Kennisbank voor het notariaat
Wet- en regelgeving

Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990


Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990


Aanhef

Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990

De staatssecretaris van Financiën,

Gelet op de artikelen 5, 31, 35, vijfde lid, 43, 53, derde lid, en 62, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221), alsmede artikel 26 van de Invorderingswet 1990artikel 300 van de gemeentewet (Stb. 1931, 89), artikel 29 van de Bevoegdhedenwet waterschappen (Stb. 1978, 285), artikel 13, veertiende lid, onderdeel a, van de Meststoffenwet (Stb. 1986, 598), artikel 61s, derde lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne (Stb. 1988, 133) en artikel 23, vierde lid, onderdeel a, van het Uitvoeringsbesluit verontreiniging rijkswateren (Stb. 1985, 377),

Besluit:


Hoofdstuk I Algemene bepalingen


Artikel 1a

Op het bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie inzake een in deze regeling als voor bezwaar vatbaar aangeduide beschikking is hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘inspecteur’ wordt gelezen ‘ontvanger’.


Artikel 1b

  • 1

    Verzoeken tot uitstel van betaling, tot kwijtschelding of tot ontslag van betalingsverplichting ingevolge deze regeling worden afgewezen door de ontvanger indien de voor de beoordeling van het daartoe strekkende verzoek benodigde gegevens niet, onjuist of onvolledig dan wel niet op de door de ontvanger aangegeven wijze zijn verstrekt.

  • 2

    Een ingevolge de hoofdstukken 1B, 1C, 1D en 1F te nemen besluit tot afwijzing, verlening of herziening van uitstel van betaling of van kwijtschelding of een ingevolge die hoofdstukken of het derde lid te nemen besluit tot gehele of gedeeltelijke beëindiging van uitstel van betaling, geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 3

    Indien bij vermindering van een belastingaanslag het bedrag waarvoor op de voet van het eerste lid van de artikelen 1d, 1e, 2, 3, 3a, 4a, 5, 5a, 6a, 6b, 6c, 6d, 6da en 40g uitstel van betaling is verleend, wijziging ondergaat, beëindigt de ontvanger, met inachtneming van het bepaalde in de genoemde artikelen, het uitstel dienovereenkomstig.


Artikel 1c

De ontvanger maakt een ingevolge deze regeling ten aanzien van een belastingschuldige genomen beschikking aan deze bekend door uitreiking of toezending van een gedagtekende kennisgeving terzake.


Hoofdstuk Ibis Gerechtelijke bewaring van roerende zaken


Artikel 1cbis

Het bedrag, bedoeld in artikel 18, vijfde lid, van de wet, wordt gesteld op € 2.000.


Hoofdstuk IA Betalingsvordering en overheidsvordering


Afdeling 1 Algemene bepalingen


Artikel 1ca

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    betalingsvordering: vordering van de ontvanger als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de wet jegens een betaaldienstverlener op wie de belastingschuldige een vordering heeft of uit een reeds bestaande rechtsverhouding zal verkrijgen;

  • b.

    overheidsvordering: vordering als bedoeld in artikel 19, vierde lid, van de wet;

  • c.

    Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

  • d.

    betaaldienstverlener: betaaldienstverlener als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

  • e.

    betaalrekening: rekening bestemd voor het betalingsverkeer en ten aanzien waarvan opdrachten tot automatische afschrijving kunnen worden gedaan;

  • f.

    deelvordering: vordering als bedoeld in artikel 1ce, derde lid;

  • g.

    uitvoeringsdatum: datum, waarop de overheidsvordering wordt uitgevoerd door de betaaldienstverlener, waar de belastingschuldige een rekening houdt. Deze datum wordt bepaald door de ontvanger bij het doen van de overheidsvordering;

  • h.

    bestedingsruimte: saldo op een rekening vermeerderd met het maximale debetsaldo op die rekening dat is toegestaan op grond van een overeenkomst inzake krediet die tussen de betaaldienstverlener en de belastingschuldige is gesloten.


Afdeling 1a Betalingsvordering


Artikel 1cbis.1

  • 1

    De betaaldienstverlener op wie de belastingschuldige een vordering heeft uit hoofde van een tegoed op een betaal- of spaarrekening is gehouden aan een met inachtneming van de artikelen 1cbis.2 tot en met 1cbis.4 gedane betalingsvordering te voldoen door betaling van de belastingaanslagen uit dat tegoed, indien op het tijdstip van de bekendmaking van de beschikking, bedoeld in artikel 1cbis.3:

    • a.

      het tegoed direct opeisbaar is; of

    • b.

      de ontvanger het tegoed door opzegging opeisbaar kan maken.

  • 2

Artikel 1cbis.2


Artikel 1cbis.3

  • 1

    De beschikking, bedoeld in artikel 19, vijfde lid, van de wet, vermeldt welke van de bedragen, genoemd in artikel 1cbis.2, ten aanzien van de belastingschuldige van toepassing is en wordt verzonden aan de betaaldienstverlener waar de belastingschuldige volgens de administratie van de Belastingdienst een betaal- of spaarrekening aanhoudt.

  • 2

    Verzending van de beschikking geschiedt per post tenzij de betaaldienstverlener en de Belastingdienst zijn overeengekomen dat de beschikking uitsluitend elektronisch wordt verzonden. Bij elektronische verzending van de beschikking geldt het tijdstip van ontvangst van de gegevens die de betaaldienstverlener in staat stellen kennis te nemen van de inhoud van de beschikking als het tijdstip van bekendmaking van de beschikking. Bij verzending van de beschikking per post geldt het tijdstip van aanvang van de verwerking tot uitvoering van de beschikking door de betaaldienstverlener als het tijdstip van bekendmaking van de beschikking.

  • 3

    Binnen 8 dagen na de verzending van de beschikking aan de betaaldienstverlener informeert de ontvanger de belastingschuldige schriftelijk over het feit dat een betalingsvordering is gedaan en over het ten aanzien van hem van toepassing zijnde bedrag, bedoeld in artikel 1cbis.2.


Artikel 1cbis.4

  • 1

    Zodra 14 dagen zijn verstreken na de bekendmaking van de beschikking, bedoeld in artikel 1cbis.3, tweede lid, doet de betaaldienstverlener opgave aan de ontvanger door het afleggen van een verklaring in een door de ontvanger bij de beschikking verstrekt verklaringsformulier, dan wel in een formulier van gelijke strekking van de betaaldienstverlener. Artikel 476a, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.

  • 2

    Binnen 14 dagen na ontvangst van het ingevulde verklaringsformulier, bedoeld in het eerste lid, zendt de ontvanger aan de betaaldienstverlener een bericht over de hoogte van het te betalen bedrag en de in verband daarmee te gebruiken betalingsgegevens, een bericht over het opeisbaar maken, bedoeld in artikel 1cbis.1, eerste lid, onderdeel b, of een bericht over het intrekken van de beschikking. Een betaling door de betaaldienstverlener geschiedt binnen 14 dagen na de dagtekening van het bericht over het te betalen bedrag of, ingeval dat bedrag nog door opzegging opeisbaar moet worden gemaakt, binnen 14 dagen nadat dat bedrag feitelijk beschikbaar is om door de betaaldienstverlener te worden betaald. De verzending van een bericht aan de betaaldienstverlener door de ontvanger blijft achterwege als uit het ingevulde verklaringsformulier, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat de belastingschuldige geen vordering heeft op de betaaldienstverlener uit hoofde van een tegoed op een betaal- of spaarrekening of als het bedrag van die vordering niet meer beloopt dan het ten aanzien van de belastingschuldige van toepassing zijnde bedrag, bedoeld in artikel 1cbis.2, eerste lid, tenzij de betaaldienstverlener of de ontvanger verzending van een bericht wenselijk acht.

  • 3

    De verzending van het verklaringsformulier en de verzending van de berichten die hiermee samenhangen geschieden op dezelfde wijze als de wijze waarop de beschikking, bedoeld in artikel 1cbis.3, eerste lid, is verzonden.

  • 4

    De ontvanger informeert de belastingschuldige zo spoedig mogelijk schriftelijk over een wijziging van zijn belastingschuld als gevolg van een betaling door de betaaldienstverlener of over het intrekken van de beschikking.


Afdeling 2 Overeenkomst overheidsvordering


Artikel 1cb

Onze Minister sluit een overeenkomst inzake de overheidsvordering met de bank waar de rekening wordt gehouden waarop de bedragen ingevorderd op grond van artikel 19, vierde lid, van de wet worden overgemaakt. De overeenkomst bevat in ieder geval de bepalingen die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling.


Afdeling 3 Uitvoering overheidsvordering


Artikel 1cc

De overheidsvordering wordt gedaan op een betaalrekening die op naam of mede op naam staat van de belastingschuldige.


Artikel 1cd

De beschikking, bedoeld in artikel 19, vijfde lid, van de wet, wordt elektronisch bekend gemaakt aan de betaaldienstverlener, waar de belastingschuldige een betaalrekening houdt. De overheidsvordering wordt uitsluitend uitgevoerd volgens de Europese systematiek van automatische afschrijving.


Artikel 1ce

  • 1

    De overheidsvordering bedraagt ten hoogste € 500 en wordt gedaan bij een belastingaanslag met een openstaand bedrag van ten hoogste € 1.500, voor ten hoogste tweemaal in een kalendermaand per belastingaanslag.

  • 2

    De overheidsvordering wordt bij dezelfde belastingaanslag gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste drie kalendermaanden gedaan.

  • 3

    De overheidsvordering kan worden gesplitst in verschillende deelvorderingen. Deze deelvorderingen worden op hetzelfde tijdstip bekend gemaakt aan de bank, bedoeld in artikel 1cb.

  • 4

    De overheidsvordering of, indien deze is gesplitst, de deelvordering wordt uitgevoerd indien de bestedingsruimte op de betaalrekening op de uitvoeringsdatum toereikend is.


Artikel 1cf

  • 1

    De betaaldienstverlener, waar de belastingschuldige een betaalrekening houdt, is bevoegd tot terugboeking van het bedrag van de overheidsvordering of, indien deze is gesplitst, de deelvordering, indien blijkt dat de bestedingsruimte op de betaalrekening van de belastingschuldige op de uitvoeringsdatum ontoereikend is. Deze bevoegdheid vervalt na vijf werkdagen volgend op de uitvoeringsdatum.

  • 2

    Werkdagen, in de zin van het eerste lid, zijn alle kalenderdagen, met uitzondering van de zaterdag en zondag, de Nieuwjaarsdag, de Goede Vrijdag, de tweede Paasdag, 1 mei en de beide Kerstdagen.


Afdeling 4 Overheidsvordering en informatievoorziening aan belastingschuldige


Artikel 1cg

De betaaldienstverlener, waar de belastingschuldige een betaalrekening houdt, vermeldt op het papieren of elektronische afschrift van de af- of terugboeking op de betaalrekening van de belastingschuldige, de door de ontvanger bij het doen van de overheidsvordering geleverde gegevens.


Artikel 1ch

De ontvanger informeert de belastingschuldige schriftelijk over de op zijn betaalrekening uitgevoerde overheidsvordering of, indien deze is gesplitst, deelvordering binnen zeven dagen nadat de termijn, genoemd in artikel 1cf, eerste lid, tweede volzin, is verstreken.


Hoofdstuk IAa Mededelingsplicht bodemzaken


Artikel 1ci

De mededeling, bedoeld in artikel 22bis, tweede en derde lid, van de wet, geschiedt door het invullen van het daartoe langs elektronische weg ter beschikking gestelde modelformulier en het per post aan de ontvanger toezenden van het ingevulde modelformulier.


Artikel 1cj

De drempel, bedoeld in artikel 22bis, negentiende lid, van de wet, bedraagt € 10 000.


Hoofdstuk IB Uitstel van betaling, gespreide betaling en kwijtschelding van inkomstenbelasting


Afdeling 1 Uitstel van betaling van inkomstenbelasting ter zake van stakingswinst die bestemd is voor herinvestering in een andere onderneming


Artikel 1d

  • 1

    De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel van betaling voor belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting, bedoeld in artikel 25, vierde lid, eerste volzin, van de wet, mits wordt ingestemd met door de ontvanger nader te stellen voorwaarden.

  • 2

    Het uitstel eindigt uiterlijk op de dag waarop sedert de vervaldag van de voor de belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn 12 maanden zijn verstreken, dan wel, ingeval de uitsteltermijn is verlengd, die verlengde termijn is verstreken.

  • 3

    Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25, vierde lid, tweede volzin, van de wet stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.


Afdeling 2 Uitstel van betaling en kwijtschelding van inkomstenbelasting inzake pensioen- en lijfrenteaanspraken


Artikel 1e

  • 1

    De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel van betaling voor belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting, bedoeld in artikel 25, vijfde lid, eerste volzin, van de wet, mits voldoende zekerheid is gesteld en wordt ingestemd met de door de ontvanger nader te stellen voorwaarden.

  • 2

    Voor het verlenen van uitstel van betaling als bedoeld in het eerste lid is geen schriftelijk verzoek nodig en blijft zekerheidstelling achterwege voorzover de verschuldigde belasting betrekking heeft op:

  • 3

    Het uitstel eindigt uiterlijk op de eerste dag van het tiende jaar na afloop van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft.

  • 4

    Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, vierde volzin, van de wet stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.

  • 5

    De ontvanger beëindigt het uitstel voorzover zich met betrekking tot aanspraken uit een overeenkomst van levensverzekering of een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001 waarop de verschuldigde belasting, bedoeld in artikel 25, vijfde lid, eerste volzin, van de wet betrekking heeft, een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, vierde volzin, van de wet.


Artikel 1f

  • 1

    Indien de ontvanger het op de voet van artikel 1e verleende uitstel van betaling beëindigt omdat zich een in artikel 26, derde lid, van de wet bedoelde omstandigheid voordoet, verleent hij op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige kwijtschelding van inkomstenbelasting tot een omvang als in genoemd derde lid bedoeld.

  • 2

    In de gevallen waarin op de voet van artikel 1e, derde lid, het uitstel van betaling is geëindigd, verleent de ontvanger de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek kwijtschelding van belasting tot een bedrag gelijk aan het dan nog openstaande bedrag.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid is voor kwijtschelding als bedoeld in artikel 26, derde lid, eerste volzin, onderdeel a, van de wet geen schriftelijk verzoek nodig indien de belastingschuldige op het moment dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, vierde volzin, van de wet, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in Noorwegen, IJsland of Liechtenstein woont.


Afdeling 3 Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake kapitaalverzekering eigen woning


Artikel 1g

[Vervallen]


Artikel 1h

[Vervallen]


Afdeling 4 Uitstel van betaling, gespreide betaling en kwijtschelding van inkomstenbelasting inzake winst uit aanmerkelijk belang


Artikel 2

  • 1

    De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel van betaling van de door hem verschuldigde inkomstenbelasting in gevallen als bedoeld in artikel 25, achtste lid, eerste volzin, van de wet, mits voldoende zekerheid is gesteld. Het schriftelijk verzoek en de zekerheidstelling blijven achterwege:

  • 2

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt voor belastingaanslagen opgelegd met toepassing van artikel 2.8, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 uitstel van betaling verleend op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige en de verkrijger gezamenlijk.

  • 3

    De ontvanger kan voorwaarden stellen aan het verlenen van uitstel van betaling of aan het voortzetten daarvan in situaties als bedoeld in het zevende tot en met tiende lid, waaronder begrepen voorwaarden die betrekking hebben op het door de belastingschuldige:

    • a.

      gedurende de looptijd van het uitstel jaarlijks aan de hand van schriftelijke bescheiden aannemelijk maken dat hij recht heeft op gehele of gedeeltelijke voortzetting van het uitstel;

    • b.

      jaarlijks aan de ontvanger verstrekken van informatie over zijn actuele adres en werkelijke verblijfplaats.

  • 4

    Op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige stemt de ontvanger in met aanpassing van de gestelde zekerheid voor zover het bedrag van de verschuldigde inkomstenbelasting waarvoor uitstel van betaling is verleend, is verminderd. Indien de belastingschuldige zijn woonplaats verplaatst van een staat buiten de Europese Unie naar een lidstaat van de Europese Unie, stemt de ontvanger in met intrekking van de gestelde zekerheid.

  • 5

    Het uitstel wordt verleend voor onbepaalde tijd.

  • 6

    De ontvanger beëindigt het uitstel:

  • 7

    Op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige kan in geval van een vervreemding in het kader van een aandelenfusie als bedoeld in artikel 3.55 van de Wet inkomstenbelasting 2001, een splitsing als bedoeld in artikel 3.56 van die wet of een fusie als bedoeld in artikel 3.57 van die wet, het uitstel worden voortgezet, in welk geval de aandelen in of de winstbewijzen van de verkrijgende vennootschap voortaan worden geacht aan het verleende uitstel ten grondslag te liggen.

  • 8

    Op schriftelijk verzoek van de belanghebbende kan in geval van een vervreemding in de zin van artikel 4.16, eerste lid, onderdelen e of f, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of wegens een verdeling van een nalatenschap of een huwelijksgemeenschap binnen twee jaren na het overlijden van de erflater onderscheidenlijk na de ontbinding van de huwelijksgemeenschap het uitstel worden voortgezet. Ingeval de belastingaanslag inkomstenbelasting betreft ter zake van geconserveerd inkomen door de toepassing van artikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, van de Wet inkomstenbelasting 2001 kan het uitstel van betaling echter niet worden voortgezet voor zover het uitstel kan worden toegerekend aan het vervreemdingsvoordeel dat ingevolge artikel 4.17a van de Wet inkomstenbelasting 2001 in aanmerking zou zijn genomen wanneer zowel de belastingschuldige als de verkrijger in Nederland zouden hebben gewoond ten tijde van de overgang.

  • 9

    Op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige kan in geval van een vervreemding in de zin van artikel 4.16, eerste lid, onderdeel g, van de Wet inkomstenbelasting 2001 het uitstel worden voortgezet voor het gedeelte dat betrekking heeft op de nog tot het vermogen van de belastingschuldige behorende aandelen of winstbewijzen.

  • 10

    Ingeval aandelen of winstbewijzen die aan het uitstel ten grondslag liggen worden geschonken kan op gezamenlijk schriftelijk verzoek van de belastingschuldige en de verkrijger van die aandelen of winstbewijzen, het uitstel van betaling worden voortgezet voor het gedeelte dat betrekking heeft op die aandelen of winstbewijzen, mits de verkrijger reeds gedurende de 36 maanden die onmiddellijk voorafgaan aan het tijdstip van de schenking in dienstbetrekking is van de vennootschap waarop de aandelen of winstbewijzen direct of indirect betrekking hebben. Ingeval de belastingaanslag inkomstenbelasting betreft ter zake van geconserveerd inkomen door de toepassing van artikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, van de Wet inkomstenbelasting 2001 kan het uitstel van betaling echter niet worden voortgezet voor zover het uitstel kan worden toegerekend aan het vervreemdingsvoordeel dat ingevolge artikel 4.17c van de Wet inkomstenbelasting 2001 in aanmerking zou zijn genomen wanneer zowel de belastingschuldige als de verkrijger in Nederland zou hebben gewoond ten tijde van de schenking.

  • 11

    Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25, achtste lid, onderdelen a, b of c, van de wet stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.

  • 12

    Indien de belastingschuldige niet voldoet aan de voorwaarden die de ontvanger aan het verlenen of voortzetten van het uitstel van betaling heeft gesteld, of aan de overige verplichtingen van dit artikel, kan de ontvanger het uitstel van betaling intrekken.

  • 13

    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een lidstaat van de Europese Unie mede verstaan: Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.

  • 14

    Voor de toepassing van dit artikel worden onder aandelen of winstbewijzen die aan het uitstel ten grondslag liggen mede verstaan: aandelen of winstbewijzen waarop rechten zijn overgegaan die besloten lagen in de aandelen of winstbewijzen die aan het uitstel ten grondslag liggen.


Artikel 3

  • 1

    De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel van betaling van de door hem verschuldigde inkomstenbelasting in gevallen als bedoeld in artikel 25, negende lid, van de wet en tot een omvang als bij dat artikel alsmede krachtens dat artikel in de navolgende leden is bepaald, mits wordt ingestemd met door de ontvanger nader te stellen voorwaarden.

  • 2

    Het uitstel wordt verleend voor het bedrag aan belasting dat kan worden toegerekend aan het voordeel wegens de vervreemding, bedoeld in artikel 25, negende lid, van de wet, mits dat bedrag € 3.350 te boven gaat.

  • 3

    Het uitstel houdt in dat de verschuldigde belasting kan worden voldaan in tien gelijke jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet vervalt en elk van de volgende termijnen telkens een jaar later.

  • 4

    De ontvanger vermindert het bedrag waarvoor uitstel van betaling is verleend:

    • a.

      ingeval in een kalenderjaar aflossingen op de schuldig gebleven tegenprestatie plaatsvinden welke gezamenlijk uitgaan boven het dubbele van de belasting die in dat jaar op de voet van het derde lid moet worden voldaan: voor de helft van hetgeen er boven uitgaat;

    • b.

      ingeval aandelen of winstbewijzen welke aan het uitstel ten grondslag liggen worden vervreemd in de zin van artikel 25, tiende lid, van de wet: voor zover het uitstel aan deze aandelen of winstbewijzen kan worden toegerekend;

    • c.

      ingeval in een kalenderjaar uit de aandelen of winstbewijzen welke aan het uitstel ten grondslag liggen reguliere voordelen - als bedoeld in de Wet inkomstenbelasting 2001 - worden genoten welke uitgaan boven het dubbele van de belasting die in dat jaar op de voet van het derde lid moet worden voldaan: voor de helft van hetgeen er boven uitgaat.

  • 5

    Voor zover een vervreemdingsvoordeel of een regulier voordeel binnen zes maanden wordt aangewend voor een aflossing op de schuldig gebleven tegenprestatie, wordt alleen de aflossing in aanmerking genomen voor de toepassing van het vierde lid.

  • 6

    Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in het vierde lid stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.

  • 7

    Voor de toepassing van artikel 25, negende lid, van de wet worden van de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte aangewezen: IJsland, Noorwegen en Liechtenstein.


Artikel 3a

  • 1

    De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel van betaling van de door hem verschuldigde inkomstenbelasting in gevallen als bedoeld in artikel 25, elfde lid, van de wet en tot een omvang als bij dat artikel alsmede krachtens dat artikel in de navolgende leden is bepaald.

  • 2

    Het uitstel wordt verleend voor het bedrag aan inkomstenbelasting, bedoeld in artikel 25, elfde lid, eerste volzin, mits dat bedrag € 3.350 te boven gaat.

  • 3

    Het uitstel houdt in dat de verschuldigde belasting kan worden voldaan in tien gelijke jaarlijkse termijnen waarvan de eerste termijn zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet vervalt en elk van de volgende termijnen telkens een jaar later.

  • 4

    De ontvanger vermindert het bedrag waarvoor uitstel van betaling is verleend:

    • a.

      ingeval aandelen of winstbewijzen welke aan het uitstel ten grondslag liggen worden vervreemd in de zin van artikel 25, tiende lid, van de wet: voor zover het uitstel aan deze aandelen of winstbewijzen kan worden toegerekend;

    • b.

      ingeval in een kalenderjaar uit de aandelen of winstbewijzen welke aan het uitstel ten grondslag liggen reguliere voordelen als bedoeld in de Wet inkomstenbelasting 2001 worden genoten welke uitgaan boven het dubbele van de belasting die in dat jaar op de voet van het derde lid moet worden voldaan: voor de helft van hetgeen er boven uitgaat.

  • 5

    Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in het vierde lid stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.


Artikel 4

  • 1

    De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek kwijtschelding van de door hem verschuldigde inkomstenbelasting in de gevallen als bedoeld in artikel 26, tweede, vierde of vijfde lid, van de wet en tot een omvang als in die leden bedoeld, met dien verstande dat het bedrag van de kwijtschelding in totaal niet meer kan bedragen dan het bedrag van de belasting waarvoor ter zake van het aandeel of winstbewijs uitstel van betaling is verleend.

  • 2

    In afwijking van het eerste lid is voor kwijtschelding als bedoeld in artikel 26, vijfde lid, eerste volzin, onderdeel c, van de wet geen schriftelijk verzoek nodig indien de belastingschuldige op het moment dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25, achtste lid, onderdeel a, van de wet, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in Noorwegen, IJsland of Liechtenstein woont.


Afdeling 5 Gespreide betaling van inkomstenbelasting wegens beëindiging van een terbeschikkingstelling van een zaak


Artikel 4a

  • 1

    De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel van betaling voor belastingaanslagen voor zover daarin is begrepen inkomstenbelasting als bedoeld in artikel 25, veertiende lid, eerste volzin, van de wet, mits wordt ingestemd met door de ontvanger nader te stellen voorwaarden.

  • 2

    Het uitstel eindigt uiterlijk op de dag waarop sedert de vervaldag van de voor de belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn tien jaar zijn verstreken.

  • 3

    In geval van een vervreemding waarbij de koper de overdrachtsprijs schuldig is gebleven als bedoeld in artikel 25, veertiende lid, eerste volzin, onderdeel b, van de wet en er een aflossing plaatsvindt, vermindert de ontvanger het bedrag waarvoor uitstel van betaling is verleend met de helft van die aflossing.

  • 4

    Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25, veertiende lid, tweede volzin, van de wet stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.


Afdeling 6 Gespreide betaling van inkomstenbelasting inzake staking en overbrenging van de ondernemingswoning naar het privé vermogen


Artikel 5

  • 1

    De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel van betaling voor belastingaanslagen voorzover daarin is begrepen inkomstenbelasting als bedoeld in artikel 25, zestiende lid, eerste volzin, van de wet, mits wordt ingestemd met door de ontvanger nader te stellen voorwaarden.

  • 2

    Het uitstel eindigt uiterlijk op de dag waarop sedert de vervaldag van de voor de belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn tien jaar zijn verstreken.

  • 3

    Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25, zestiende lid, tweede volzin, van de wet stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.


Afdeling 7 Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake winst bij staking door overlijden


Artikel 5a

  • 1

    De ontvanger verleent de erfgenamen van de belastingschuldige op hun schriftelijk verzoek uitstel van betaling voor belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting, bedoeld in artikel 25, zeventiende lid, van de wet, mits wordt ingestemd met door de ontvanger nader te stellen voorwaarden.

  • 2

    Het uitstel eindigt uiterlijk op de dag waarop sedert de vervaldag van de voor de belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn tien jaar zijn verstreken.


Afdeling 8 Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake winst behaald door overdracht onderneming aan een natuurlijke persoon die overdrachtsprijs schuldig is gebleven


Artikel 5b

  • 1

    De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel van betaling voor belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting in de gevallen bedoeld in artikel 25, achttiende lid, van de wet, mits wordt ingestemd met door de ontvanger nader te stellen voorwaarden en een afschrift is overgelegd van de overeenkomst waarbij de onderneming of een gedeelte van de onderneming is overgedragen aan de natuurlijk persoon die de overdrachtsprijs geheel of gedeeltelijk schuldig is gebleven. Uit deze overeenkomst moet blijken welk deel van de overdrachtsprijs schuldig is gebleven, wat de duur van de overeengekomen aflossingsperiode is en in welke termijnen de overdrachtsprijs wordt voldaan.

  • 2

    Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25, negentiende lid, tweede volzin, onderdelen a of b, of derde volzin, van de wet stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.

  • 3

    Ingeval de overdrachtsprijs geheel of gedeeltelijk versneld wordt afgelost, stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan onverwijld schriftelijk in kennis alsmede van het nog niet ontvangen deel van de overdrachtsprijs.


Hoofdstuk IC Uitstel van betaling van schenk- of erfbelasting


Afdeling 1 Uitstel van betaling van schenk- of erfbelasting bij bedrijfsopvolging


Artikel 6

[Vervallen]


Artikel 6a


Artikel 6b


Afdeling 2 Uitstel van betaling van erfbelasting ter zake van de verkrijging van de blote eigendom van een woning, bedoeld in artikel 35 g van de Succesiewet 1956


Artikel 6c


Hoofdstuk ID Uitstel van betaling van exitheffingen


Artikel 6d

  • 1

    De ontvanger verleent de belastingschuldige die een schriftelijk verzoek doet als bedoeld in artikel 25a, vierde lid, van de wet uitstel van betaling voor belastingaanslagen voor zover daarin is begrepen inkomstenbelasting als bedoeld in artikel 25a, eerste lid, van de wet. Het uitstel wordt verleend onder de voorwaarde dat bij het verzoek om uitstel van betaling aan de hand van schriftelijke bescheiden het bedrag aannemelijk wordt gemaakt van de voordelen, bedoeld in artikel 25a, eerste lid, van de wet.

  • 2

    Gedurende de looptijd van het uitstel dient de belastingschuldige jaarlijks aan de hand van schriftelijke bescheiden aannemelijk te maken dat de voordelen, bedoeld in artikel 25a, eerste lid, van de wet, in dat jaar niet in aanmerking zouden zijn genomen indien hij belastingplichtig in Nederland zou zijn gebleven.

  • 3

    Het tweede lid is niet van toepassing indien de belastingschuldige een verzoek doet als bedoeld in artikel 25a, derde lid, van de wet.

  • 4

    Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25a, tweede lid, van de wet, stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.


Artikel 6da

  • 1

    De ontvanger verleent de belastingschuldige die een schriftelijk verzoek doet als bedoeld in artikel 25b, eerste lid, van de wet een gespreide betalingsregeling voor belastingaanslagen voor zover daarin is begrepen vennootschapsbelasting als bedoeld in artikel 25b, eerste lid, van de wet. De betalingsregeling wordt verleend onder de voorwaarde dat bij het verzoek om de betalingsregeling aan de hand van schriftelijke bescheiden het bedrag aannemelijk wordt gemaakt van de voordelen, bedoeld in artikel 25b, eerste lid, van de wet.

  • 2

    Gedurende de looptijd van de betalingsregeling dient de belastingschuldige jaarlijks aan de hand van schriftelijke bescheiden aannemelijk te maken dat de voordelen, bedoeld in artikel 25b, eerste lid, van de wet, in dat jaar niet in aanmerking zouden zijn genomen indien hij belastingplichtig in Nederland zou zijn gebleven.

  • 3

    Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25b, vierde lid, van de wet, stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.


[Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden]


Hoofdstuk IF Uitstel van betaling bij schrijnende gevallen


Artikel 6g

  • 1

    De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel van betaling voor belastingaanslagen betreffende de erfbelasting in gevallen als bedoeld in artikel 25, eenentwintigste lid, van de wet, mits voldoende zekerheid is gesteld en wordt ingestemd met de door de ontvanger nader te stellen voorwaarden.

  • 2

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing bij een schriftelijk verzoek van een erfgenaam ter zake van belastingaanslagen, anders dan de belastingaanslag, bedoeld in het eerste lid, die behoren tot de nalatenschap van een natuurlijk persoon.

  • 3

    De belastingschuldige of de erfgenaam verstrekt bij zijn verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderscheidenlijk het tweede lid, de benodigde gegevens, waaruit blijkt dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 25, eenentwintigste lid, van de wet. De ontvanger kan zo nodig om aanvullende gegevens vragen.

  • 4

    De ontvanger kan afzien van de in het eerste lid gestelde zekerheidseis als dit voor de belastingschuldige of de erfgenaam leidt tot onevenredige gevolgen die niet in verhouding staan tot het doel van het stellen van zekerheid.


Hoofdstuk II Kwijtschelding in andere gevallen en ontslag van betalingsverplichting


Afdeling 1 Algemeen


Artikel 7

  • 1

    De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek bij voor administratief beroep vatbare beschikking kwijtschelding van de door hem verschuldigde rijksbelastingen in andere gevallen dan die, bedoeld in de hoofdstukken IB en IC, op de voet van deze afdeling en de afdelingen 2 tot en met 5 van dit hoofdstuk.

  • 2

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden de belastingrente, de revisierente en de bestuurlijke boeten die de belastingschuldige heeft belopen in verband met de in dit hoofdstuk bedoelde belastingen, gelijkgesteld met de belastingen waarmee zij samenhangen.


Artikel 8

  • 1

    Geen kwijtschelding wordt verleend:

    • a.

      voor zover het feit dat een belastingaanslag niet kan worden voldaan aan de belastingschuldige is toe te rekenen;

    • b.

      indien de belastingschuldige heeft nagelaten de vereiste aangifte in te dienen;

    • c.

      indien de belastingschuldige in surseance van betaling of in staat van faillissement verkeert, tenzij sprake is van een akkoord als bedoeld in de artikelen 138, en 252 van de Faillissementswet;

    • d.

      indien ten aanzien van de belastingschuldige de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, tenzij sprake is van een akkoord als bedoeld in artikel 329 van de Faillissementswet, dan wel van een belastingaanslag voor zover die materieel verschuldigd is geworden op een tijdstip of over een tijdvak dat is gelegen na de uitspraak waarbij de schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard en niet kan worden aangemerkt als boedelschuld;

    • e.

      indien de belastingschuldige een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefent en ook na totstandkoming van een akkoord, bedoeld in artikel 21, geen reële vooruitzichten zouden bestaan voor de voortzetting van het bedrijf of beroep;

    • f.

      voor een voorlopige aanslag die nog niet is gevolgd door de aanslag;

    • g.

      indien niet aan eventueel door de ontvanger gestelde voorwaarden is voldaan.

  • 2

    Geen kwijtschelding wordt verleend voor belastingaanslagen motorrijtuigenbelasting, voor belastingaanslagen belasting van personenauto’s en motorrijwielen, voor belastingaanslagen belasting zware motorrijtuigen, voor belastingaanslagen welke zijn opgelegd wegens verschuldigde rente ingevolge de Ruilverkavelingswet 1954, de Reconstructiewet Midden-Delfland of de Herinrichtingswet Oost-Groningen en Gronings-Drentse Veenkoloniën, alsmede voor belastingaanslagen welke zijn opgelegd wegens verschuldigde kosten ingevolge de Wet inrichting landelijk gebied of de Reconstructiewet concentratiegebieden.


Artikel 9

  • 1

    Gedurende de behandeling van het verzoek om kwijtschelding worden voor de belastingaanslag ten aanzien waarvan kwijtschelding is verzocht geen conservatoire maatregelen genomen of voortgezet. Eveneens wordt gedurende die tijd voor die belastingaanslag de dwanginvordering niet aangevangen of voortgezet.

  • 2

    Indien de ontvanger aannemelijk maakt dat gegronde vrees bestaat dat toepassing van het eerste lid ertoe zal leiden dat goederen, waarop de belastingschuld waarvan kwijtschelding is verzocht kan worden verhaald, zullen worden verduisterd, kan hij ondanks het verzoek om kwijtschelding conservatoire en zo nodig executoriale maatregelen nemen. Voor zover deze maatregelen een onherroepelijk karakter dragen is toestemming nodig van de directeur.


Afdeling 2 Kwijtschelding van rijksbelastingen in de privé-sfeer


Artikel 10

Deze afdeling heeft betrekking op kwijtschelding van inkomstenbelasting verschuldigd door natuurlijke personen die geen bedrijf of niet zelfstandig een beroep uitoefenen, van loonbelasting verschuldigd door werknemers alsmede van erfbelasting, schenkbelasting, recht van overgang en belastingen van rechtsverkeer verschuldigd door natuurlijke personen.


Artikel 11

Kwijtschelding wordt verleend voor:

  • a.

    het gehele op de belastingaanslag openstaande bedrag indien geen vermogen en geen betalingscapaciteit aanwezig is;

  • b.

    het openstaande bedrag van de belastingaanslag dat resteert nadat:

    • 1°.

      het aanwezige vermogen is aangewend ter voldoening van de belastingaanslag;

    • 2°.

      ten minste 80 percent van de betalingscapaciteit is aangewend;

      een en ander onverminderd het bepaalde in artikel 8 en artikel 18.


Artikel 12

  • 1

    Onder vermogen als bedoeld in artikel 11 wordt verstaan de waarde in het economische verkeer van de bezittingen van de belastingschuldige en van zijn echtgenoot, bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet, verminderd met de schulden van de belastingschuldige en deze persoon die hoger bevoorrecht zijn dan de rijksbelastingen.

  • 2

    Onder bezittingen wordt niet begrepen:

    • a.

      de inboedel voor zover deze niet bovenmatig is;

    • b.

      rechten op kapitaalsuitkeringen of prestaties uit levensverzekering, uitsluitend bestaande uit een kapitaaluitkering bij overlijden van de belastingschuldige of zijn echtgenoot, mits deze kapitaaluitkering is bestemd voor de verzorging van de uitvaart van de belastingschuldige of zijn echtgenoot, dan wel op prestaties in natura ter zake van de verzorging van een uitvaart van de belastingschuldige of zijn echtgenoot;

    • c.

      een auto die op het moment van het verzoek een waarde heeft van € 3.350 of minder; een auto met een waarde van meer dan € 3.350 wordt niet als vermogen beschouwd indien jegens de ontvanger aannemelijk kan worden gemaakt dat die auto absoluut onmisbaar is voor de uitoefening van een beroep dan wel absoluut onmisbaar is in verband met invaliditeit;

    • d.

      het totale bedrag aan financiële middelen, andere dan de onder f bedoelde, voor zover dat bedrag de ingevolge artikel 16 in aanmerking te nemen kosten van bestaan vermeerderd met een bedrag ter grootte van het per maand gemiddelde bedrag van de uitgaven bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdelen b, c en g, niet te boven gaat, met dien verstande dat geen rekening wordt gehouden met de in die onderdelen bedoelde vermindering met ontvangen huurtoeslag of woonkostentoeslag, zorgtoeslag, onderscheidenlijk kindgebonden budget;

    • e.

      het bedrag op een bankrekening dat in het kader van de Wet studiefinanciering 2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten is verkregen in de vorm van leningen;

    • f.

      een bedrag van € 3.350 aan financiële middelen per persoon voor personen die op 31 december 1999 de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt;

    • g.

      de ingevolge een levensloopregeling opgebouwde voorziening;

    • h.

      een oudedagsvoorziening in de vorm van een levens- of spaarverzekering of lijfrente voor zover deze niet bovenmatig is.

  • 3

    Onder waarde, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, wordt verstaan de prijs die de autohandel bereid is te betalen bij inkoop zonder gelijktijdige verkoop van een andere auto.

  • 4

    Indien de uitgaven, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdelen b en c, verschuldigd zijn over een termijn van langer dan een maand wordt in plaats van het per maand gemiddelde bedrag in aanmerking genomen het deel van het termijnbedrag voor zover dat, gelet op de vervaldatum van de termijnbetaling, op het moment van het verzoek om kwijtschelding redelijkerwijs kan worden aangemerkt als reservering voor die termijnbetaling.


Artikel 13

  • 1

    Onder betalingscapaciteit, bedoeld in artikel 11, wordt verstaan het positieve verschil in de periode van 12 maanden vanaf de datum waarop het verzoek om kwijtschelding is ingediend van het gemiddeld per maand te verwachten netto-besteedbare inkomen van de belastingschuldige in die periode en de gemiddeld per maand te verwachten kosten van bestaan in die periode.

  • 2

    Het netto-besteedbare inkomen van de belastingschuldige, bedoeld in het eerste lid, wordt vermeerderd met het gemiddeld per maand te verwachten netto-besteedbare inkomen in de periode van twaalf maanden vanaf de datum waarop het verzoek om kwijtschelding is ingediend van zijn echtgenoot, bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet.


Artikel 14


Artikel 15


Artikel 16


Artikel 17

[Vervallen]


Artikel 18

Geen kwijtschelding wordt verleend ten belope van het bedrag van de te betalen belasting waarop het verzoek betrekking heeft waarvan aannemelijk is dat dit bedrag kan worden voldaan omdat:

  • a.

    binnen twee jaren na het verzoek als gevolg van sterk wisselende inkomens een hoger inkomen is te verwachten; of

  • b.

    binnen een jaar na het verzoek een verbetering in de financiële omstandigheden is te verwachten; of

  • c.

    binnen een jaar na het verzoek een belastingteruggaaf, anders dan de voorlopige teruggaaf, bedoeld in artikel 14, tweede lid, kan worden verwacht.


Artikel 19

Het vermogen en de betalingscapaciteit van zijn echtgenoot, bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet, wordt buiten beschouwing gelaten voor zover een door de belastingschuldige gedaan verzoek om kwijtschelding betrekking heeft op belastingschulden die zijn ontstaan voor de aanvang van de gezamenlijke huishouding.


Artikel 19a

  • 1

    Indien ten aanzien van de belastingschuldige de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard en deze overeenkomstig artikel 329 van de Faillissementswet een akkoord aanbiedt, verleent de ontvanger, de artikelen 8, eerste lid, onderdelen a, b, e, f en g, en tweede lid, en 10 tot en met 19 buiten toepassing latend, zijn medewerking aan de totstandkoming van dat akkoord, mits:

    • 1°.

      het te ontvangen deel van de belastingschuld of belastingschulden ten minste het dubbele percentage bedraagt van hetgeen aan concurrente schuldeisers op hun vorderingen zal worden uitgekeerd en van ten minste dezelfde omvang is als kan worden verkregen indien de schuldsaneringsregeling zou worden voortgezet;

    • 2°.

      reële vooruitzichten aanwezig zijn dat de belastingschuldige in staat is de fiscale verplichtingen die opkomen na het tijdstip waarop de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen ten aanzien van hem van toepassing is verklaard, tijdig en volledig na te komen;

    • 3°.

      de ontvanger noch in uitkeringspercentage noch in tempo van betaling wordt achtergesteld bij gelijkbevoorrechte schuldeisers, een en ander onder de voorwaarde dat het vonnis van homologatie van het akkoord in kracht van gewijsde zal gaan.

  • 2

    Het eerste lid is, uitgezonderd hetgeen daarin met betrekking tot homologatie is vermeld, van overeenkomstige toepassing op een buitengerechtelijk akkoord dat wordt aangeboden in gevallen waarin, naar redelijkerwijs mag worden aangenomen, de belastingschuldige, afgezien van de daarvoor te vervullen formaliteiten, in aanmerking zou komen voor de toepassing van een schuldregeling als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet.


Afdeling 3 Kwijtschelding van rijksbelastingen in de zakelijke sfeer


Artikel 20

Deze afdeling heeft betrekking op kwijtschelding van inkomstenbelasting verschuldigd door natuurlijke personen die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefenen, van vennootschapsbelasting, van loonbelasting verschuldigd door werkgevers, van omzetbelasting, dividendbelasting, kansspelbelasting, accijnzen, verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van pruimtabak en snuiftabak, van de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen en van erfbelasting, schenkbelasting, recht van overgang en belastingen van rechtsverkeer verschuldigd door rechtspersonen.


Artikel 21

Kwijtschelding wordt uitsluitend verleend indien dit geschiedt in het kader van een akkoord met alle schuldeisers en er geen redelijke mogelijkheid aanwezig is om een derde aansprakelijk te stellen.


Artikel 22

Medewerking van de ontvanger aan een akkoord geschiedt slechts indien:

  • a.

    het te ontvangen deel van de belastingschuld:

    • 1°.

      ten minste het dubbele percentage bedraagt van hetgeen aan concurrente schuldeisers op hun vorderingen zal worden uitgekeerd;

    • 2°.

      een substantiële omvang heeft, zowel absoluut als in relatie tot de totale belastingschuld;

    • 3°.

      van ten minste dezelfde omvang is als kan worden verkregen door middel van executiemaatregelen;

  • b.

    de ontvanger noch in uitkeringspercentage noch in tempo van betaling wordt achtergesteld bij gelijkbevoorrechte schuldeisers;

  • c.

    fiscale verplichtingen die opkomen tijdens de behandeling van het verzoek om kwijtschelding tijdig en volledig worden nagekomen;

  • d.

    bij voortzetting van het bedrijf of zelfstandig beroep van de belastingschuldige na de totstandkoming van het akkoord reële vooruitzichten aanwezig zijn voor de voortzetting van de onderneming.


Artikel 22a

Artikel 19a is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat in plaats van ,,de artikelen 10 tot en met 19” wordt gelezen: de artikelen 20 tot en met 22.


Afdeling 4 Kwijtschelding na staking bedrijf of zelfstandige beroepsuitoefening


Artikel 23

Indien een natuurlijk persoon zijn bedrijf of zelfstandige beroepsuitoefening heeft gestaakt en aannemelijk is dat die belastingschuldige in de toekomst geen bedrijf of niet zelfstandig een beroep meer zal uitoefenen, wordt kwijtschelding van de belastingen, bedoeld in artikel 20, verleend overeenkomstig het bepaalde in afdeling 2.


Afdeling 5 Beroep


Artikel 24

Indien de belastingschuldige zich niet kan verenigen met de beschikking, bedoeld in artikel 7, eerste lid, kan hij binnen tien dagen na dagtekening van de kennisgeving waarmee de beschikking is bekendgemaakt, een beroepschrift richten tot de directeur onder vermelding van de gronden van het beroep. Het beroepschrift wordt ingediend bij de ontvanger.


Artikel 25

  • 1

    De directeur beslist op het beroep bij uitspraak.

  • 2

    Indien de directeur geheel of gedeeltelijk aan het beroep van de belastingschuldige tegemoetkomt, stelt hij bij die uitspraak het bedrag van de kwijtschelding vast.

  • 3

    De directeur maakt de uitspraak aan de belastingschuldige bekend door uitreiking of toezending van een gedagtekende kennisgeving terzake.


Afdeling 6 Ontslag betalingsverplichting


Artikel 26

  • 1

    De ontvanger verleent op schriftelijk verzoek van de aansprakelijk gestelde ontslag van de verplichting tot betaling van rijksbelastingen op de voet van deze afdeling.

  • 2

    Ontslag van de verplichting tot betaling van een belastingaanslag doet niet de belastingschuld zelve teniet gaan. Het ontslag werkt uitsluitend ten aanzien van de aansprakelijk gestelde aan wie dat ontslag is verleend.

  • 3

    De bepalingen van de afdelingen 1 tot en met 5 van dit hoofdstuk zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat een verzoek om ontslag van betalingsverplichting van een natuurlijk persoon die geen bedrijf of niet zelfstandig een beroep uitoefent wordt beoordeeld met overeenkomstige toepassing van afdeling 2 ongeacht de belasting waarop het verzoek betrekking heeft.


Afdeling 7 Kwijtschelding van enige andere belastingen en heffingen


Artikel 27

Deze afdeling heeft betrekking op:

alsmede op de daarmee samenhangende bestuurlijke boeten.


Artikel 28

  • 1

    Met betrekking tot een verzoek om kwijtschelding van de in artikel 27 genoemde belastingen en heffingen verschuldigd door:

    • a.

      een natuurlijk persoon die geen bedrijf of niet zelfstandig een beroep uitoefent, zijn de afdelingen 1, 2 en 5 van overeenkomstige toepassing;

    • b.

      een natuurlijk persoon die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefent, zijn de afdelingen 1, 3, 4 en 5 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien door de provinciale staten, de gemeenteraad of het algemeen bestuur van het waterschap daartoe is besloten, met betrekking tot een verzoek om kwijtschelding van de in artikel 27, onderdeel a, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel c, bedoelde belastingen en heffingen die geen verband houden met de uitoefening van dat bedrijf of beroep, de afdelingen 1, 2 en 5 van overeenkomstige toepassing zijn;

    • c.

      een rechtspersoon zijn de afdelingen 1, 3 en 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2

    Waar in artikel 9, tweede lid, en in afdeling 5 sprake is van directeur wordt voor:

    • a.

      provinciale belastingen gelezen: gedeputeerde staten;

    • b.

      gemeentelijke belastingen gelezen: het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      waterschapsbelastingen gelezen: het dagelijks bestuur;

    • d.

      de geluidsheffing burgerluchtvaart gelezen: de inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

  • 3

    Indien door de provinciale staten, de gemeenteraad of het algemeen bestuur van het waterschap daartoe is besloten, worden met betrekking tot een verzoek om kwijtschelding van de in artikel 27, onderdeel a, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel c, bedoelde belastingen en heffingen in afwijking van het eerste lid, onderdelen a en b, als uitgaven als bedoeld in artikel 15, eerste lid, mede in aanmerking genomen de overeenkomstig artikel 1.7, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen bepaalde kosten van kinderopvang verminderd met de kinderopvangtoeslag of met de tegemoetkoming van de gemeente of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de te betalen kosten van kinderopvang, bedoeld in hoofdstuk 1, afdeling 2, van die wet.


Artikel 28a

Met betrekking tot een verzoek om ontslag van de verplichting tot betaling van de in artikel 27 genoemde belastingen en heffingen zijn afdeling 6 en artikel 28, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.


Afdeling 8 Kwijtschelding van rijksbelastingen voor gedupeerde ouders in de kinderopvangtoeslagaffaire


Artikel 28abis

[Vervallen]


Hoofdstuk III Invorderingsrente, kredietrente, en vertragingsrente


Artikel 28b

[Vervallen]


Artikel 28c

[Vervallen]


Artikel 28d

[Vervallen]


Artikel 28e

[Vervallen]


Artikel 29

De in rekening te brengen invorderingsrente wordt berekend over iedere betaling afzonderlijk.


Artikel 30

  • 1

    Voor de berekening van de in rekening te brengen invorderingsrente over een betaald bedrag wordt gebruik gemaakt van de volgende formule:

    = invorderingsrente

  • 2

    Indien het bedrag van de betaling moet worden gesplitst in hoofdsom en invorderingsrente, wordt gebruik gemaakt van de volgende formules:

    = hoofdsom

    betaling - hoofdsom = invorderingsrente.

  • 3

    In de formules wordt met A het aantal dagen aangegeven waarover invorderingsrente is verschuldigd en met P de onderscheiden rentepercentages welke over de verschillende periodes zijn verschuldigd.

  • 4

    Het bedrag van de betaling wordt naar beneden afgerond op gehele euro’s.


Artikel 31

Bij de bepaling van het aantal dagen waarover invorderingsrente wordt berekend, wordt:

  • a.

    de maand waarin de enige of laatste betalingstermijn van de aanslag vervalt, tot het werkelijke aantal dagen in aanmerking genomen met dien verstande dat de maand februari altijd op 28 dagen wordt gesteld;

  • b.

    een volle maand gesteld op 30 dagen en een jaar op 360 dagen.


Artikel 32

  • 1

    Het bedrag van de in rekening te brengen invorderingsrente wordt naar beneden afgerond op gehele euro’s.

  • 2

    Het bedrag van de te vergoeden invorderingsrente wordt naar boven afgerond op gehele euro’s.


Artikel 33

Bij de enige of laatste betaling wordt een bedrag aan invorderingsrente van € 23 of minder niet in rekening gebracht.


Artikel 34

Bij uitstel van betaling voor een periode van drie jaren of langer kan de ontvanger bedingen dat de in rekening te brengen invorderingsrente in afwijking van artikel 29 jaarlijks wordt betaald.


Artikel 34a

De artikelen 30, 31 en 32 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de kredietrente en de vertragingsrente.


Hoofdstuk IV Aansprakelijkheid


Artikel 35

[Vervallen]


Artikel 36

[Vervallen]


Artikel 37

[Vervallen]


Artikel 38

[Vervallen]


Artikel 39

[Vervallen]


Artikel 40

[Vervallen]


Artikel 40a

Als goederen als bedoeld in artikel 42c van de wet worden de volgende goederen aangewezen, de toebehoren en onderdelen van die goederen daaronder begrepen:

  • a.

    telecommunicatie- en computerapparatuur en -programmatuur;

  • b.

    foto-, film-, video- en geluidsapparatuur alsmede beeld- en geluiddragers zoals video- en muziekcassettes en compactdiscs en digitale videodiscs;

  • c.

    landvoertuigen die zijn uitgerust met een motor van meer dan 48 cc cilinderinhoud of met een vermogen van meer dan 7,2 kW.


Artikel 40b

  • 1

    Ingeval een lijfrenteverplichting in een situatie als bedoeld in artikel 3.133, tweede lid, onderdeel h, van de Wet inkomstenbelasting 2001 overgaat of, beoordeeld aan het einde van het kalenderjaar, is overgegaan op een niet in Nederland gevestigd pensioenfonds of lichaam dat het verzekeringsbedrijf uitoefent, kan de ontvanger onder door hem te stellen voorwaarden aan de verzekeraar die op grond van artikel 44a, eerste lid, van de wet aansprakelijk is een schriftelijke verklaring doen toekomen inhoudende een onherroepelijke mededeling dat de aansprakelijkheid niet langer geldt voor de in dat artikel bedoelde inkomstenbelasting en revisierente.

  • 2

    De ontvanger geeft de in het eerste lid bedoelde verklaring af op schriftelijk verzoek van de verzekeraar die op grond van artikel 44a, eerste lid, van de wet aansprakelijk is, mits het niet in Nederland gevestigde pensioenfonds of lichaam waarop de lijfrenteverplichting is overgegaan zich bij overeenkomst garant stelt voor de voldoening van de in artikel 44a, eerste lid, van de wet bedoelde inkomstenbelasting en revisierente.

  • 3

    De vorige leden zijn van overeenkomstige toepassing indien de verzekeringnemer of de gerechtigde voldoende zekerheid heeft gesteld.


Artikel 40c

  • 1

    Ingeval een verplichting ingevolge een pensioenregeling in een situatie als bedoeld in artikel 19b, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 overgaat op een niet in Nederland gevestigd pensioenfonds of lichaam dat het verzekeringsbedrijf uitoefent, kan de ontvanger onder door hem te stellen voorwaarden aan de verzekeraar die op grond van artikel 44b, eerste lid, van de wet aansprakelijk is een schriftelijke verklaring doen toekomen inhoudende een onherroepelijke mededeling dat de aansprakelijkheid niet langer geldt voor de in dat artikel bedoelde loon- en inkomstenbelasting alsmede revisierente.

  • 2

    De ontvanger geeft de in het eerste lid bedoelde verklaring af op schriftelijk verzoek van de verzekeraar die op grond van artikel 44b, eerste lid, van de wet aansprakelijk is, mits het niet in Nederland gevestigde pensioenfonds of lichaam waarop de pensioenverplichting is overgegaan zich bij overeenkomst garant stelt voor de voldoening van de in artikel 44b, eerste lid, van de wet bedoelde loon- en inkomstenbelasting alsmede revisierente.

  • 3

    De vorige leden zijn van overeenkomstige toepassing indien de verzekeringnemer of de gerechtigde voldoende zekerheid heeft gesteld.


Hoofdstuk IVA Uitbetaling aan belastingschuldige


Artikel 40ca

  • 1

    Als gevallen als bedoeld in artikel 7a, vierde lid, van de wet worden aangewezen uitbetalingen van inkomstenbelasting door de ontvanger op een bankrekening:

    • a.

      van een lid van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet voor zover de uitbetaling plaatsvindt in het kader van de uitvoering van een schuldregelingsovereenkomst in de zin van de Gedragscode Schuldhulpverlening van die organisatie of een overeenkomst tot budgetbeheer in de zin van die gedragscode;

    • b.

      van een gemeente op grond van een schuldregelingsovereenkomst als bedoeld in onderdeel a, een overeenkomst tot budgetbeheer als bedoeld in onderdeel a of een overeenkomst met dezelfde strekking;

    • c.

      van een derde die:

      • 1°.

        een subsidiebeschikking heeft ontvangen van een gemeente dan wel een overeenkomst heeft met een Wlz-uitvoerder voor het leveren van zorg in natura ingevolge de Wet langdurige zorg; en

      • 2°.

        voldoet aan de norm NEN-ISO 9001;

      voor zover de uitbetaling plaatsvindt in het kader van de uitvoering van een schuldregelingsovereenkomst als bedoeld in onderdeel a, een overeenkomst tot budgetbeheer als bedoeld in onderdeel a of een overeenkomst met dezelfde strekking;

    • d.

      van een derde, die meerderjarig en handelingsbekwaam is, indien een belastingschuldige niet beschikt over een bankrekening die op zijn naam staat, deze naar het oordeel van de ontvanger niet in staat is een bankrekening op zijn naam te openen door zijn lichamelijke of geestelijke toestand, en deze om uitbetaling op een bankrekening van een derde verzoekt.

  • 2
  • 3

    Indien op grond van artikel 7a, vierde lid, van de wet de uitbetaling plaatsvindt op een andere bankrekening dan die van de belastingschuldige, vindt het gegevensverkeer met betrekking tot die uitbetaling tussen de Belastingdienst en die rekeninghouder plaats met gebruikmaking van het burgerservicenummer van de belastingschuldige.

  • 4

    Bij toepassing van het eerste lid, onderdelen a tot en met c, wijst het aldaar bedoelde lid, de aldaar bedoelde gemeente of de aldaar bedoelde derde aan op welke bankrekening wordt uitbetaald, ten behoeve van welke belastingschuldige en voor welke uitbetaling. Voorts wordt melding gemaakt van de beëindiging van de in het eerste lid, onderdelen a tot en met c, bedoelde overeenkomst.


Hoofdstuk V Slot- en overgangsbepalingen


Artikel 40d

[Vervallen]


Artikel 40e

[Vervallen]


Artikel 40f

[Vervallen]


Artikel 40g

  • 1

    De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel van betaling voor belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting, bedoeld in artikel 70b, eerste lid, eerste volzin, van de wet, mits voldoende zekerheid wordt gesteld en wordt ingestemd met de door de ontvanger nader te stellen voorwaarden. Het schriftelijke verzoek en de zekerheidstelling blijven achterwege in geval van emigratie van de belastingschuldige naar een andere lidstaat van de Europese Unie, Noorwegen, IJsland of Liechtenstein.

  • 2

    De ontvanger beëindigt het uitstel indien zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 70b, eerste lid, derde volzin, van de wet.

  • 3

    Ingeval zich een omstandigheid als bedoeld in artikel 70b, eerste lid, derde volzin, van de wet voordoet, stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.


Artikel 40h

  • 1

    Indien de ontvanger het op de voet van artikel 40g verleende uitstel van betaling beëindigt omdat zich een omstandigheid als bedoeld in artikel 70b, eerste lid, derde volzin, van de wet bedoelde omstandigheid voordoet, verleent hij op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige kwijtschelding van inkomstenbelasting tot een omvang als bedoeld in artikel 70ba van de wet.

  • 2

    In afwijking van het eerste lid is voor het verlenen van kwijtschelding geen schriftelijk verzoek nodig indien de belastingschuldige op het moment dat zich een omstandigheid als bedoeld in artikel 70b, eerste lid, derde volzin, van de wet voordoet, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in Noorwegen, IJsland of Liechtenstein woont.


Artikel 40i

De ontvanger kan een op grond van de artikelen 70ca of 70cb van de wet gegeven kwijtscheldingsbeschikking intrekken indien de gegevens die op grond van artikel 12c van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 aan de Belastingdienst zijn verstrekt, onjuist of onvolledig blijken te zijn.


Artikel 41

  • 1

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 1990.

  • 2

    Deze regeling kan worden aangehaald als: Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.


Slotformulier en ondertekening

's-Gravenhage 30 mei 1990

De staatssecretaris van Financiën, M.J.J. van Amelsvoort


Bijlage behorend bij artikel 1cb

Overeenkomst inzake de overheidsvordering

De ondergetekenden:

  • (naam), (adres, postcode en woon- of vestigingsplaats), ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel te (plaats) onder nummer (nummer), verder te noemen de bank;

  • Onze Minister, voor wie optreedt (naam).

Zijn overeengekomen als volgt:

  • 1.

    Onze Minister opent hierbij een rekening bij de bank onder nummer (nummer) waarop de bedragen ingevorderd op grond van artikel 19, vierde lid, van de wet worden overgemaakt.

  • 2.

    De gegevens op grond waarvan overheidsvorderingen worden gedaan worden in digitale vorm en overeenkomstig de Europese systematiek van automatische afschrijving geleverd aan de bank.

  • 3.

    Onze Minister is verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens, te weten het rekeningnummer en het bedrag van de overheidsvordering, die worden geleverd bij het doen van de overheidsvordering.

  • 4.

    Onze Minister is verantwoordelijk voor de telefonische bereikbaarheid voor belastingschuldigen op een gratis nummer.

  • 5.

    De bank informeert Onze Minister over de op de rekening betrekking hebbende gegevens.

  • 6.

    De bepalingen in deze overeenkomst strekken mede ten behoeve van de betaaldienstverlener waar de belastingschuldige een betaalrekening houdt en indien op die betaalrekening een overheidsvordering is uitgevoerd, en hebben dienovereenkomstig te gelden als een onherroepelijk derdenbeding als bedoeld in artikel 253 en verder van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

Aldus overeengekomen en getekend,

te (plaats) op (datum)

Onze Minister,

voor deze:

De bank,


Opschrift Aanhef Hoofdstuk I Algemene bepalingen Artikel 1 Artikel 1a Artikel 1b Artikel 1c Hoofdstuk Ibis Gerechtelijke bewaring van roerende zaken Artikel 1cbis Hoofdstuk IA Betalingsvordering en overheidsvordering Afdeling 1 Algemene bepalingen Artikel 1ca Afdeling 1a Betalingsvordering Artikel 1cbis.1 Artikel 1cbis.2 Artikel 1cbis.3 Artikel 1cbis.4 Afdeling 2 Overeenkomst overheidsvordering Artikel 1cb Afdeling 3 Uitvoering overheidsvordering Artikel 1cc Artikel 1cd Artikel 1ce Artikel 1cf Afdeling 4 Overheidsvordering en informatievoorziening aan belastingschuldige Artikel 1cg Artikel 1ch Hoofdstuk IAa Mededelingsplicht bodemzaken Artikel 1ci Artikel 1cj Hoofdstuk IB Uitstel van betaling, gespreide betaling en kwijtschelding van inkomstenbelasting Afdeling 1 Uitstel van betaling van inkomstenbelasting ter zake van stakingswinst die bestemd is voor herinvestering in een andere onderneming Artikel 1d Afdeling 2 Uitstel van betaling en kwijtschelding van inkomstenbelasting inzake pensioen- en lijfrenteaanspraken Artikel 1e Artikel 1f Afdeling 3 Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake kapitaalverzekering eigen woning Artikel 1g Artikel 1h Afdeling 4 Uitstel van betaling, gespreide betaling en kwijtschelding van inkomstenbelasting inzake winst uit aanmerkelijk belang Artikel 2 Artikel 3 Artikel 3a Artikel 4 Afdeling 5 Gespreide betaling van inkomstenbelasting wegens beëindiging van een terbeschikkingstelling van een zaak Artikel 4a Afdeling 6 Gespreide betaling van inkomstenbelasting inzake staking en overbrenging van de ondernemingswoning naar het privé vermogen Artikel 5 Afdeling 7 Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake winst bij staking door overlijden Artikel 5a Afdeling 8 Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake winst behaald door overdracht onderneming aan een natuurlijke persoon die overdrachtsprijs schuldig is gebleven Artikel 5b Hoofdstuk IC Uitstel van betaling van schenk- of erfbelasting Afdeling 1 Uitstel van betaling van schenk- of erfbelasting bij bedrijfsopvolging Artikel 6 Artikel 6a Artikel 6b Afdeling 2 Uitstel van betaling van erfbelasting ter zake van de verkrijging van de blote eigendom van een woning, bedoeld in artikel 35 g van de Succesiewet 1956 Artikel 6c Hoofdstuk ID Uitstel van betaling van exitheffingen Artikel 6d Artikel 6da Hoofdstuk IF Uitstel van betaling bij schrijnende gevallen Artikel 6g Hoofdstuk II Kwijtschelding in andere gevallen en ontslag van betalingsverplichting Afdeling 1 Algemeen Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Afdeling 2 Kwijtschelding van rijksbelastingen in de privé-sfeer Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 19a Afdeling 3 Kwijtschelding van rijksbelastingen in de zakelijke sfeer Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 22a Afdeling 4 Kwijtschelding na staking bedrijf of zelfstandige beroepsuitoefening Artikel 23 Afdeling 5 Beroep Artikel 24 Artikel 25 Afdeling 6 Ontslag betalingsverplichting Artikel 26 Afdeling 7 Kwijtschelding van enige andere belastingen en heffingen Artikel 27 Artikel 28 Artikel 28a Afdeling 8 Kwijtschelding van rijksbelastingen voor gedupeerde ouders in de kinderopvangtoeslagaffaire Artikel 28abis Hoofdstuk III Invorderingsrente, kredietrente, en vertragingsrente Artikel 28b Artikel 28c Artikel 28d Artikel 28e Artikel 29 Artikel 30 Artikel 31 Artikel 32 Artikel 33 Artikel 34 Artikel 34a Hoofdstuk IV Aansprakelijkheid Artikel 35 Artikel 36 Artikel 37 Artikel 38 Artikel 39 Artikel 40 Artikel 40a Artikel 40b Artikel 40c Hoofdstuk IVA Uitbetaling aan belastingschuldige Artikel 40ca Hoofdstuk V Slot- en overgangsbepalingen Artikel 40d Artikel 40e Artikel 40f Artikel 40g Artikel 40h Artikel 40i Artikel 41 Slotformulier en ondertekening Bijlage behorend bij artikel 1cb
Inhoudsopgave
Opschrift Aanhef Hoofdstuk I Algemene bepalingen Artikel 1 Artikel 1a Artikel 1b Artikel 1c Hoofdstuk Ibis Gerechtelijke bewaring van roerende zaken Artikel 1cbis Hoofdstuk IA Betalingsvordering en overheidsvordering Afdeling 1 Algemene bepalingen Artikel 1ca Afdeling 1a Betalingsvordering Artikel 1cbis.1 Artikel 1cbis.2 Artikel 1cbis.3 Artikel 1cbis.4 Afdeling 2 Overeenkomst overheidsvordering Artikel 1cb Afdeling 3 Uitvoering overheidsvordering Artikel 1cc Artikel 1cd Artikel 1ce Artikel 1cf Afdeling 4 Overheidsvordering en informatievoorziening aan belastingschuldige Artikel 1cg Artikel 1ch Hoofdstuk IAa Mededelingsplicht bodemzaken Artikel 1ci Artikel 1cj Hoofdstuk IB Uitstel van betaling, gespreide betaling en kwijtschelding van inkomstenbelasting Afdeling 1 Uitstel van betaling van inkomstenbelasting ter zake van stakingswinst die bestemd is voor herinvestering in een andere onderneming Artikel 1d Afdeling 2 Uitstel van betaling en kwijtschelding van inkomstenbelasting inzake pensioen- en lijfrenteaanspraken Artikel 1e Artikel 1f Afdeling 3 Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake kapitaalverzekering eigen woning Artikel 1g Artikel 1h Afdeling 4 Uitstel van betaling, gespreide betaling en kwijtschelding van inkomstenbelasting inzake winst uit aanmerkelijk belang Artikel 2 Artikel 3 Artikel 3a Artikel 4 Afdeling 5 Gespreide betaling van inkomstenbelasting wegens beëindiging van een terbeschikkingstelling van een zaak Artikel 4a Afdeling 6 Gespreide betaling van inkomstenbelasting inzake staking en overbrenging van de ondernemingswoning naar het privé vermogen Artikel 5 Afdeling 7 Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake winst bij staking door overlijden Artikel 5a Afdeling 8 Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake winst behaald door overdracht onderneming aan een natuurlijke persoon die overdrachtsprijs schuldig is gebleven Artikel 5b Hoofdstuk IC Uitstel van betaling van schenk- of erfbelasting Afdeling 1 Uitstel van betaling van schenk- of erfbelasting bij bedrijfsopvolging Artikel 6 Artikel 6a Artikel 6b Afdeling 2 Uitstel van betaling van erfbelasting ter zake van de verkrijging van de blote eigendom van een woning, bedoeld in artikel 35 g van de Succesiewet 1956 Artikel 6c Hoofdstuk ID Uitstel van betaling van exitheffingen Artikel 6d Artikel 6da Hoofdstuk IF Uitstel van betaling bij schrijnende gevallen Artikel 6g Hoofdstuk II Kwijtschelding in andere gevallen en ontslag van betalingsverplichting Afdeling 1 Algemeen Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Afdeling 2 Kwijtschelding van rijksbelastingen in de privé-sfeer Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 19a Afdeling 3 Kwijtschelding van rijksbelastingen in de zakelijke sfeer Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 22a Afdeling 4 Kwijtschelding na staking bedrijf of zelfstandige beroepsuitoefening Artikel 23 Afdeling 5 Beroep Artikel 24 Artikel 25 Afdeling 6 Ontslag betalingsverplichting Artikel 26 Afdeling 7 Kwijtschelding van enige andere belastingen en heffingen Artikel 27 Artikel 28 Artikel 28a Afdeling 8 Kwijtschelding van rijksbelastingen voor gedupeerde ouders in de kinderopvangtoeslagaffaire Artikel 28abis Hoofdstuk III Invorderingsrente, kredietrente, en vertragingsrente Artikel 28b Artikel 28c Artikel 28d Artikel 28e Artikel 29 Artikel 30 Artikel 31 Artikel 32 Artikel 33 Artikel 34 Artikel 34a Hoofdstuk IV Aansprakelijkheid Artikel 35 Artikel 36 Artikel 37 Artikel 38 Artikel 39 Artikel 40 Artikel 40a Artikel 40b Artikel 40c Hoofdstuk IVA Uitbetaling aan belastingschuldige Artikel 40ca Hoofdstuk V Slot- en overgangsbepalingen Artikel 40d Artikel 40e Artikel 40f Artikel 40g Artikel 40h Artikel 40i Artikel 41 Slotformulier en ondertekening Bijlage behorend bij artikel 1cb