In zelfstandig deel van ouderlijke woning wonende zoon behoort niet tot huishouding van ouders

Belanghebbende A heeft een eigen woning met een garage waarboven zich een woonruimte bevindt met eigen keuken, toilet, badkamer en opgang. A merkt in zijn aangifte inkomstenbelasting 2012 de gehele woning aan als eigen woning. Vanaf 2008 is de zoon om financiële redenen, aanvankelijk alleen en vanaf 2010 met zijn nieuwe gezin, de zelfstandige woonruimte gaan bewonen en heeft hij daarvoor in 2012 een maandelijkse vergoeding aan A betaald. In geschil is of de zoon en diens gezin deel uitmaken van de huishouding van A, zodat de gehele woning voor A - ook nadat de zoon en diens gezin zijn ingetrokken - kwalificeerde als eigen woning. Op basis van de relevante feiten en omstandigheden oordeelt de Rechtbank dat de zoon al vóór 2008 maatschappelijk zelfstandig was en het niet aannemelijk is dat hij dat daarna niet is gebleven. Dit leidt tot de conclusie dat het door de zoon met zijn gezin bewoonde deel niet behoort tot de eigen woning van A.