Overdracht van aandeel in een gedeelte vereist medewerking van alle deelgenoten

A bezit samen met B en C de onverdeelde eigendom van een perceel grond. B en C hebben hun twee/derde onverdeeld aandeel in een gedeelte van het perceel vervreemd. In geschil is of B en C daartoe bevoegd waren. De Hoge Raad stelt voorop dat in casu sprake is van een eenvoudige gemeenschap waarop de bepalingen van afdeling 3.7.1. BW van toepassing zijn. De vervreemding van een gedeelte van een gemeenschappelijk stuk grond brengt mee dat het desbetreffende gedeelte wordt afgesplitst van het grotere geheel. Niet vereist is dat aan een dergelijke vervreemding een fysieke of juridische splitsing in gedeelten van het stuk grond voorafgaat. Wel is volgens de Hoge Raad noodzakelijk dat het desbetreffende gedeelte ten behoeve van de vervreemding wordt aangewezen als afzonderlijke, te individualiseren zaak. Een dergelijke aanwijzing betreft het gemeenschappelijke stuk grond als geheel en dient daarom te worden aangemerkt als een handeling waartoe ingevolge art. 3:170 lid 3 BW uitsluitend de deelgenoten tezamen bevoegd zijn. Nu een dergelijke aanwijzing niet heeft plaatsgevonden, waren B en C volgens de Hoge Raad niet bevoegd tot vervreemding van hun onverdeeld twee/derde aandeel in het betwiste stuk grond.