Kennisbank voor het notariaat
Wet- en regelgeving

Registratiewet


Notariële akte (art. 3 Reg.w.)

1 Algemeen

Op basis van de Registratiewet 1970 (hierna: RW) bestaat voor elke notaris de verplichting om notariële akten, met uitzondering van uiterste wilsbeschikkingen, binnen tien dagen na de dag waarop de akten zijn verleden, ter registratie aan te bieden. Uiterste wilsbeschikkingen moeten door de notaris onder wie zij berusten, ter registratie worden aangeboden binnen een maand na de dag waarop het overlijden of de verklaring van vermoedelijk overlijden van de beschikker te zijner kennis is gekomen.

Tot 1 januari 2013 werden de minuutakten ter registratie aangeboden. Vanaf 1 januari 2013 worden akten van notarissen ter registratie aangeboden door een elektronisch afschrift daarvan langs elektronische weg te zenden aan de KNB (art. 3 lid 2 RW, gewijzigd bij Wet elektronische registratie notariële akten, Stb. 2012, nr 648). Voorts is de notaris vanaf deze datum verplicht de door hem opgemaakte akten dagelijks langs elektronische weg in te schrijven in een door de KNB, per notaris, gehouden repertorium (art. 7 lid 1 RW).
 
Nadat een akte bij KNB ter registratie is aangeboden, zendt de KNB aan een ambtenaar van de rijksbelastingdienst een elektronisch afschrift van de akte, alsmede van het repertorium (art. 7a lid 1 RW). De belastinginspecteur of andere daartoe aangewezen ambtenaren van de rijksbelastingdienst hebben inzage in het door de KNB gehouden register en in het repertorium (art. 7a lid 2 RW). Het systeem is zo opgezet dat de KNB geen toegang heeft tot de inhoud van de notariële akten. De KNB krijgt uitsluitend de beschikking over de managementinformatie uit het systeem ten dienste van haar wettelijke taken, waaronder de aantallen en soorten gepasseerde akten per notaris. De bestanden worden versleuteld en zijn alleen in te zien door de Belastingdienst en de notaris die de akte heeft aangeleverd. Het toezicht op de uitvoering van de Registratiewet 1970 zal ook in de toekomst door de Belastingdienst worden gehouden en ten behoeve van deze toezichthoudende taak heeft de Belastingdienst inzage in het register.

2 Registratie van onderhandse akten

Verder is vanaf 1 januari 2013 de registratie van onderhandse akten beperkt tot die akten waarvoor registratie als wettelijk vormvereiste geldt (vestiging bezitloos pandrecht, art. 3:237 lid 1 BW). De registratie van deze akten blijft een taak van de Belastingdienst. Voor akten houdende vestiging van een bezitloos pandrecht is registratie van belang, omdat het bestaan van een bezitloos pandrecht op een bepaalde datum ook tegenover derden moet kunnen worden aangetoond. De akten kunnen alleen nog worden geregistreerd bij het Registratieteam van de Belastingdienst Rotterdam (Postbus 50961, 3007 BC Rotterdam). Een akte kan persoonlijk worden aangeboden of per post worden toegezonden. Op de website van de Belastingdienst is meer informatie te vinden over de registratie van onderhandse akten.

Per 3 januari 2014 is het niet meer mogelijk om een voorovereenkomst of intentieverklaring bij de Belastingdienst te registreren. Vanaf die datum moeten dergelijke documenten samen met een Geleideformulier Voorovereenkomst of intentieverklaring aangetekend worden verstuurd naar de Belastingdienst (Postbus 13, 6400 AA Heerlen).

3 Elektronische aangifte overdrachtsbelasting

Door de veranderingen binnen de registratie van notariële akten is ook de manier van het doen van aangifte overdrachtsbelasting veranderd. Deze vond voorheen plaats middels een in de akte van levering opgenomen voetverklaring waarin werd vermeld of, en zo ja, hoeveel overdrachtsbelasting was verschuldigd. In die verklaring werd tevens vermeld of naast de onroerende zaak ook één of meerdere roerende zaken werden overdragen. Middels deze gegevens controleerde de Belastingdienst de aangifte overdrachtsbelasting.
Nu de registratie van notariële akten geschiedt door het elektronisch toezenden van een afschrift aan de KNB, krijgt de Belastingdienst niet meer automatisch inzicht in het feit of een levering is belast met overdrachtsbelasting. Vandaar dat art. 21a UR AWR is aangepast. Voortaan vindt de aangifte overdrachtsbelasting ook elektronisch plaats. Naast het aanbieden van de akte ter registratie aan de KNB, moet de notaris ook een elektronisch bericht met relevante gegevens voor de aangifte aan de KNB toezenden. Op de KNB rust de plicht om het bericht onverwijld door te zenden aan de Belastingdienst. Het elektronisch bericht moet ten minste het volgende bevatten (art. 4 lid 1 UR RW):

  • het BSN (burgerservicenummer) of het RSIN (Rechtspersonen Samenwerkingsverbanden Informatienummer) van iedere verkrijger;

  • het verschuldigde bedrag;

  • het tarief dat wordt toegepast, voor iedere verkrijger afzonderlijk;

  • de maatstaf van heffing per toegepast tarief;

  • de vermelding of sprake is van meegeleverde roerende zaken;

  • de vermelding voor iedere verkrijger afzonderlijk of een beroep op een vrijstelling wordt gedaan onder verwijzing naar de bepaling van de vrijstelling waarop een beroep wordt gedaan;  

  • indien een beroep wordt gedaan op het verlaagde tarief van 2%: de adresgegevens van het verkregen object;

  • indien een beroep wordt gedaan op het startersvrijstelling van art. 15 lid 1 onderdeel p WBR: de adresgegevens en het totaal van de waarde van de woning of rechten waaraan deze is onderworpen en tot die woning behorende aanhorigheden.  

Het tijdstip van ontvangst bij de KNB geldt als tijdstip voor het doen van aangifte door de notaris bij de inspecteur (art. 4 lid 2 UR RW).

3.1 Overgangsrecht

In verband met de inwerkingtreding van de Wet differentiatie overdrachtsbelasting zijn de door de notaris middels het elektronisch aangiftebericht te verstrekken gegevens met ingang van 1 januari 2022 uitgebreid (MvF 31 december 2020, nr. 2020-0000246185 en Regeling SvF van 28 december 2021, nr. 2021-0000025821, Stcrt. 2021, nr. 48636).

Om de bedoelde aanvullende gegevens geautomatiseerd te kunnen verkrijgen moeten de systemen bij het notariaat, de KNB en de Belastingdienst worden aangepast en op elkaar worden afgestemd. Daarom wordt aan notarissen die door deze omstandigheden niet met ingang van 1 januari 2022 aan de verplichting tot aanlevering van alle aanvullende gegevens op de voorgeschreven wijze kunnen voldoen, tegemoetgekomen door middel van overgangsrecht voor een periode van drie maanden tot 1 april 2022. Het overgangsrecht bewerkstelligt dat notarissen waarbij het niet mogelijk is de nieuwe software met ingang van 1 januari 2022 geïmplementeerd te krijgen, tot het moment waarop dit laatste gebeurd is maar uiterlijk tot en met 31 maart 2022, nog geen aanvullende gegevens in het elektronische aangiftebericht hoeven op te nemen (Regeling SvF van 28 december 2021, nr. 2021-0000025821, Stcrt. 2021, nr. 48636, Artikel XXI).  

3.2 Bezwaar via elektronische aangifte

Bij het doen van aangifte overdrachtsbelasting langs elektronische weg heeft de notaris de mogelijkheid om (namens de verkrijger) bezwaar te maken tegen de voldoening van overdrachtsbelasting op aangifte. Hiervoor moet in het aangiftesoftwareprogramma een vakje worden aangevinkt, waarop een scherm verschijnt, waarin het bestreden bedrag alsook de reden van het bezwaar moet worden vermeld. Deze bezwaarmogelijkheid staat alleen open voor de notaris. Het bijvoegen van stukken bij de aangifte zonder het aanvinken van het betreffende hokje leidt niet tot een (door de verkrijger) ingediend bezwaarschrift. Verwezen wordt naar Hoge Raad (13 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:413), waarin met toepassing van art. 81 Wet RO het cassatieberoep werd verworpen dat was ingesteld tegen de uitspraak van Hof Amsterdam (14 mei 2019,ECLI:NL:GHAMS:2019:1981), waarin was beslist dat hetgeen in het elektronische aangiftebericht is vermeld noch kan gelden als het (namens belanghebbende) indienen van een bezwaar door de notaris, noch als een bezwaar dat is ingediend door belanghebbende zelf.

3.3 Nog geen BSN of RSIN beschikbaar op tijdstip van verkrijging

Het beleidsbesluit van de Staatssecretaris van Financiën van 9 december 2021 (nr 2021-25132) bevat een goedkeuring voor situaties waarin een voor de overdrachtsbelasting belastingplichtige verkrijger op het tijdstip van de verkrijging nog geen BSN of RSIN heeft en dit nummer daardoor niet in het elektronische aangiftebericht kan worden vermeld. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij buitenlandse verkrijgers die een aanvraag voor een BSN of RSIN hebben ingediend, maar aan wie dit BSN of RSIN nog niet is toegekend. Hierdoor kan de notaris niet voldoen aan de eis van vermelding van het BSN of RSIN in het elektronisch aangiftebericht. De Staatssecretaris van Financiën heeft goedgekeurd dat de vermelding van het BSN of RSIN in het elektronische aangiftebericht achterwege kan blijven als deze op het tijdstip van de verkrijging nog niet is toegekend aan de belastingplichtige.
In het beleidsbesluit is een handelswijze voorgeschreven voor de situatie waarin gebruik wordt gemaakt van deze goedkeuring. Het betreffen de volgende drie stappen: 

  1. De verkrijger doet de aanvraag voor een BSN of RSIN voor het tijdstip van het passeren van de akte.

  2. De notaris vermeldt in het elektronische aangiftebericht de gegevens ten behoeve van de identificatie van de verkrijger en de reden waarom de verkrijger nog geen BSN of RSIN heeft.

  3. Binnen twee maanden na het passeren van de akte wordt het BSN of RSIN alsnog door de notaris of de verkrijger aangeleverd.

Het toegekende BSN of RSIN kan op verschillende wijzen worden aangeleverd. Allereerst is het mogelijk dat de notaris binnen de aangiftetermijn, maar voordat de betaling op aangifte plaatsvindt, een correctiebericht op het elektronische aangiftebericht instuurt. Indien dit niet mogelijk is, kan de notaris een digitaal verzoekschrift insturen. Verder is het ook mogelijk dat de notaris of de verkrijger zelf de Belastingdienst per brief informeert over het alsnog toegekende BSN of RSIN met vermelding van de naam van de notaris en de datum van de akte waarin de verkrijging is opgenomen of het meesturen van een kopie van de eerste pagina van de akte.
De brief kan worden gericht aan Belastingdienst/Overdrachtsbelasting, Postbus 4660, 3502 HP Utrecht. 

In het beleidsbesluit komt niet aan de orde wat de handelswijze is als het ontbreken van een BSN of RSIN wordt geconstateerd na het passeren van de akte. Het ligt voor de hand dat ook in die situatie de hiervoor bedoelde tweede stap wordt uitgevoerd en zo spoedig mogelijk alsnog het BSN of RSIN wordt opgevraagd en door de notaris of verkrijger wordt aangeleverd. 


Tarief registratierecht (vervallen) (art. 12 Reg.w.)

Registratierecht per 1 januari 2008 afgeschaft

Per 1 januari 2008 is art. 12 uit de Registratiewet geschrapt. De registratie van (bepaalde) notariële en onderhandse akten, alsmede inzage in de registers van de Belastingdienst waarin de registratie is vermeld, leidt niet langer tot heffing van registratierecht. Dit houdt verband met de ontwikkelingen inzake het digitaal aanbieden van akten, waardoor de handmatige werkzaamheden verbonden aan de registratie van papieren akten en de portokosten wegens retourneren van deze akten grotendeels vervallen.


Uitvoeringsregeling Registratiewet 1970

De actuele tekst van de Uitvoeringsregeling Registratiewet 1970 kunt u raadplegen op het tabblad 'Wettekst'. De eerste versie van dit besluit dateert van 10 oktober 2013. De tekst van dit besluit op het tabblad 'Wettekst' wordt automatisch opgehaald van wetten.nl, zodat de tekst actueel is.


Inhoudsopgave