Verzoek toepassing doorschuifregeling art. 4.17a Wet IB 2001 alleen mogelijk door gezamenlijk belanghebbenden, maar in casu geen materiële onderneming

B en Z zijn als enig erfgenamen van erflaatster E beiden gerechtigd tot de onverdeelde helft van de nalatenschap, waartoe onder meer de aandelen in X BV behoren. De BV houdt zich bezig met woningverhuur in de sociale huursector. B doet ter zake van de verkrijging van de aandelen krachtens erfrecht een beroep op de doorschuifregeling van art. 4.17a Wet IB 2001. De verweerder stelt dat een verzoek om toepassing van de doorschuifregeling door de erfgenamen gezamenlijk moet worden gedaan en dat dit niet het geval is.
De Rechtbank overweegt dat een dergelijk verzoek moet gezamenlijk moet worden gedaan door de vervreemder(s) en verkrijger(s) en derhalve in casu door erfgenamen tezamen als vertegenwoordigers van de erflater. Uit de door Z gegeven volmacht valt niet duidelijk af te leiden of Z instemt om namens erflater een beroep op de doorschuifregeling te doen. Dit is echter in casu niet relevant, nu volgens de Rechtbank de BV geen materiële onderneming drijft in de zin van art. 3.2 Wet IB 2001. Het beroep op de doorschuifregeling slaagt derhalve niet, ongeacht de intenties van Z in de volmacht.