Kennisbank voor het notariaat

Zoekresultaten (8262)


Rechtspraak
Rechtbank Limburg 23-02-2017 ECLI:NL:RBLIM:2017:1693

Casus Erflater E heeft een zevental erfgenamen die de nalatenschap hebben verworpen op 27 juni 2016. Twee van de erfgenamen hebben tevens verklaard de nalatenschap te verwerpen namens hun minderjarige


Rechtspraak
Rechtbank Limburg 11-10-2017 ECLI:NL:RBLIM:2017:11477

Casus Op erflater E was ten tijde van zijn overlijden de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing. Na het overlijden van E heeft de bewindvoerder een groot deel van de nalatenschap


Rechtspraak
Hoge Raad 10-02-2023 ECLI:NL:HR:2023:212

Casus A bezit 100% van de aandelen in X BV en Y BV. A en Y BV zijn in de verhouding 90/10 eigenaar van een winkelpand. A is tezamen met X BV en Y BV vennoot in Z vof in de verhouding 45/45/10. A brengt


Rechtspraak
Hof van Justitie EU 13-06-2013 ECLI:EU:C:2013:391

Casus A oefent in Bulgarije zelfstandig het beroep van gerechtsdeurwaarder uit. Hiervoor is hij BTW-belastingplichtig. A verbindt zich om als lasthebber biedingen te doen op de veiling van drie onroerende


Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland 22-07-2021 ECLI:NL:RBNNE:2021:3158

Casus Erflater E was enig aandeelhouder van A BV en hield 20% van de aandelen B BV. De activiteiten van A BV waren gericht op het houden van aandelen en exploitatie van onroerende goederen. A BV hield


Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 30-06-2020 ECLI:NL:GHARL:2020:4524

Casus De vader van A is in 2000 overleden. Destijds heeft A aangifte voor het successierecht gedaan naar een verkrijging van € 220.050. In 2014 heeft A melding gemaakt van niet aangegeven buitenlands


Rechtspraak
Hoge Raad 07-12-2007 ECLI:NL:HR:2007:BA9393

Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspra(a)k(en) raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.


Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem 20-03-2012 ECLI:NL:GHARN:2012:BW0453

De bevoegdheid tot het vaststellen van een aanslag vervalt na 3 jaar (art. 11 lid 3 AWR). Hof Arnhem heeft geoordeeld dat indien zich na de termijn van 3 jaar een erfgenaam meldt, dit kan worden aangemerkt


Rechtspraak
Hoge Raad 29-04-2022 ECLI:NL:HR:2022:661

Casus Erflater (A) overlijdt in 2008 met achterlating van zijn echtgenote (B) en dochter (C). B en C krijgen een heffing successierecht/erfbelasting opgelegd. Op verzoek van X wordt A zes jaar na zijn


Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag 18-09-2019 ECLI:NL:GHDHA:2019:2542

Casus V is samen met haar echtgenoot M directeur-grootaandeelhouder (dga) van een BV. In 2012 hebben M en V een perceel grond voor € 850.000 verkocht aan de BV. De Inspecteur stelt dat de waarde van het


Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10-04-2018 ECLI:NL:GHARL:2018:3383

Casus Erflater E is ongehuwd en laat als erfgenamen achter zijn moeder M, twee broers B1 en B2 en zus Z. M verwerpt de nalatenschap van E, zodat B1, B2 en Z ieder voor gelijke delen erfgenaam zijn. B1


Rechtspraak
Hoge Raad 11-08-2017 ECLI:NL:HR:2017:1628

Casus Moeder M heeft in 2013 aan ieder van haar dochters, X en Y, een schenking gedaan van € 37.713.473. De Inspecteur heeft van X en Y de aangiftes schenkbelasting op papier ontvangen. Bij het verwerken


Rechtspraak
Hoge Raad 14-08-2015 ECLI:NL:HR:2015:2164

Casus A heeft vanaf 1992 een bankrekening in Zwitserland aangehouden. In zijn aangiften IB heeft A geen opgaaf gedaan van de saldi en opbrengsten van deze bankrekening. Op 23 juni 2009 heeft A het formulier


Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch 27-03-2020 ECLI:NL:GHSHE:2020:1083

Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspra(a)k(en) raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.


Rechtspraak
Hoge Raad 27-11-2020 ECLI:NL:HR:2020:1884

Hof Stichting Schoonzicht (hierna X) heeft een appartementencomplex laten bouwen, bestaande uit zeven woonappartementen. Dit complex is in juli 2014 opgeleverd. Het appartementencomplex was oorspronkelijk


Rechtspraak
Hoge Raad 13-07-2018 ECLI:NL:HR:2018:1219

Casus M en V zijn in 2000 met elkaar gehuwd. V heeft voorafgaand aan het huwelijk in het buitenland oudedagsvoorzieningen opgebouwd. Het huwelijksvermogensregime van M en V werd beheerst door Nederlands


Rechtspraak
Hoge Raad 14-02-2020 ECLI:NL:HR:2020:170

Casus E BV verkrijgt in 2010 via een juridische afsplitsing van haar moedermaatschappij F BV onder meer de eigendom van 170 zendmasten. Deze zendmasten staan deels op eigen grond, deels op gehuurde grond


Rechtspraak
Raad van State 13-05-2015 ECLI:NL:RVS:2015:1556

Casus In 2007 heeft A een woning gekocht, gefinancierd met een geldlening onder hypothecair verband. Tot zekerheid voor de nakoming van de hieruit voortvloeiende betalingsverplichtingen heeft Stichting


Rechtspraak
Hoge Raad 06-11-2015 ECLI:NL:HR:2015:3223

Casus M en V zijn in 2006 gescheiden, zij waren tot dan op huwelijkse voorwaarden gehuwd. In de jaren 2001 t/m 2004 hield V in het buitenland vermogensbestanddelen aan die niet in de aangiften van M


Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 01-03-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:1693

Casus M en V zijn getrouwd in gemeenschap van goederen. M oefent een onderneming uit, welke in 2008 is gestaakt. Uit de onderneming zijn schulden voortgevloeid die in de gemeenschap van goederen zijn


Rechtspraak
Hoge Raad 09-05-2008 ECLI:NL:HR:2008:BD1101

Art. 5.3 lid 2 laatste volzin en lid 3 sub a Wet IB 2001 bepalen dat belastingvorderingen en belastingschulden geen onderdeel uitmaken van de rendementsgrondslag van box 3. Sinds 1 januari 2010 wordt in


Rechtspraak
Rechtbank Den Haag 23-02-2022 ECLI:NL:RBDHA:2022:1266

Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspra(a)k(en) raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.


Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant 28-04-2015 ECLI:NL:RBOBR:2015:2404

Casus A bezit twee onbebouwde percelen grond. Op grond van het bestemmingsplan rust op de percelen de bestemming bedrijfsdoeleinden (industriële en ambachtelijke doeleinden en groothandel). De percelen


Rechtspraak
Hoge Raad 29-03-2019 ECLI:NL:HR:2019:452

Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspraak raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.


Rechtspraak
Hoge Raad 25-03-2016 ECLI:NL:HR:2016:480

Op grond van art. 36 lid 1 Inv. is iedere bestuurder hoofdelijk aansprakelijk voor de in dat artikel genoemde belastingen als deze niet zijn voldaan of afgedragen door het lichaam waarvan hij of zij bestuurder