Hof had onvoldoende gemotiveerd waarom voorgenomen eigen gebruik van verhuurd pand niet dringend was

X verhuurt een pand aan Y. Y drijft hierin een hotel. X heeft de huur opgezegd wegens onder meer dringend eigen gebruik (art. 7:296 lid 1 aanhef en sub b BW). X stelt dat hij een aanmerkelijk beter rendement uit het gehuurde kan behalen dan hij door de verhuur behaalt, door daarin zelf (weer) een hotel te exploiteren. 
De Hoge Raad oordeelt dat met dringend nodig hebben voor eigen gebruik is bedoeld dat het pand van wezenlijk belang moet zijn voor X. De stel en bewijsplicht rust op Y. Het Hof heeft dit miskend. Ook oordeelt de Hoge Raad dat het Hof ontoereikend heeft gemotiveerd waarom het voorgenomen eigen gebruik door X ten tijde van het bestreden arrest niet dringend - in de zin van wezenlijk - is.