aantekeningen van facturen - welke doorlopend dienen te worden genummerd - omvatten:

    • a.

      dagtekening en nummer;

    • b.

      naam, adres en, in voorkomend geval, btw-identificatienummer van de ondernemer door wie of aan wie de levering of de dienst wordt verricht, alsmede van degene aan wie wordt geleverd met toepassing van de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6;

    • c.

      een duidelijke omschrijving van de geleverde goederen of van de dienst;

    • d.

      de vergoeding;

    • e.

      het bedrag van de belasting.

  • 3

    De rechtspersoon, andere dan ondernemer, is gehouden ter zake van zijn intracommunautaire verwervingen regelmatig aantekening te houden van:

    • a.

      de aan hem uitgereikte facturen;

    • b.

      de uitgaven ter zake van die verwervingen.

  • 4

    De in het derde lid bedoelde aantekeningen van facturen - welke doorlopend dienen te worden genummerd - omvatten:

    • a.

      dagtekening en nummer;

    • b.

      naam, adres en btw-identificatienummer van degene door wie de levering wordt verricht;

    • c.

      een duidelijke omschrijving van de geleverde goederen;

    • d.

      de vergoeding onderscheiden naar:

      • 1°.

        nieuwe vervoermiddelen;

      • 2°.

        accijnsgoederen;

      • 3°.

        overige goederen;

    • e.

      het bedrag van de belasting.

  • 5

    De aantekeningen worden op zodanige duidelijke en overzichtelijke wijze en met vermelding van zodanige bijzonderheden gehouden, dat aan de hand daarvan de door de ondernemer of door de rechtspersoon, andere dan ondernemer, over een bepaald belastingtijdvak verschuldigde belasting kan worden vastgesteld. De wederverkoper is tevens gehouden om met betrekking tot goederen die administratief van inkoop tot verkoop zijn te volgen, zijn boekhouding op zodanige wijze te voeren dat aan de hand daarvan het verband tussen inkoop en verkoop kan worden vastgesteld.

  • 6

    De ondernemer en de rechtspersoon, andere dan ondernemer, zijn verplicht de aantekeningen te bewaren gedurende de termijn, bedoeld in artikel 52, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en in artikel 34a van de wet.

  • 7

    De inspecteur kan afwijkingen toestaan van de verplichtingen welke zijn opgelegd in de vorige leden.

  • 8

    De ondernemer is gehouden zijn boekhouding op zodanige duidelijke en overzichtelijke wijze te voeren en met vermelding van zodanige bijzonderheden, dat de inspecteur aan de hand daarvan kan vaststellen of de belastingheffing met betrekking tot de in artikel 34, tweede lid, onderdelen a en b, van de wet, bedoelde goederen, op de juiste wijze plaatsvindt.


Artikel 31a

De ondernemer aan wie een vergunning voor een fiscaal vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 24c van het besluit is verleend, is gehouden:

  • a.

    afzonderlijk aantekening te houden van de gegevens als bedoeld in artikel 31 die betrekking hebben op de buitenlandse ondernemer;

  • b.

    de aantekeningen als bedoeld in onderdeel a zodanig te houden dat de herkomst en de bestemming van de goederen op eenvoudige wijze kunnen worden gevolgd en de verschuldigde belasting op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld.


Artikel 31b

Het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 29, tiende lid, van de wet, wordt door de ondernemer per aangiftetijdvak ingediend op de door de inspecteur aan te geven wijze.


Artikel 32


Artikel 33

  • 1

    In afwijking in zoverre van de verplichtingen opgelegd bij artikel 35a van de wet geldt als een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur:

    • a.

      het vervoersbewijs voorzover de ondernemer personen vervoert in de vorm van openbaar vervoer of taxivervoer als bedoeld in artikel 1 van de Wet personenvervoer 2000;

    • b.

      de gebruikelijke afrekening voorzover de ondernemer spijzen en dranken verstrekt voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension- en aanverwant bedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden;

    • c.

      de factuur die bij inruiltransacties wordt uitgereikt en die de gehele inruiltransactie dekt, mits die factuur alle vermeldingen bevat die anders op de afzonderlijk uit te reiken facturen zouden moeten worden vermeld;

    • d.

      de wekelijks of maandelijks uitgereikte verzamelfactuur met betrekking tot leveringen of diensten waarbij bonnen en dergelijke worden uitgereikt die op zich niet voldoen aan de factuurvereisten, mits deze verwijst naar de bonnen en dergelijke, en samen daarmee voldoet aan de factuurvereisten;

    • e.

      het gedeelte van de overschrijvingskaart dat de afnemer behoudt of de aan de afnemer gezonden bank- of giro-afrekening, bij het gebruik van acceptgirokaarten onderscheidenlijk automatische overschrijving;

    mits daarop de vermeldingen, bedoeld in artikel 35a, tweede lid, van de wet staan.

  • 2

    In afwijking in zoverre van de verplichtingen opgelegd bij artikel 35a van de wet:

    • a.

      kan bij de levering van energie voor landvoertuigen de vermelding van de naam en het adres van de afnemer achterwege blijven, mits die afnemer kan worden geïdentificeerd doordat zijn gegevens door de wijze van betalen, giraal of anderszins, traceerbaar zijn;

    • b.

      kan bij de levering van goederen door groothandelaren, in plaats van de vermelding van de aard van de geleverde goederen, een door de inspecteur goedgekeurde codevermelding worden gebruikt.

  • 3

    Geen afwijkingen zijn toegestaan voor:


Artikel 33a

  • 1

    De aanvrager van het teruggaafverzoek als bedoeld in artikel 32f van de wet neemt in het verzoek alle informatie op die is voorgeschreven in de artikelen 8 en 9, lid 1, van Richtlijn 2008/9/EG.

  • 2

    De aanvrager van het verzoek bedoeld in het eerste lid omschrijft in het verzoek mede zijn beroepsactiviteit op de wijze als genoemd in artikel 32h van de wet.

  • 3

    De aanvrager kan zowel voor het verstrekken van de gegevens in het in het eerste lid bedoelde verzoek als voor alle mogelijke andere op dit teruggaafverzoek betrekking hebbende te verstrekken aanvullende of verder aanvullende gegevens, gebruik maken van de Nederlandse, Engelse of Duitse taal.


Artikel 33b

Het bedrag, bedoeld in artikel 37a, derde lid, van de wet, is € 100.000[per 1 januari 2016: € 50.000.].


Hoofdstuk XIII Tarief


Artikel 34

Als hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen dan wel bestemd voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door blinden en slechtzienden als bedoeld in de bij de wet behorende tabel I, onderdeel a, post 31, worden aangewezen:

  • a.

    sprekende koortsthermometers, bloedsuikermeters en bloeddrukmeters die worden aangewend voor zelfdiagnose;

  • b.

    programmatuur, alsmede de hiermee samenhangende apparatuur, die door middel van zogeheten spraakoutput er specifiek op is gericht visueel gehandicapten in staat te stellen om met computers te werken;

  • c.

    programmatuur die grafische besturingssystemen omzet in voor zogeheten spraakoutput en brailleschrift begrijpelijke informatie;

  • d.

    programmatuur die erop is gericht om conventionele geschriften met behulp van een scanner om te zetten in een door een computer te gebruiken tekst waardoor deze geschriften toegankelijk worden voor visueel gehandicapten;

  • e.

    programmatuur die erop is gericht de weergave op het beeldscherm van een computer te vergroten en/of te laten contrasteren;

  • f.

    de volgende bijzondere gezichtshulpmiddelen voor slechtzienden, mits die gewoonlijk door een arts of een optometrist worden voorgeschreven en individueel worden aangemeten: op of in een bril gemonteerde kijkerloepsystemen; telescoop- en prismaloepbrillen, de daarbij behorende opsteeklenzen daaronder begrepen; in een brilmontuur of brilglazen aan te brengen vergroot- en loepglazen; filterlenzen en -toepassingen en filterglazen bestemd voor een selectieve absorptie van meer dan 400 nm. van het licht met korte golflengte; alsmede tafelloepsystemen, al dan niet voorzien van verlichting, voor vergrotingen tot 2x en bijbehorende toebehoren, en monoculaire handtelescopen.


Artikel 34a

[Vervallen]


Artikel 34b

[Vervallen]


Artikel 34c

[Vervallen]


Artikel 35

Als hulpmiddel dat speciaal is ontworpen dan wel bestemd voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door doven en slechthorenden als bedoeld in de bij de wet behorende tabel I, onderdeel a, post 35, worden aangewezen:

  • a.

    wek- en waarschuwingsapparatuur die er specifiek op is gericht om ten behoeve van auditief gehandicapten geluidssignalen om te zetten in zichtbare of voelbare signalen;

  • b.

    teksttelefoons die er specifiek op zijn gericht om ten behoeve van auditief gehandicapten spraak om te zetten tekst.


Artikel 36

[Vervallen]


Artikel 36a

  • 1

    Als schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel b.1° en b.2°, van het besluit, wordt aangewezen: een factuur, een kopiefactuur, of een daarmee gelijk te stellen bescheid dat is voorzien van de in die bepaling bedoelde verklaring van de afnemer van de goederen, die vergezeld gaat van een verklaring van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats dat deze de goederen voor de ondernemer in zijn accijnsgoederenplaats in opslag neemt.

  • 2

    Als schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel c, van het besluit, wordt aangewezen: een factuur, een kopiefactuur, of een daarmee gelijk te stellen bescheid dat is voorzien van de in die bepaling bedoelde verklaring van de afnemer van de goederen.

  • 3

    In de factuur die de ondernemer afgeeft ter zake van leveringen als bedoeld in het eerste en tweede lid vermeldt hij ,,levering met toepassing van tabel II, post a.7’’, onderscheidenlijk ,,levering met toepassing van tabel II, post a.8’’. Wanneer een levering is geschied met toepassing van de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 7, onder b, moet op de afgegeven factuur tevens het accijnsnummer van de afzender van het geleidedocument, alsmede het volgnummer van het geleidedocument worden vermeld.


Artikel 36b

Tot de goederen of soorten van goederen bedoeld in de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 8, onder a, onderscheidenlijk onder b behoren de goederen opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage I onderscheidenlijk bijlage K, voor zover deze produkten niet geschikt zijn zonder nadere be- of verwerking in de particuliere verbruikssfeer te worden gebracht.


Artikel 36c

  • 1

    Ondernemers wier bedrijfsuitoefening gericht is op het leveren van goederen als bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage I, kunnen met betrekking tot die goederen, voor zover in Nederland aanwezig, in aanmerking komen voor een vergunning voor een niet-plaatsgebonden entrepot als bedoeld in de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 8, onder a.

  • 2

    Degene die een vergunning voor een niet-plaatsgebonden entrepot wil verkrijgen, dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur.

  • 3

    In het verzoek dient te worden vermeld:

    • a.

      de naam, het adres, het btw-identificatienummer en de aard van het bedrijf van de ondernemer die het verzoek doet;

    • b.

      de goederen waarop het verzoek betrekking heeft.

  • 4

    In de vergunning neemt de inspecteur nadere regels op met betrekking tot de door de ondernemer te voeren administratie ten behoeve van de controle op de juiste toepassing van de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 8, onder a. In de vergunning vermeldt de inspecteur voorts de datum met ingang waarvan de vergunning geldt.

  • 5

    De vergunning kan worden gewijzigd of ingetrokken:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      in geval de voorwaarden voor de vergunning niet worden nageleefd.

  • 6

    Het verlenen, het wijzigen en het intrekken van een vergunning alsmede het afwijzen van een verzoek om een vergunning te verlenen geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking.


Artikel 36ca

  • 1

    Een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën als bedoeld in de Wet op de accijns kan worden aangewezen voor toepassing van de bijzondere bepaling van de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 7.

  • 2

    Voor het verkrijgen van de in het eerste lid bedoelde aanwijzing dient de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats een verzoek in bij de inspecteur. In het verzoek dient hij zijn naam, adres en btw-identificatienummer te vermelden. Voorts dient hij de inspecteur een afschrift te verstrekken van zijn vergunning voor die accijnsgoederenplaats.

  • 3

    In de aanwijzing neemt de inspecteur nadere voorwaarden op met betrekking tot de door de vergunninghouder te voeren administratie ten behoeve van de controle op de juiste toepassing van de bijzondere bepaling van de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 7. Deze voorwaarden bepalen in ieder geval dat de administratie zodanig wordt gevoerd dat bij de uitslag van minerale oliën uit de accijnsgoederenplaats in de zin van de Wet op de accijns de identiteit wordt vastgelegd van de ondernemer van wie de belasting wordt geheven ter zake van de aan hem verrichte, aan de uitslag voorafgaande levering alsmede dat de hoeveelheid en de soort van de desbetreffende minerale oliën wordt omschreven. Daarbij moet, wanneer bedoelde ondernemer een buitenlandse ondernemer is, de naam en het btw-identificatienummer worden vastgelegd van de fiscaal vertegenwoordiger die voor die ondernemer optreedt met betrekking tot die levering. In de aanwijzing vermeldt de inspecteur voorts de datum met ingang waarvan de aanwijzing geldt.

  • 4

    De aanwijzing kan worden gewijzigd of ingetrokken:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      in geval de voorwaarden voor de aanwijzing niet worden nageleefd.

  • 5

    Het verlenen, het wijzigen en het intrekken van een aanwijzing alsmede het afwijzen van een verzoek om een aanwijzing te verlenen, geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking. Een aanwijzing kan niet worden verleend aan degene die een vergunning voor een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën heeft verkregen als bedoeld in artikel 42a van de Wet op de accijns.


Artikel 36cb

  • 1

    Ondernemers wier bedrijfsuitoefening erop gericht is om ten behoeve van een andere ondernemer te beschikken over een opslagplaats voor goederen als bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage K, kunnen met betrekking tot die opslagplaats voor die goederen in aanmerking komen voor een vergunning voor een plaatsgebonden entrepot als bedoeld in de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 8, onder b.

  • 2

    Degene die een vergunning voor een plaatsgebonden entrepot wil verkrijgen, dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur.

  • 3

    In het verzoek dient te worden vermeld:

    • a.

      de naam, het adres, het btw-identificatienummer en de aard van het bedrijf van de ondernemer die het verzoek doet;

    • b.

      de goederen waarop het verzoek betrekking heeft;

    • c.

      (vervallen);

    • d.

      de locatie en de inrichting van de als plaatsgebonden entrepot aan te merken plaats of plaatsen.

  • 4

    In de vergunning neemt de inspecteur ten behoeve van de controle op de juiste toepassing van de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 8, onder b, nadere voorwaarden op met betrekking tot de tot het plaatsgebonden entrepot te rekenen plaatsen en de door de ondernemer te voeren administratie. Deze voorwaarden bepalen in ieder geval dat de administratie zodanig wordt gevoerd dat bij de beëindiging van de opslag van de goederen in het entrepot de identiteit wordt vastgelegd van de ondernemer van wie de belasting wordt geheven ter zake van de aan hem verrichte, aan de beëindiging van de opslag voorafgaande levering alsmede dat de hoeveelheid en de soort van de desbetreffende goederen wordt omschreven. Daarbij moet, wanneer bedoelde ondernemer een buitenlandse ondernemer is, de naam en het btw-identificatienummer worden vastgelegd van de fiscaal vertegenwoordiger die voor die ondernemer optreedt met betrekking tot die levering. In de vergunning vermeldt de inspecteur voorts de datum met ingang waarvan deze geldt.

  • 5

    De vergunning kan worden gewijzigd of ingetrokken:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      in geval de voorwaarden voor de vergunning niet worden nageleefd.

  • 6

    Het verlenen, het wijzigen en het intrekken van een vergunning alsmede het afwijzen van een verzoek om een vergunning te verlenen, geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking. Een verzoek om een vergunning kan worden geweigerd aan de ondernemer die in de vijf aan het verzoek voorafgaande jaren onherroepelijk is veroordeeld wegens het niet nakomen van een wettelijke bepaling inzake de omzetbelasting.

  • 7

    Onder beëindiging van de opslag van goederen in een plaatsgebonden entrepot wordt verstaan:

    • a.

      het brengen van goederen buiten een plaatsgebonden entrepot dat voor dat soort goederen als zodanig is aangewezen door of in opdracht van de ondernemer die de macht heeft als eigenaar over die goederen te beschikken;

    • b.

      het verrichten van een zodanige be- of verwerking met betrekking tot in een plaatsgebonden entrepot opgeslagen goederen door of in opdracht van de ondernemer die de macht heeft als eigenaar over die goederen te beschikken, dat die goederen daarna geen goederen meer zijn die zijn genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage K, dan wel dat die goederen weliswaar goederen zijn die zijn genoemd in die bijlage, maar geschikt zijn om zonder nadere be- of verwerking in de particuliere verbruikssfeer te worden gebracht.


Hoofdstuk XIV Overgangsbepalingen met betrekking tot gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, in het handelsverkeer met enkele lidstaten


Artikel 36d

  • 1

    Artikel 1, aanhef en onderdeel b, van de wet is niet van toepassing wanneer het verworven goed een gebruikt vervoermiddel is in de zin van artikel 327, lid 3, van de BTW-richtlijn 2006 waarvan de levering aan de in artikel 4, onder b, van die richtlijn vermelde voorwaarden voldoet.

  • 2

    Artikel 5a van de wet is niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde leveringen.

  • 3

    De in het eerste lid bedoelde leveringen worden voor de toepassing van artikel 28b, tweede lid, van de wet gelijkgesteld met de in dat tweede lid bedoelde leveringen aan de wederverkoper.


Slotbepaling

Slotbepaling


Artikel 37

  • 1

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1969.

  • 2

    Deze regeling kan worden aangehaald als Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968.


Bijlage A

Goederenomschrijving

Post (of onderverdeling) van de gecombineerde nomenclatuur

Haar van varkens of van wilde zwijnen; dassenhaar en ander dierlijk haar, voor borstelwerk; afval van dit haar

0502

Darmen, blazen en magen van dieren (andere dan die van vissen), in hun geheel of in stukken, vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

0504

Vogelhuiden en andere delen van vogels, met veren of dons bezet, veren en delen van veren (ook indien bijgesneden) en dons, ruw, gereinigd, ontsmet of op andere wijze behandeld ter voorkoming van bederf, doch niet verder bewerkt; poeder en afval, van veren of van delen van veren

0505

Beenderen en hoornpitten, ruw, ontvet of eenvoudig voorbehandeld (doch niet in vorm gesneden), met zuur behandeld of ontdaan van gelatine; poeder en afval van deze stoffen

0506

Grijze amber, bevergeil, civet en muskus; Spaanse vlieg; gal, ook indien gedroogd; klieren en andere stoffen van dierlijke oorsprong, die worden gebruikt voor het bereiden van farmaceutische producten, vers, gekoeld, bevroren of anderszins voorlopig geconserveerd

0510

Darmen, blazen en magen van vissen, pezen en zenen; snippers en dergelijk afval van ongelooide huiden en vellen

ex 0511

Mout, ook indien gebrand

1107

Cacaobonen, ook indien gebroken, al dan niet gebrand

1801

Cacaodoppen, cacaoschillen, cacaovliezen en andere afvallen van cacao

1802

Cacaopasta, ook indien ontvet

1803

Ruwe en niet tot verbruik bereide tabak

ex 2401

IJzerkies, ongeroost

2502

Marmer, travertijn, ecaussine en andere kalksteen voor de steenhouwerij of voor het bouwbedrijf, met een schijnbare dichtheid van 2,5 of meer, en albast, ook indien enkel kantrecht behouwen dan wel in blokken of in platen van vierkante of rechthoekige vorm, verkregen door zagen, door splijten of op dergelijke wijze

2515

Graniet, porfier, basalt, zandsteen en andere natuursteen voor de steenhouwerij of voor het bouwbedrijf, ook indien enkel kantrecht behouwen dan wel in blokken of in platen van vierkante of rechthoekige vorm, verkregen door zagen, door splijten of op dergelijke wijze

2516

Korrels, scherven, splinters en poeder van de steensoorten bedoeld bij de posten 2515 en 2516, ook indien zij een warmtebehandeling hebben ondergaan, van marmer

2517 41 00

Kalksteen voor hoogoventoeslag; kalksteen voor de vervaardiging van kalk of van cement

2521

Hydraulisch cement (cementklinker daaronder begrepen), ook indien gekleurd

2523

Ertsen, slakken en assen

2601 t/m 2620

Andere slakken en andere assen, as van zeewier daaronder begrepen, andere dan uit melasse gewonnen potas

ex 2621

Ruwe aardolie en ruwe olie uit bitumineuze mineralen

2709

Petroleumbitumen

2713 20 00

Natuurlijk bitumen en natuurlijk asfalt; bitumineuze leisteen en bitumineus zand; asfaltiet en asfaltsteen

2714

Calciumcarbonaat

2836 50 00

Ruw thorium; resten en afval daarvan

ex 2844 30 55

Tannine (looizuur), alsmede zouten, ethers, esters en andere derivaten daarvan

ex 3201

Synthetische organische looistoffen; anorganische looistoffen; preparaten voor het looien, ook indien zij natuurlijke looistoffen bevatten; enzympreparaten voor het voorlooien

3202

Dopes (antiklopmiddelen, oxidatievertragers, peptisatiemiddelen, middelen ter verbetering van de viscositeit, corrosievertragers en dergelijke preparaten), voor minerale olie (benzine daaronder begrepen)

ex 3811

Natuurlijke rubber, balata, gutta-percha, guayule, chicle en dergelijke natuurlijke gommen, in primaire vormen of in de vorm van gerookte vellen of vellen crêperubber

ex 4001

Synthetische rubber en uit olie vervaardigde factis, in primaire vormen; mengsels van natuurlijke rubber en synthetische rubber, in de vorm van latex

ex 4002

Basismengsels (‘master-batches’), andere dan die bestaande uit mengsels van rubber en carbonblack of dergelijk zwartsel of van rubber met siliciumdioxide

ex 4005

Huiden en vellen, ongelooid (vers, gezouten, gedroogd, gekalkt, gepekeld („pickled’) of anderszins geconserveerd, doch niet gelooid, niet tot perkament verwerkt of verder bewerkt), ook indien onthaard of gesplit

4101 t/m 4103

Kips van Indische runderen, in gehele staat (ook indien zonder kop en zonder poten), wegende per stuk niet meer dan 4,5 kg, enkel met plantaardige stoffen voorgelooid of gelooid, ook indien verder bewerkt, maar niet als zodanig bruikbaar voor het vervaardigen van werken van leder

4104 41 11 en 4104 49 11

Gelooide huiden en vellen van runderen (buffels daaronder begrepen), van paarden of van paardachtigen

ex 4104

Gelooide onthaarde huiden en vellen van Indische bastaards, voorgelooid met plantaardige stoffen, ook indien verder bewerkt, maar niet als zodanig bruikbaar voor het vervaardigen van werken van leder

4105 30 10

Gelooide onthaarde huiden en vellen van Indische geiten, voorgelooid met plantaardige stoffen, ook indien verder bewerkt, maar niet als zodanig bruikbaar voor het vervaardigen van werken van leder

4106 22 10

Wol, niet gekaard en niet gekamd

5101

Fijn haar en grof haar, niet gekaard en niet gekamd

5102

Afval van wol, van fijn haar of van grof haar, afval van garen daaronder begrepen doch met uitzondering van rafelwol en van rafelingen van haar

5103

Rafelwol en rafelingen van fijn haar of van grof haar

5104

Vlas, ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van vlas

5301

Jute en andere bastvezels (andere dan vlas, hennep en ramee), ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van deze vezels

5303

Synthetische of kunstmatige stapelvezels

5501 t/m 5507

Al dan niet vervilte weefsels, ook indien geïmpregneerd of voorzien van een deklaag van de soort gebruikt op papiermachines of voor ander technisch gebruik, met enkelvoudige ketting en/of inslag, dan wel plat geweven met meervoudige ketting en/of inslag

ex 5911

Lompen en vodden; afval en oud goed, van bindgaren, van touw of van kabel

6310

Resten en afval, van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen; andere resten en afval, bevattende edele metalen of verbindingen van edele metalen, van de soort hoofdzakelijk gebruikt voor het terugwinnen van edele metalen

7112

Gietijzer en spiegelijzer, in gietelingen, in blokken of in andere primaire vormen, niet-gelegeerd, bevattende niet meer dan 0,5 gewichtspercent fosfor en bevattende minder dan 0,1 gewichtspercent mangaan

7201 1090

Ferrolegeringen

7202

Resten en afval, van gietijzer

7204 10

Resten en afval, van roestvrij staal

7204 21

Resten en afval, van vertind ijzer en staal

7204 30

Draaisel, krullen, spanen, slijpsel, zaagsel, vijlsel en afval van het stampen of stansen, ook indien in pakketten

7204 41

Andere resten en afval

7204 49

Afvalingots

7204 50

Ingots van ijzer of van niet-gelegeerd staal, bevattende 0,6 of meer gewichtspercenten koolstof

ex 7206 10

Halffabricaten van ijzer of van niet-gelegeerd staal, andere dan door continugieten verkregen en andere dan gesmede producten

ex 7207

Gewalste platte producten, enkel warm gewalst, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, bevattende minder dan 0,6 gewichtspercenten koolstof, met een breedte van 600 mm of meer

ex 7208

Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, enkel koud gewalst, bevattende minder dan 0,6 gewichtspercenten koolstof

ex 7209

Gewalste platte producten, enkel warm gewalst, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van minder dan 600 mm, bevattende minder dan 0,6 gewichtspercenten koolstof

ex 7211

Gewalste platte producten, enkel koud gewalst, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van minder dan 600 mm, bevattende minder dan 0,6 gewichtspercenten koolstof, anders dan bestemd voor het vervaardigen van blik

ex 7211

Gewalste platte producten, warm gewalst, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, bevattende minder dan 0,6 gewichtspercenten koolstof, met een rechthoekige dwarsdoorsnede, met een dikte van 1,5 of meer mm en een breedte van meer dan 500 mm, op rollen wegende 500 of meer kg, of overlangs warm gewalst in gesloten kalibers of op het universeel walswerk, met een dikte van meer dan 5 mm doch niet meer dan 100 mm en met een breedte van meer dan 150 mm doch niet meer dan 1.200 mm

ex 7208 en ex 7211

Staven van ijzer of van niet-gelegeerd staal, enkel warm gewalst of warm geperst, bevattende minder dan 0,6 gewichtspercenten koolstof

ex 7214

Profielen van ijzer of van niet-gelegeerd staal, enkel warm gewalst of warm geperst, bevattende minder dan 0,6 gewichtspercenten koolstof

ex 7216

Ingots en halffabricaten van roestvrij staal, andere dan door continugieten verkregen

ex 7218

Gewalste platte producten, warm gewalst, van roestvrij staal, met een rechthoekige dwarsdoorsnede, met een dikte van 1,5 of meer mm en een breedte van meer dan 500 mm, op rollen wegende 500 of meer kg, of overlangs warm gewalst in gesloten kalibers of op het universeel walswerk, met een dikte van meer dan 5 mm doch niet meer dan 100 mm en met een breedte van meer dan 150 mm doch niet meer dan 1.200 mm

ex 7219 en ex 7220

Ingots en halffabricaten van ander gelegeerd staal, andere dan door continugieten verkregen

ex 7224

Gewalste platte producten, warm gewalst, van ander gelegeerd staal, met een rechthoekige dwarsdoorsnede, met een dikte van 1,5 of meer mm en een breedte van meer dan 500 mm, op rollen wegende 500 of meer kg, of overlangs warm gewalst in gesloten kalibers of op het universeel walswerk, met een dikte van meer dan 5 mm doch niet meer dan 100 mm en met een breedte van meer dan 150 mm doch niet meer dan 1.200 mm

ex 7225 en ex 7226

Kopersteen of ruwsteen; cementkoper (neergeslagen koper)

7401

Niet-geraffineerd koper; anoden van koper voor het elektrolytisch raffineren

7402

Geraffineerd koper en koperlegeringen, ruw

7403

Resten en afval, van koper

7404

Toeslaglegeringen van koper, bevattende niet meer dan 8 gewichtspercenten fosfor

ex 7405

Nikkelmatte, nikkeloxidesinters en andere tussenproducten van de nikkelmetallurgie

7501

Ruw nikkel

7502

Resten en afval, van nikkel

7503

Ruw aluminium

7601

Ruw lood

7801

Resten en afval, van lood

7802

Ruw zink

7901

Resten en afval, van zink

7902

Ruw tin

8001

Resten en afval, van tin

8002

Ruw kobalt

ex 8105 20

Resten en afval van kobalt

8105 30

Ruw bismut; resten en afval van bismut

ex 8106 00 10

Ruw cadmium

ex 8107 20

Resten en afval van cadmium

8107 30

Ruw titaan

ex 8108 20

Resten en afval van titaan

8108 30

Ruw zirkonium

ex 8109 20

Resten en afval van zirkonium

8109 30

Ruw antimoon

ex 8110 10

Resten en afval van antimoon

8110 20

Ruw mangaan

ex 8111 00 11

Resten en afval van mangaan

8111 00 19

Ruw chroom, germanium, vanadium, gallium, hafnium (celtium), indium, niobium (columbium), rhenium en thallium; resten en afval van deze metalen

ex 8112

Luchtvaartuigmotoren

8407 10

Turbinestraalmotoren

8411 11

Turbinestraalmotoren

8411 12

straalmotoren (reactiemotoren), andere dan turbinestraalmotoren

8412 10


Bijlage B Opdracht tot uitvoer uit de Unie of tot plaatsing onder de douaneregeling douane-entrepot

(Achtereenvolgende leveringen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel d, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968)

Ondergetekende, .......... (naamopdrachtgever)

te .......... (bedrijfsadresopdrachtgever)

geeft aan .......... (naamleverancier)

te .......... (bedrijfsadresleverancier)

opdracht de aan eerstgenoemde te leveren goederen, welke hieronder zijn omschreven,

  • a.

    rechtstreeks te zenden naar .......... (plaats) gelegen buiten de Unie. (*)

  • b.

    te leveren aan boord van het schip .......... (naam), in de haven van .......... (plaats), waarmee de uitvoer van de goederen uit de Unie zal geschieden. (*)

  • c.

    te leveren in .......... (soortvervoermiddel), te .......... (plaats), waarmee de uitvoer van de goederen uit de Unie zal geschieden. (*)

  • d.

    te plaatsen in het douane-entrepot met vergunningnummer .......... te .......... (plaats). (*)

  • e.

    te leveren in .......... (soortvervoermiddel), te .......... (plaats), waarmee het vervoer van de goederen naar het douane-entrepot met vergunningnummer .......... te .......... (plaats) zal geschieden. (*)

De levering is derhalve, mits aan de overige formaliteiten is voldaan, onderworpen aan het tarief van nihil.

Dagtekening en nummer van:

1. verkoopfactuur(*)

2. inkoopfactuur(*)

Te leveren goederen

Soort naar gewone handelsbenaming

Hoeveelheid

1 .......... (*)

2 .......... (*)

* Doorhalen wat niet van toepassing is

Datum ..........

De opdrachtgever,

(Handtekening van de opdrachtgever)


Bijlage C

[Vervallen]


Bijlage D

[Vervallen]


Bijlage E

[Vervallen]


Bijlage F

[Vervallen]


Bijlage G

[Vervallen]


Bijlage H

[Vervallen]


Bijlage I

Goederenomschrijving

Post (of onderverdeling) van de gecombineerde nomenclatuur

Maniokwortel, arrowroot (pijlwortel), salepwortel, aardperen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke wortels en knollen met een hoog gehalte aan zetmeel of aan inuline, vers, gekoeld, bevroren of gedroogd, ook indien in stukken of in pellets; merg van de sagopalm

0714

Koffie, ongebrand

0901 11 00 en 0901 12 00

Thee

0902

Granen

1001 t/m 1008

Oliehoudende zaden en vruchten

1201 t/m 1207

Vetten en oliën

1501 t/m 1516

Ruwe glycerol; glycerolwater en glycerollogen

1520

Ruwe suiker

1701 12 10 t/m 1701 14 90

Melasse verkregen bij de extractie of de raffinage van suiker

1703

Cacaobonen, ook indien gebroken, al dan niet gebrand

1801

Cacaodoppen, cacaoschillen, cacaovliezen en andere afvallen van cacao

1802

Cacaoboter, cacaovet en cacao-olie

1804 00 00

Cacaopoeder, zonder toevoegde suiker of andere zoetstoffen

1805 00 00

Tapioca

ex 1903

Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen, voor zover deze producten nog een be- of verwerking moeten ondergaan voordat zij aan eindgebruikers worden geleverd

ex 2106

Resten en afval van de voedselindustrie

2301 t/m 2308

Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren, voor zover deze producten nog een be- of verwerking moeten ondergaan voordat zij aan eindgebruikers worden geleverd

ex 2309

Zout; zwavel; aarde en steen; gips, kalk en cement

2501 t/m 2530

IJzererts en concentraten daarvan, geroost ijzerkies (pyrietas) daaronder begrepen

2601

Molybdeenerts en concentraten daarvan

2613

Steenkool; briketten, eierkolen en dergelijke van steenkool vervaardigde vaste brandstoffen

2701

Olie en andere producten, verkregen bij het distilleren van hogetemperatuur-steenkoolteer; dergelijke producten waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aromatische overtreft

2707

Ruwe aardolie en ruwe olie uit bitumineuze mineralen

2709

Aardolie en olie uit bitumineuze mineralen andere dan ruwe; preparaten bevattende als basisbestanddeel 70 of meer gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen, elders genoemd noch elders onder begrepen; afvalolie

2710

Aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen

2711

Vaseline; paraffine, microkristallijne was uit aardolie, „slack wax’, ozokeriet, montaanwas, turfwas, andere minerale was en dergelijke door synthese of op andere wijze verkregen producten, ook indien gekleurd

2712

Petroleumbitumen

2713 20 00

Elektrische energie met een spanning van ten minste 110 kilovolt

ex 2716 00 00

Anorganische chemische producten; anorganische of organische verbindingen van edele metalen, van radioactieve elementen, van zeldzame aardmetalen en van isotopen

2801 t/m 2853

Organische chemische producten

2901 t/m 2942

Ammoniumsulfaat onder de voorwaarde dat deze producten nog een be- of verwerking moeten ondergaan voordat zij aan eindgebruikers worden geleverd

ex 3102 21 00

Mengsels van ammoniumnitraat en calciumcarbonaat of andere niet-vruchtbaarmakende anorganische stoffen

3102 4010 00

Mengsels van ureum en ammoniumnitraat, opgelost in water of in ammoniakwater

3102 8000 00

Kleurstoffen van plantaardige of dierlijke oorsprong (verfstofextracten, andere dan dierlijk zwartsel, daaronder begrepen), ook indien chemisch welbepaald; preparaten bedoeld bij aantekening 3 op dit hoofdstuk, op basis van kleurstoffen van plantaardige of dierlijke oorsprong

3203

Synthetische organische kleurstoffen, ook indien chemisch welbepaald; preparaten bedoeld bij aantekening 3 op dit hoofdstuk, op basis van synthetische organische kleurstoffen; synthetische organische producten van de soort gebruikt als fluorescerende heldermakende stoffen of als „lichtgevende stoffen’ (luminoforen), ook indien chemisch welbepaald

3204

Etherische oliën (ook indien daaruit de terpenen zijn afgesplitst), vast of vloeibaar; harsaroma's; door extractie verkregen oleoharsen; geconcentreerde oplossingen van etherische oliën in vet, in vette oliën, in was of in dergelijke stoffen, verkregen door enfleurage of door maceratie; terpeenhoudende bijproducten, afgesplitst uit etherische oliën; gedistilleerd aromatisch water en waterige oplossingen van etherische oliën

3301

Organische tensioactieve producten (andere dan zeep); tensioactieve bereidingen, wasmiddelen (hulppreparaten voor het wassen daaronder begrepen) en reinigingsmiddelen, ook indien zeep bevattend, andere dan die bedoeld bij post 3401

3402

Smeermiddelen (boor, snij- en draaiolie (koelolie), preparaten voor het losmaken van bouten en moeren, roest- en corrosiewerende preparaten en preparaten voor het insmeren van vormen, op basis van smeermiddelen, daaronder begrepen), alsmede preparaten van de soort gebruikt voor het smouten, vetten of oliën van textiel, van leder, van pelterijen of van andere stoffen, bevattende aardolie of olie uit bitumineuze mineralen

3403 11 00 t/m 3403 19 90

Enzymen; bereidingen van enzymen, elders genoemd noch elders onder begrepen

3507

Diverse producten van de chemische industrie

3801 t/m 3826

Polymeren van ethyleen, in primaire vormen

3901

Polymeren van propyleen of van andere olefinen, in primaire vormen

3902

Polymeren van styreen, in primaire vormen

3903

Polymeren van vinylchloride of van andere halogeenolefinen, in primaire vormen

3904

Polyacetalen, andere polyethers en epoxyharsen, in primaire vormen; polycarbonaten, alkydharsen, polyallylesters en andere polyesters, in primaire vormen

3907

Petroleumharsen, cumaronharsen, indeenharsen of cumaronindeenharsen en polyterpenen

3911 10 00

Andere platen, vellen, foliën, stroken en strippen, van kunststof zonder celstructuur, niet versterkt, gelaagd of op dergelijke wijze gecombineerd met andere stoffen, niet op een drager

3920

Synthetische rubber en uit olie vervaardigde factis, in primaire vormen of in platen, vellen of strippen; mengsels van producten bedoeld bij post 4001 met producten bedoeld bij deze post, in primaire vormen of in platen, vellen of strippen

4002

Synthetische filamentgarens (andere dan naaigarens), niet opgemaakt voor de verkoop in het klein, synthetische monofilamenten van minder dan 67 decitex daaronder begrepen

5402

Ferrolegeringen

7202

Halffabricaten van ijzer of van niet-gelegeerd staal

7207

Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, warm gewalst, niet geplateerd noch bekleed

7208

Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, koud gewalst, niet geplateerd noch bekleed

7209

Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, geplateerd of bekleed

7210

Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van minder dan 600 mm, niet geplateerd noch bekleed

7211

Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van minder dan 600 mm, geplateerd of bekleed

7212

Profielen van ijzer of van niet-gelegeerd staal

7216

Gewalste platte producten van roestvrij staal, met een breedte van 600 mm of meer

7219

Gewalste platte producten van roestvrij staal, met een breedte van minder dan 600 mm

7220

Ander gelegeerd staal in ingots of in andere primaire vormen; halffabricaten van ander gelegeerd staal

7224

Gewalste platte producten van ander gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer

7225

Gewalste platte producten van ander gelegeerd staal, met een breedte van minder dan 600 mm

7226

Niet-geraffineerd koper; anoden van koper voor het elektrolytisch raffineren

7402

Geraffineerd koper en koperlegeringen, ruw

7403

Nikkeloxidesinters en andere tussenproducten van de nikkelmetallurgie

7501 20 00

Ruw nikkel

7502

Staven, profielen en draad, van nikkel

7505

Platen, bladen en strippen, van nikkel

7506

Aluminium en werken van aluminium

7601 t/m 7610

Reservoirs, fusten, trommels, bussen, blikken en dergelijke bergingsmiddelen (buisjes en tubes daaronder begrepen), voor ongeacht welke goederen (andere dan voor gecomprimeerd of vloeibaar gemaakt gas), van aluminium, met een inhoudsruimte van niet meer dan 300 l, niet voorzien van een mechanische inrichting of van een inrichting om te koelen of te warmen, ook indien inwendig bekleed of voorzien van een warmte-isolerende bekleding

7612

Kabels, strengen en dergelijke artikelen, van aluminium, niet geïsoleerd voor het geleiden van elektriciteit

7614

Ruw lood

7801

Ruw zink

7901

Platen, bladen en strippen, van zink

7905

Ruw tin

8001

Molybdeen en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen

8102

Magnesium en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen

8104

Kobaltmatte en andere tussenproducten van de kobaltmetallurgie; kobalt en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen

8105

Bismut en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen

8106

Cadmium en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen

8107

Titaan en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen

8108

Antimoon en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen

8110

Mangaan en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen

8111

Beryllium, chroom, germanium, vanadium, gallium, hafnium (celtium), indium, niobium (columbium), rhenium en thallium, alsmede werken van deze metalen, resten en afval daaronder begrepen

8112


Bijlage J

1 kunstvoorwerpen:

  • a.

    schilderijen, collages en dergelijke decoratieve platen, schilderijen en tekeningen geheel van de hand van de kunstenaar, met uitzondering van bouwtekeningen en andere tekeningen voor industriële, commerciële, topografische en dergelijke doeleinden en van met de hand versierde voorwerpen alsmede van beschilderd doek voor theatercoulissen, voor achtergronden van studio's of voor dergelijk gebruik (GN-code 9701);

  • b.

    originele gravures, originele etsen en originele litho's, dat wil zeggen een of meer door de kunstenaar geheel met de hand vervaardigde platen die in een beperkte oplage rechtstreeks in het zwart of in kleuren zijn afgedrukt, ongeacht het materiaal waarop dit afdrukken is geschied en ongeacht de gevolgde techniek, met uitzondering van de mechanische en van de fotomechanische reproduktietechniek (GN-code 9702 00 00);

  • c.

    originele standbeelden en origineel beeldhouwwerk, ongeacht het materiaal waarvan zij vervaardigd zijn, mits het werk geheel van de hand van de kunstenaar is; afgietsels van beeldhouwwerken in een oplage van maximaal acht exemplaren, die door de kunstenaar of diens rechthebbenden wordt gecontroleerd (GN-code 9703 00 00);

  • d.

    tapisserieën (GN-code 5805 00 00) en wandtextiel (ex 6304), met de hand vervaardigd volgens originele ontwerpen van kunstenaars, mits er niet meer dan acht exemplaren van elk zijn;

  • e.

    unieke voorwerpen van keramiek, geheel van de hand van de kunstenaar en door hem gesigneerd;

  • f.

    emailwerk op koper, geheel met de hand vervaardigd tot maximaal acht genummerde en door de kunstenaar of het atelier gesigneerde exemplaren, met uitsluiting van sieraden, juwelen en edelsmeedwerk;

  • g.

    foto's die genomen zijn door de kunstenaar, door hem of onder zijn toezicht zijn afgedrukt, gesigneerd en genummerd, met een oplage van maximaal 30 exemplaren voor alle formaten en dragers samen.

2 voorwerpen voor verzamelingen:

  • a.

    postzegels, fiscale zegels, gefrankeerde enveloppen en postkaarten, eerstedagsenveloppen en dergelijke, gestempeld of, indien ongestempeld, voor zover zij niet geldig zijn of niet geldig zullen worden (GN-code 9704 00 00);

  • b.

    verzamelingen en voorwerpen voor verzamelingen, met een zoölogisch, botanisch, mineralogisch, anatomisch, historisch, archeologisch, paleontologisch, etnografisch of numismatisch belang (GN-code 9705 00 00).

3 antiquiteiten:

andere voorwerpen dan kunstvoorwerpen en voorwerpen voor verzamelingen, ouder dan 100 jaar (GN-code 9706 00 00).


Bijlage K

Goederenomschrijving

Post (of onderverdeling) van de gecombineerde nomenclatuur

Koffie, ongebrand

0901 11 00 en 0901 12 00

Thee

0902

Granen

1001 t/m 1008

Oliehoudende zaden en vruchten

1201 t/m 1207

Cacaobonen, ook indien gebroken, al dan niet gebrand

1801

Molybdeenerts en concentraten daarvan

2613

Steenkool; briketten, eierkolen en dergelijke van steenkool vervaardigde vaste brandstoffen

2701

Anorganische chemische producten; anorganische of organische verbindingen van edele metalen, van radioactieve elementen, van zeldzame aardmetalen en van isotopen

2801 t/m 2853

Onverzadigde eenwaardige acyclische carbonzuren en eenwaardige cyclische carbonzuren, daarvan afgeleide anhydriden, halogeniden, peroxiden en peroxyzuren, alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan

2916

Amidoverbindingen van carbonzuren of van koolzuur

2924

Andere organische verbindingen van niet-metalen of van metalen

2931

Organische tensioactieve producten (andere dan zeep); tensioactieve bereidingen, wasmiddelen (hulppreparaten voor het wassen daaronder begrepen) en reinigingsmiddelen, ook indien zeep bevattend, andere dan die bedoeld bij post 3401

3402

Onkruidbestrijdingsmiddelen

3808 93 27

Bereide bindmiddelen voor gietvormen of voor gietkernen; chemische producten en preparaten van de chemische of van aanverwante industrieën (mengsels van natuurlijke producten daaronder begrepen), elders genoemd noch elders onder begrepen

3824

Polymeren van ethyleen, in primaire vormen

3901

Polymeren van propyleen of van andere olefinen, in primaire vormen

3902

Polymeren van styreen, in primaire vormen

3903

Polyacetalen, andere polyethers en epoxyharsen, in primaire vormen; polycarbonaten, alkydharsen, polyallylesters en andere polyesters, in primaire vormen

3907

Polyamiden in primaire vormen

3908

Aminoharsen, fenolharsen en polyurethanen, in primaire vormen

3909

Natron- en sulfaat-houtcellulose, andere dan die bedoeld bij post 4702

4703

Zilver (verguld zilver en geplatineerd zilver daaronder begrepen), onbewerkt, halfbewerkt of in poedervorm

7106

Platina, onbewerkt, halfbewerkt of in poedervorm

7110

Ferrolegeringen

7202

Halffabricaten van ijzer of van niet-gelegeerd staal

7207

Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, warm gewalst, niet geplateerd noch bekleed

7208

Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, koud gewalst, niet geplateerd noch bekleed

7209

Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, geplateerd of bekleed

7210

Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van minder dan 600 mm, niet geplateerd noch bekleed

7211

Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van minder dan 600 mm, geplateerd of bekleed

7212

Staven van ijzer of van niet-gelegeerd staal, enkel gesmeed, warm gewalst, warm getrokken of warm geperst, ook indien na het walsen getordeerd

7214

Andere staven van ijzer of van niet-gelegeerd staal

7215

Profielen van ijzer of van niet-gelegeerd staal

7216

Gewalste platte producten van roestvrij staal, met een breedte van 600 mm of meer

7219

Gewalste platte producten van roestvrij staal, met een breedte van minder dan 600 mm

7220

Gewalste platte producten van ander gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer

7225

Gewalste platte producten van ander gelegeerd staal, met een breedte van minder dan 600 mm

7226

Damwandprofielen van ijzer of van staal, ook indien van gaten voorzien of bestaande uit aaneengezette delen; gelaste profielen van ijzer of van staal

7301

Andere buizen en pijpen (bijvoorbeeld gelast, geklonken, genageld, gefelst), met een rond profiel en met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, van ijzer of van staal

7305

Andere buizen, pijpen en holle profielen (bijvoorbeeld gelast, geklonken, genageld, gefelst of met enkel tegen elkaar liggende randen), van ijzer of van staal

7306

Niet-geraffineerd koper; anoden van koper voor het elektrolytisch raffineren

7402

Geraffineerd koper en koperlegeringen, ruw

7403

Toeslaglegeringen van koper

7405

Draad van koper

7408

Nikkeloxidesinters en andere tussenproducten van de nikkelmetallurgie

7501 20 00

Ruw nikkel

7502

Poeder en schilfers, van nikkel

7504

Staven, profielen en draad, van nikkel

7505

Platen, bladen en strippen, van nikkel

7506

Aluminium en werken van aluminium

7601 t/m 7610

Reservoirs, fusten, trommels, bussen, blikken en dergelijke bergingsmiddelen (buisjes en tubes daaronder begrepen), voor ongeacht welke goederen (andere dan voor gecomprimeerd of vloeibaar gemaakt gas), van aluminium, met een inhoudsruimte van niet meer dan 300 l, niet voorzien van een mechanische inrichting of van een inrichting om te koelen of te warmen, ook indien inwendig bekleed of voorzien van een warmte-isolerende bekleding

7612

Kabels, strengen en dergelijke artikelen, van aluminium, niet geïsoleerd voor het geleiden van elektriciteit

7614

Ruw lood

7801

Ruw zink

7901

Platen, bladen en strippen, van zink

7905

Ruw tin

8001

Andere onedele metalen; cermets; werken van deze stoffen

8101 t/m 8113

Grafietelektroden

ex 8545 11


Bijlage L

[Vervallen]


Opschrift

Besluit van 23 september 1968, tot vaststelling van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968


Aanhef

Besluit van 23 september 1968, tot vaststelling van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 23 september 1968, nr. D 68/6240, directie Wetgeving Douane en Verbruiksbelastingen;

Gelet op artikel 16 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Stb. 329);

Hebben goedgevonden en verstaan:


Artikel 1

  • 1

    De in artikel 15, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 bedoelde aftrek wordt uitgesloten in de gevallen waarin en voor zover de goederen en diensten worden gebezigd voor:

    • a.

      het voeren van een zekere staat;

    • b.

      het geven van relatiegeschenken of het doen van andere giften aan degenen bij wie, indien aan hen ter zake omzetbelasting in rekening is of zou zijn gebracht, deze in het geheel niet of hoofdzakelijk niet voor aftrek in aanmerking komt of zou komen;

    • c.

      het aan het personeel van de ondernemer verlenen van huisvesting, uitkeren van loon in natura, geven van gelegenheid tot sport, ontspanning of privé-vervoer, dan wel voor andere persoonlijke doeleinden van dat personeel. De terbeschikkingstelling van een auto wordt van het vorenstaande uitgezonderd.

  • 2

    Onder relatiegeschenken of andere giften worden verstaan alle prestaties welke de ondernemer in verband met zakelijke verhoudingen of uit vrijgevigheid ten behoeve van anderen verricht zonder vergoeding of tegen een vergoeding welke lager is dan de aanschaffings- of voortbrengingskosten dan wel, in geval van diensten, de kostprijs van die prestaties de omzetbelasting niet daaronder begrepen.

  • 3

    Onder de prestaties als zijn bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden niet begrepen:

    • a.

      het verstrekken van spijzen en dranken aan het personeel van de ondernemer;

    • b.

      het vervoer van het personeel van de ondernemer tussen de woon- of verblijfplaats en de plaats waar de werkzaamheden worden verricht, indien dit vervoer geschiedt in de vorm van besloten busvervoer als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van de Wet personenvervoer 2000 op grond van een krachtens die wet daartoe verleende vergunning;

    • c.

      het aan een werknemer verstrekken of ter beschikking stellen van een fiets voor het vervoer van die werknemer tussen zijn woon- of verblijfplaats en de plaats waar deze zijn werkzaamheden verricht, voorzover:

      • 1°.

        de aanschaffings- of voortbrengingskosten van de fiets niet meer bedragen dan € 749 inclusief omzetbelasting of, in gevallen waarin de werkgever een gebruiksrecht van een derde heeft verworven, de totale kostprijs inclusief omzetbelasting van dat recht niet meer bedraagt dan € 749;

      • 2°.

        in het kalenderjaar en de twee voorafgaande kalenderjaren aan de werknemer geen fiets is verstrekt of ter beschikking is gesteld; en

      • 3°.

        vanaf het verstrekken of ter beschikking stellen tot het einde van het kalenderjaar en in elk van de twee daaropvolgende kalenderjaren niet voor 50 percent of meer van het aantal dagen dat de werknemer pleegt te reizen tussen zijn woon- of verblijfplaats en de plaats waar deze zijn werkzaamheden verricht, wordt voorzien in een vergoeding of ander vervoer dan het vervoer per fiets;

    • d.

      outplacement ten behoeve van het personeel van de ondernemer.


Artikel 2

Ingeval de ondernemer ter zake van een prestatie als is bedoeld in artikel 1, eerste lid, letter b of c, een vergoeding in rekening heeft gebracht en deswege omzetbelasting is verschuldigd, wordt de aftrek niet uitgesloten tot het bedrag van de ter zake van die prestatie verschuldigde belasting.


Artikel 3

  • 1

    Indien goederen en diensten door de ondernemer worden gebezigd ten behoeve van de verstrekking van spijzen en dranken aan zijn personeel en hij ter zake van die verstrekking minder in rekening heeft gebracht dan het in het tweede lid omschreven bedrag, wordt de aftrek uitgesloten tot 9 percent van het verschil tussen dat bedrag en hetgeen in rekening is gebracht.

  • 2

    Het in het eerste lid bedoelde bedrag bestaat uit de aanschaffingskosten van de spijzen en dranken, de omzetbelasting niet daaronder begrepen, vermeerderd met 25 percent. Voor zover de ondernemer de spijzen en dranken zelf heeft vervaardigd, worden in plaats van de aanschaffingskosten van de spijzen en dranken de aanschaffingskosten van de grondstoffen in aanmerking genomen.


Artikel 4

  • 1

    Indien het totaal van de aanschaffings- of voortbrengingskosten dan wel de kostprijs, de omzetbelasting niet daaronder begrepen, van alle door de ondernemer in een boekjaar ten behoeve van eenzelfde belanghebbende verrichte prestaties als zijn bedoeld in artikel 1, eerste lid, letters b en c, en het op die belanghebbende betrekking hebbende deel van het in artikel 3, eerste lid, bedoelde verschil niet meer bedraagt dan € 227, blijven die prestaties en dat deel van bedoeld verschil voor de toepassing van dit besluit buiten aanmerking.

  • 2

    Bij het berekenen van het in het eerste lid bedoelde totaal blijft het in artikel 3, eerste lid, bedoelde verschil buiten aanmerking, indien ter zake van het verstrekken van spijzen en dranken aan het personeel van de ondernemer uitsluiting van de aftrek heeft plaatsgevonden op de voet van artikel 3.


Artikel 5

  • 1

    Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1969.

  • 2

    Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968.


Slotformulier en ondertekening

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Soestdijk 25 september 1968 JULIANA.

De Staatssecretaris van Financiën, F. H. M. GRAPPERHAUS.

Uitgegeven de zevenentwintigste september 1968. De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.


Opschrift Aanhef Hoofdstuk I Inleidende bepalingen Artikel 1 Artikel 1a Artikel 2 Artikel 2a Hoofdstuk II Heffing ter zake van leveringen en diensten Afdeling 1 Belastbaar feit Artikel 3 Artikel 3a Artikel 3b Artikel 3c Artikel 4 Afdeling 1a Plaats van levering Artikel 5 Artikel 5a Artikel 5b Artikel 5c Artikel 5d Afdeling 1b Plaats van een dienst Paragraaf 1 Algemene bepalingen Artikel 6 Paragraaf 2 Bijzondere bepalingen Artikel 6a Artikel 6b Artikel 6c Artikel 6d Artikel 6e Artikel 6f Artikel 6g Artikel 6h Artikel 6i Paragraaf 3 Voorkoming van niet-heffing Artikel 6j Paragraaf 4 Drempel voor ondernemers die onder artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, vallende goederen leveren en onder artikel 6h vallende diensten verrichten Artikel 6k Afdeling 1c Ondernemer Artikel 7 Afdeling 2 Maatstaf en tarief van heffing Artikel 8 Artikel 8a Artikel 9 Artikel 10 Afdeling 3 Vrijstellingen Artikel 11 Afdeling 4 Wijze van heffing Artikel 12 Artikel 12a Artikel 13 Artikel 13a Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 16a Artikel 17 Hoofdstuk IIA Heffing ter zake van intracommunautaire verwervingen Afdeling 1 Belastbaar feit Artikel 17a Artikel 17b Afdeling 2 Maatstaf en tarief van heffing Artikel 17c Artikel 17d Afdeling 3 Vrijstellingen Artikel 17e Afdeling 4 Wijze van heffing Artikel 17f Artikel 17g Artikel 17h Hoofdstuk III Heffing ter zake van invoer Afdeling 1 Belastbaar feit Artikel 18 Afdeling 2 Maatstaf en tarief van heffing Artikel 19 Artikel 20 Afdeling 3 Vrijstellingen Artikel 21 Artikel 21a Artikel 21b Afdeling 4 Wijze van heffing Artikel 22 Artikel 22a Artikel 23 Hoofdstuk IV Uitvoer van goederen Artikel 24 Hoofdstuk V Bijzondere regelingen Afdeling 1 Vrijstelling van belasting (kleine ondernemers) Artikel 25 Afdeling 2 Voldoening naar ontvangsten Artikel 26 Afdeling 3 Landbouwregeling Artikel 27 Afdeling 4 Accijnsgoederen, andere dan tabaksproducten Artikel 28 Artikel 28a Afdeling 5 Regeling voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten Artikel 28b Artikel 28c Artikel 28d Artikel 28e Artikel 28f Artikel 28g Artikel 28h Artikel 28i Afdeling 6 Regeling voor beleggingsgoud Artikel 28j Artikel 28k Artikel 28l Artikel 28m Artikel 28n Artikel 28o Artikel 28p Afdeling 7 Bijzondere regelingen voor ondernemers die diensten verrichten voor andere dan ondernemers, of goederen op afstand verkopen, of bepaalde goederen binnenlands leveren Paragraaf 1 Algemene bepaling Artikel 28q Paragraaf 2 Bijzondere regeling voor diensten verricht door niet in de Unie gevestigde ondernemers (niet-Unieregeling) Artikel 28r Artikel 28ra Artikel 28rb Artikel 28rc Artikel 28rd Artikel 28re Artikel 28rf Artikel 28rg Artikel 28rh Artikel 28ri Artikel 28rj Artikel 28rk Artikel 28rl Paragraaf 3 Bijzondere regeling voor intracommunautaire afstandsverkopen van goederen, voor leveringen van goederen binnen een lidstaat door elektronische interfaces die die leveringen faciliteren, en voor diensten verricht door in de Unie doch niet in de lidstaat van verbruik gevestigde ondernemers (Unieregeling) Artikel 28s Artikel 28sa Artikel 28sb Artikel 28sc Artikel 28sd Artikel 28se Artikel 28sf Artikel 28sg Artikel 28sh Artikel 28si Artikel 28sj Paragraaf 4 Bijzondere regeling voor afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde-landen ingevoerde goederen (invoerregeling) Artikel 28t Artikel 28ta Artikel 28tb Artikel 28tc Artikel 28td Artikel 28te Artikel 28tf Artikel 28tg Artikel 28th Artikel 28ti Artikel 28tj Artikel 28tk Artikel 28tl Artikel 28tm Artikel 28tn Afdeling 8 Bijzondere regeling voor de aangifte en de betaling van belasting bij invoer (regeling post- en koeriersdiensten) Artikel 28u Artikel 28v Artikel 28w Artikel 28x Afdeling 9 Regeling voor vis Artikel 28y Afdeling 10 Regeling voor reisbureaus Artikel 28z Artikel 28za Artikel 28zb Artikel 28zc Artikel 28zd Artikel 28ze Artikel 28zf Artikel 28zg Afdeling 11 Regeling voor vouchers