Casus V is eigenaar van een woonhuis met ondergrond en tuin en een loods. V sluit met vastgoedontwikkelaar K een koopovereenkomst met betrekking tot het woonhuis en de loods. Afgesproken wordt dat de
Casus Stichting X heeft in 2005 een bedrag van € 2.000.000 uitgeleend met de heer Y en stichting Y als schuldenaar. In de notariële akte van geldlening/hypotheek, verleden in 2005, is een hypotheekstelling
Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspra(a)k(en) raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.
Casus X BV heeft een woning gekocht van de hypotheekhouder op een openbare veiling . De woning blijkt te zijn verhuurd. De huurder en X BV verschillen van mening over de vraag of de hypotheekhouder
Casus Verkoper V heeft in 2004 een onroerende zaak aan koper K verkocht. De koopprijs bedroeg € 1,5 miljoen, waarvan € 1 miljoen door K aan V is vooruitbetaald. Daartegenover is ten laste van V en ten
In de praktijk blijkt een executieveiling van een woning niet de hoogst haalbare verkoopopbrengst te genereren. Het wettelijk alternatief is art. 3:268 lid 2 BW, de onderhandse verkoop door de hypotheekhouder
Casus A heeft zijn woning gefinancierd met een hypothecaire geldlening. In 2007, 2010 en 2012 ontstaan er betalingsachterstanden, waarvoor elke keer een regeling wordt getroffen. Nadat in 2013 wederom
Casus A is eigenaar van een boerderij met ondergrond die hij op 12 juli 2002 heeft verkregen door toedeling in verband met een ruilverkaveling. S, een schuldeiser van A, legt op 10 maart 2003 conservatoir
Casus Het openbaar ministerie (OM) verdenkt A van witwassen en heeft in het kader van het strafrechtelijke onderzoek tegen hem een beslag doen leggen op zijn woning. De woning was onder meer bezwaard
Casus Woonstichting A heeft in 1975 een lening gesloten bij de Rijkspostspaarbank in verband met de financiering van de bouw van woningen. Gemeente G heeft zich jegens de Rijkspostspaarbank garant gesteld
Casus X woonde samen in een woning waarvan zijn partner Y de volledige eigendom had. Op 19 december 2015 is X elders gaan wonen en is het notarieel samenlevingscontract ontbonden . De aanschaf van de
Casus V en M zijn in gemeenschap van goederen gehuwd geweest. V en M hebben een echtscheidingsconvenant ondertekend, onder meer inhoudende een alimentatieverplichting en de wijze van verdeling van de
Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspraak raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.
Casus X exploiteerde met zijn vader in maatschapsverband een melkveehouderij. De maatschap is met terugwerkende kracht ontbonden doordat de vader uit de maatschap is getreden. Ter zake van de verdeling
Casus In 1996 overlijdt de oma van A c.s. Oma heeft de volgende clausule in haar testament opgenomen: 'Ik legateer aan ieder van de kinderen van een van mij ervende zoon een onvoorwaardelijke vordering
Casus Opa (O) overlijdt in 1999. In zijn testament is een ik-opa-last bepaling opgenomen, luidende ' Ik leg aan ieder van mijn kinderen de last op om na hun overlijden en het overlijden van hun respectievelijke
Casus In december 2004 worden aan A navorderingsaanslagen inkomstenbelasting opgelegd voor de jaren 1992 tot en met 1998 en aanslagen vermogensbelasting voor de jaren 1993 tot en met 2000. A maakt tijdig
Casus X BV, een vennootschap die handelt in vastgoed, koopt begin februari 2006 een perceel bosgrond van 20 hectare voor € 1,60 per m2. Een maand later verkoopt X BV twee delen van respectievelijk 4,2
Casus FIRIN is een vennootschap naar Bulgaars recht en houdt zich bezig met productie van en handel in brood en gebakwaren. Haar kapitaal is voor 99% in handen van York Skay en voor 1% in handen van Yorkishev
Casus X heeft in 2014 op enige afstand (50 meter of meer) van zijn eigen woning een garagebox gekocht. Tussen X en de inspecteur inkomstenbelasting is in geschil of de garage kan worden gezien als aanhorigheid
Casus Vader (V) heeft twee zonen. In december 2009 is de oudste zoon (Z), 27 jaar, afgestudeerd. Het eerste kwartaal van 2009 heeft Z recht op een lening bij de IB-groep, de rest van het jaar niet meer
Casus Erflaatster E is overleden met achterlating van haar zoon Z en dochter D. D heeft een beroep gedaan op haar legitieme portie. Tijdens leven heeft E haar woning aan Z verkocht. Na de verkoop heeft
Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspra(a)k(en) raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.
Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspra(a)k(en) raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.
Casus Erflaatster E laat als enig erfgenaam achter haar dochter D. D heeft de nalatenschap een maand na overlijden van E beneficiair aanvaard. Een schuldeiser van E, tevens stiefbroer van D, S stelt