Groningse huwelijkse voorwaarden

M en V zijn in 1951 gehuwd op huwelijkse voorwaarden. In 1974 – toen M notaris was in Groningen – is het huwelijksgoederenregime met toestemming van de Rechtbank gewijzigd in algehele gemeenschap van goederen. M verkeerde in die periode in financiële moeilijkheden.
V beticht notaris N – die de akte tot wijziging van de huwelijkse voorwaarden, inhoudende een algehele gemeenschap van goederen, passeerde – van een onrechtmatige daad jegens haar. N heeft nagelaten om V te wijzen op de consequenties van de omzetting van het huwelijksgoederenregime.

De Hoge Raad overweegt dat de omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat de notaris beroepshalve is gehouden tot het geven van verdergaande informatie – dan enkel tot de zakelijke toelichting van de inhoud van de akte – en met name tot het wijzen op specifieke aan de voorgenomen rechtshandeling verbonden risico’s. De functie van de notaris in het rechtsverkeer brengt immers mee dat hij beroepshalve gehouden is naar vermogen te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van juridische onkunde en feitelijk overwicht.