Geen aftrek periodieke gift afhankelijk van twee levens als sterftekans kleiner is dan 1%

M en V leggen in 2009 in een notariële schenkingsakte vast dat zij gedurende vijf jaren in vijf termijnen € 105.000 zullen schenken aan een ANBI (€ 21.000 per jaar). De periodieke verplichting eindigt bij het overlijden van de langstlevende van de echtgenoten. M trekt in zijn aangifte inkomstenbelasting 2010 € 21.000 als periodieke gift af. De Inspecteur weigert de aftrek omdat de gezamenlijke sterftekans van M en V minder dan 1% is, zodat niet is voldaan aan het onzekerhiedsvereiste.
De Rechtbank leidt uit de wetsgeschiedenis af dat de wetgever het uitgangspunt van art. 47 Wet IB 1964 heeft willen handhaven dat sprake moet zijn van een wezenlijke onzekerheid voor de betaling van de periodieke termijnen. Met het vereiste van de vijfjaarstermijn heeft de wetgever geschillen willen voorkomen over de vraag of sprake is van deze wezenlijke onzekerheid. Weliswaar is niet met zoveel woorden in de wet bepaald dat aan de invulling van de vijfjaarstermijn alleen is voldaan indien de periodieke uitkering afhankelijk is van het leven van één belastingplichtige, maar dit kan wel worden afgeleid uit de verwijziging naar de oude Wet IB 1964 en de context van art. 6.38 Wet IB 2001. Nu de sterftekans is berekend op 0.34%, is geen sprake van een wezenlijke onzekerheid, zodat de aftrek terecht is geweigerd.