Notaris heeft laakbaar gehandeld door geen rekening te houden met vaderschapsactie

Erflater E overlijdt in 2005. In een gesprek op het kantoor van kandidaat-notaris K-N wordt met de broers en zusters van E gesproken over een mogelijke zoon van E, Z. Twee jaar later ontvangt K-N een brief van de raadsman van Z waarin wordt gesteld dat Z meent de zoon van E te zijn.  In 2009 geeft K-N een verklaring van erfrecht af waarin de broers en zusters van E als zijn erfgenamen worden genoemd. In 2010 oordeelt de Rechtbank dat E de vader is van Z. Het Hof oordeelt dat K-N tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld aangezien hij ondanks dat hij op de hoogte was van het bestaan van Z, geen nader onderzoek heeft verricht naar de zekerheid omtrent de vaderschapsactie en toch een verklaring van erfrecht heeft afgegeven met de broers en zusters van E als erfgenamen. N heeft, met toestemming van de broers en zusters, zijn factuur verrekend met de nalatenschap. Hiermee heeft N het risico genomen de kosten zonder bevoegdelijk gegeven toestemming te verhalen op de nalatenschap. Het Hof is van oordeel dat de maatregel van berisping passend en geboden is.