Nietigverklaring testament voorafgaand aan overlijden testateur

De Rechtbank verklaart al voorafgaand aan het overlijden van V – gelet op de feiten en omstandigheden – voor recht dat het testament van V nietig is op grond van art. 3:34 lid 2 BW. Aan de gevorderde verklaring voor recht is ten grondslag gelegd dat de geestelijke stoornis van V ten tijde van het maken van het testament, een redelijke waardering van de bij de rechtshandeling betrokken belangen belette dan wel dat het testament onder invloed van die stoornis is gemaakt. De rechtshandeling is bovendien nadelig voor V, omdat haar beide dochters zijn onterfd en een voor haar (nagenoeg) onbekende als enig erfgenaam van haar nalatenschap is benoemd.