Kennisbank voor het notariaat

Erfgenaam heeft recht op immateriële schadevergoeding over periode vòòr overlijden erflater wegens lange procesduur

Erflaatster E heeft in oktober 2003 bezwaar aangetekend tegen de aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2001. In 2008 overlijdt E. B, erfgenaam van E, zet de procedure voort, en verzoekt in de loop van de procedure om vergoeding van de immateriële schade die hij heeft geleden wegens de duur van de behandeling van het geschil.
De Rechtbank veroordeelt de Staat tot betaling van een (zelfstandige) schadevergoeding aan de erfgenamen van € 500. In hoger beroep is in geschil de hoogte van de aan B toe te kennen vergoeding voor immateriële schade. Volgens B heeft de Rechtbank de periode voor het overlijden van E ten onrechte niet in aanmerking genomen bij het toekennen van de immateriële schadevergoeding.
Het Hof oordeelt dat B, als mantelzorger en wettelijk vertegenwoordiger van E, in aanmerking komt voor schadevergoeding over de gehele periode van de procedure. Uit een uitspraak van het EHRM blijkt dat recht moet worden gedaan aan de situatie waarin erfgenamen, naast de erflater, eveneens spanning en frustratie ondervinden door de overschrijding van de redelijke termijn.
B heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij ook in de periode voor het overlijden van E spanning en frustratie heeft ondervonden wegens overschrijding van de redelijke termijn, nu hij in hoedanigheid van mantelzorger/wettelijke vertegenwoordiger de gehele procedure namens E heeft gevoerd. Het Hof kent B een schadevergoeding toe van € 4.500. Hierbij neemt het Hof de periode voor en na het overlijden van E in aanmerking.

Bekijk samenvatting procedure
Instantie Gerechtshof Den Haag
Uitspraakdatum 01-07-2014
ECLI ECLI:NL:GHDHA:2014:2305
Zaaknummer BK-13-00675
Bijzondere kenmerken Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
  • V-N Vandaag 2014/1509
  • Belastingadvies 2014/20.1
  • FutD 2014-1693 met annotatie van Fiscaal up to Date
  • NTFR 2014/2284 met annotatie van Mr. M.H.W.N. Lammers

Erflaatster E heeft in oktober 2003 bezwaar aangetekend tegen de aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2001. In 2008 overlijdt E. B, erfgenaam van E, zet de procedure voort, en verzoekt in de loop van de procedure om vergoeding van de immateriële schade die hij heeft geleden wegens de duur van de behandeling van het geschil.De Rechtbank veroordeelt de Staat tot betaling van een (zelfstandige) schadevergoeding aan de erfgenamen van € 500. In hoger beroep is in geschil de hoogte…

Verder lezen?

Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.

Geen inloggegevens?

Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.

Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!

Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.


Gebruikers van Via Juridica

Bekijk alle