Natuurlijk persoon behoort niet tot concern zodat reorganisatievrijstelling niet van toepassing is

A bezit 100% van de aandelen in X BV en Y BV. A en Y BV zijn eigenaar van een winkelpand. A is tezamen met X BV en Y BV vennoot in Z vof. A brengt zijn aandeel in de vof alsmede zijn aandeel in het winkelpand tegen uitreiking van aandelen in Y BV in. Vervolgens fuseert X BV, als verkrijgende vennootschap met Y BV, als verdwijnende vennootschap. Aangifte overdrachtsbelasting blijft achterwege. De inspecteur legt twee naheffingsaanslagen op aan X BV (mede als rechtsopvolger van Y BV). X BV gaat in beroep en stelt met verwijzing naar de doorkijkarresten dat geen sprake is van een wijziging in de gerechtigdheid tot het winkelpand, omdat door de vennootschappen moet worden heen gekeken.
De Rechtbank wijst het beroep van X BV op de doorkijkarresten af, omdat deze alleen zien op de situatie dat sprake is van een vrijstelling. In hoger beroep is nog uitsluitend in geschil of de vrijstelling wegens interne reorganisatie van toepassing is. Het Hof oordeelt evenals de Rechtbank dat gelet op de wetsgeschiedenis de reorganisatievrijstelling niet kan worden toegepast omdat natuurlijke personen geen onderdeel zijn van een concern. Deze regeling is niet in strijd met een discriminatieverbod.