Begrip 'wijziging van het uiteindelijk belang' in de zin van art. 20a Vpb materieel uitgelegd

Op 18 juni 2004 heeft koper K een koopovereenkomst gesloten met verkoper V met betrekking tot 25% van de aandelen in BV X. Op diezelfde dag hebben K en V een aanvullende overeenkomst gesloten waarin is opgenomen dat K eveneens de overige 75% van de aandelen in BV X koopt, maar dat de overdracht van deze 75% niet eerder zal plaatsvinden dan nadat het compensabele verlies van BV X is gecompenseerd met gemaakte winst. Op 24 juni 2004 is 25% van de aandelen overgedragen; in 2009 zijn de resterende aandelen overgedragen.
In geschil is of de verliezen in BV X, die zijn ontstaan voor de wijziging van het belang in 2004, nog verrekenbaar zijn.
Het Hof oordeelt dat is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van art. 20a Wet Vpb. De rechtshandelingen laten zich redelijkerwijs niet anders uitleggen dan dat op 18 juni 2014 het uiteindelijke belang in BV X als bedoeld in art. 20a Wet Vpb geheel danwel in belangrijke mate op K is overgegaan. De verliezen van vóór de wijziging in het uiteindelijke belang in BV X zijn daarom niet langer verrekenbaar.
Volgens de Hoge Raad geeft dit oordeel van het Hof geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep ongegrond.