Woningverlater-niet-eigenaar kan ook na einde partnerschap 50% van de rente aftrekken op grond van echtscheidingsregeling

X en Y waren buiten gemeenschap van goederen gehuwd. De echtelijke woning (woning 1) was eigendom van Y. X en Y hebben elk voor 50% een woning in aanbouw (woning 2). X verlaat op 1 juni 2013 woning 1 en gaat wonen in zijn nieuwe eigen woning 3. X heeft geheel 2013 alle rente voor woning 1 en woning 2 betaald. X wil alle door hem betaalde rente in aftrek brengen. In hoger beroep is in geschil of X recht heeft op 50% renteaftrek voor woning 1 over december 2013 (vanaf 1 december 2013 is het partnerschap beëindigd) en of de overige in 2013 betaalde rente als alimentatie in aftrek komt. 
Het Hof oordeelt anders dan de Rechtbank dat X voor woning 1 ook voor december 2013 recht heeft op 50% renteaftrek en dat de overige voor woning 1 en woning 2 betaalde rente vanaf 1 juni 2013 (datum waarop X de woning verlaat) voor de andere 50% als tussen echtgenoten bestaande onderhoudsverplichting ex art. 1:81 BW aftrekbaar is. Het oordeel dat X ook voor december 2013 recht heeft op 50% renteaftrek voor woning 1 baseert het Hof op de overweging dat de wetsbepaling van art. 3.111 lid 4 Wet IB 2001 inhoudende dat de woning voor een woningverlater nog maximaal 24 maanden als eigen woning kan kwalificeren, niet vereist dat de woningverlater (mede)eigenaar van de woning moet zijn.