Gemeenschap van vruchten en inkomsten en beslag op goederen

M en V zijn gehuwd in een beperkte gemeenschap van vruchten en inkomsten. Hiertoe behoren niet de goederen van een echtgenoot die deze bezat bij de aanvang van de gemeenschap of heeft verkregen door erfopvolging, making of gift. 
Een schuldeiser van M heeft beslag gelegd op een aantal onroerende zaken, waaronder een door V tijdens haar huwelijk verkregen woning en een perceel grond waarin V een onverdeeld aandeel van 50% heeft.
In geschil is in hoeverre de onroerende zaken in de beperkte gemeenschap van vruchten en inkomsten vallen, zodat deze vatbaar zijn voor verhaal door de schuldeiser van M. 
V stelt ten aanzien van de woning dat zij deze van haar moeder heeft gekocht en de koopprijs is kwijtgescholden. Volgens V is sprake van een gift, zodat de woning tot haar privévermogen behoort.
Ten aanzien van het perceel grond geldt dat 1/4e van dit onverdeeld aandeel door V’s moeder aan V is geleverd krachtens een verdelingsakte onder kwijtschelding van de vordering wegens overbedeling in verband met het overlijden van V’s vader. 
De Rechtbank overweegt dat het aankomt op de uitleg van de betreffende leveringsakte en verdelingsakte (zie ook het Haviltexarrest). Hierbij gaat de Rechtbank ervan uit dat de notaris de door hem gebruikte bewoordingen in de betreffende akten zorgvuldig en weloverwogen heeft gekozen om de partijbedoeling weer te geven. Uit de betreffende akten blijkt niet dat sprake is van een verkrijging door gift of erfenis, zodat de woning en 1/4e onverdeeld aandeel in gemeld perceel in de huwelijksgoederengemeenschap vallen en vatbaar zijn voor verhaal door de schuldeiser van M.