Testamentaire last uit 1800 opgeheven wegens veranderde omstandigheden

E heeft in 1800 een onroerende zaak aan een kerk gelegateerd onder de last dat de zaak als pastorie moet dienen. Aangezien de kerk de onroerende zaak aan derden wil verhuren en de opbrengst aan de parochie wil besteden, wordt de rechter verzocht de last op te heffen. Voor opheffing is vereist dat sprake is van na het overlijden van E ingetreden omstandigheden, die zodanig zijn dat het ongewijzigd in stand houden van de last uit het oogpunt van de daarbij betrokken persoonlijke en maatschappelijke belangen ongerechtvaardigd is (art. 4:134 lid 1 onder a BW). De rechter moet de bedoeling van E zoveel mogelijk in acht nemen (art. 4:134 lid 2 BW).

De Rechtbank oordeelt dat E de sterke ontkerkelijking niet had kunnen voorzien, dus dat sprake is van gewijzigde omstandigheden. De bedoeling van E om de parochie te helpen, kan worden gewaarborgd door het pand voor andere doeleinden te gebruiken en de opbrengst daarvan voor de parochie te gebruiken. De Rechtbank heft de last op.