Onder omstandigheden is omzetbelasting aftrekbaar indien de BV advocaatdiensten afneemt ten behoeve van haar directeur

X BV is actief in het verstrekken van (financieel) advies. X BV neemt advocaatdiensten af voor haar directeur en aandeelhouder A in een strafzaak waarbij X BV niet was betrokken. De hiervoor in rekening gebrachte omzetbelasting trekt X BV af bij haar aangiften. De Hoge Raad oordeelt dat X BV recht op aftrek heeft wanneer de advocaatkosten deel uitmaken van de algemene kosten van X BV en dergelijke kosten een rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met haar economische activiteit. Een dergelijk verband bestaat volgens de Hoge Raad indien de advocaatdiensten noodzakelijk zijn geweest voor de bedrijfsvoering en X BV zonder die diensten haar economische activiteiten niet zou kunnen uitoefenen of voortzetten. De omstandigheden dat de oorzaak van de kosten is terug te voeren op activiteiten die zich buiten de onderneming afspeelden en dat A persoonlijk baat had bij de advocaatdiensten, staan niet in de weg aan het bestaan van een rechtstreeks en onmiddellijk verband. Omdat niet is uit te sluiten dat de behoeften van X BV het noodzakelijk maakten dat zij de advocaatdiensten afnam, verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond en verwijst het geding naar Hof Den Bosch. Het Hof dient hierbij in aanmerking te nemen dat art. 1 lid 1, aanhef en letter c, van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (BUA) - dat bepaalt dat aftrek van omzetbelasting is uitgesloten voor zover goederen of diensten worden gebezigd voor persoonlijke doeleinden van het personeel - niet van toepassing is, indien vast komt te staan dat de behoeften van X BV het noodzakelijk maakten dat zij de advocaatdiensten afnam. In dat geval hebben bijzondere omstandigheden X BV gedwongen tot het afnemen van die diensten.