Kennisbank voor het notariaat

Geen toepassing foutenleer in 2000 omdat er geen balansfout meer is

D BV vormde tot 1997 met haar moedermaatschappij M BV een fiscale eenheid (art. 15 Wet Vpb). Als gevolg van de vervreemding door M BV van de aandelen in D BV is D BV in 1997 ontvoegd uit de fiscale eenheid. D  BV en M BV hebben over de jaren 1992 tot en met 1997 geprocedeerd over de hoogte van een binnen de fiscale eenheid gevormde reserve en het eventuele vrijvallen daarvan. Na deze procedure stond de reserve van de fiscale eenheid en het aan D BV toe te rekenen deel daarvan per eind 1996 vast. Deze post heeft D BV niet aangegeven in haar aangiften Vpb voor 1997 en de volgende jaren. In 1998 werd het bedrijfsmiddel waarop de reserve betrekking had vervreemd, zodat de reserve had moeten vrijvallen. De Inspecteur heeft de reserve met toepassing van de foutenleer in de heffing over het jaar 2000 betrokken. Het Hof overweegt dat de genoemde balansfout niet in eerdere jaren is hersteld en oordeelt dat toepassing van de foutenleer in 2000 de enige correctiemogelijkheid is, aangezien navordering niet meer mogelijk is en X betaling van gewetensgeld heeft geweigerd. Op de beginbalans van 2000 kan de fout derhalve worden hersteld.
De Hoge Raad overweegt dat toepassing van de foutenleer ertoe leidt dat het beginvermogen van enig jaar wordt gesteld op het eindvermogen van het voorafgaande jaar, ook indien dit vermogen onjuist is vastgesteld, indien bij verbetering van de fout (op de beginbalans van het desbetreffende jaar) een toestand zou ontstaan waarbij een stuk bedrijfswinst onbelast danwel dubbel belast wordt. Hierdoor heeft de gemaakte fout uiteindelijk geen invloed op de totale winst van de ondernemer. Hetzelfde geldt voor de vaststelling van fiscaal toegestane reserves. Ook die zullen bij het begin van het boekjaar moeten worden vastgesteld op het (onjuist vastgestelde) bedrag van de desbetreffende fiscale reserve per het einde van het voorafgaande jaar, indien dat nodig is ter voorkoming van het onbelast blijven van de vrijval van de fiscale reserve. Bij toepassing van de foutenleer valt de desbetreffende reserve dan vrij ten gunste van de winst in het jaar waarin de fout wordt hersteld. In deze casus kan de foutenleer niet worden toegepast. De reserve had immers reeds in 1998 moeten vrijvallen –na verkoop van het bedrijfsmiddel- en zou derhalve niet op de eindbalans van het jaar 1998 of de jaren daarna voorkomen. Aangezien de balans van X eind 1999 geen fout bevatte, kan de reserve niet alsnog in het jaar 2000 met toepassing van de foutenleer vrijvallen.

Bekijk samenvatting procedure
Instantie Hoge Raad
Uitspraakdatum 24-10-2014
ECLI ECLI:NL:HR:2014:3012
Zaaknummer 13/01674
Bijzondere kenmerken Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
  • V-N 2014/55.8 met annotatie van Redactie
  • V-N Vandaag 2014/2145
  • BNB 2014/256 met annotatie van A.O. LUBBERS
  • Belastingadvies 2014/23.1
  • FED 2015/39 met annotatie van R. RUSSO
  • FutD 2014-2460 met annotatie van Fiscaal up to Date
  • NTFR 2015/9
  • NTFR 2014/2607 met annotatie van mr. F. van Horzen

D BV vormde tot 1997 met haar moedermaatschappij M BV een fiscale eenheid (art. 15 Wet Vpb). Als gevolg van de vervreemding door M BV van de aandelen in D BV is D BV in 1997 ontvoegd uit de fiscale eenheid. D  BV en M BV hebben over de jaren 1992 tot en met 1997 geprocedeerd over de hoogte van een binnen de fiscale eenheid gevormde reserve en het eventuele vrijvallen daarvan. Na deze procedure stond de reserve van de fiscale eenheid en het aan D BV toe te rekenen deel daarvan per…

Verder lezen?

Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.

Geen inloggegevens?

Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.

Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!

Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.


Gebruikers van Via Juridica

Bekijk alle

Gerelateerde wetstoelichtingen


Jaarwinst (art. 3.25 Wet IB 2001)