Kennisbank voor het notariaat
Wetstoelichting

Pacht (art. 7:311-7:399e BW)

1 Inleiding 1.1 De wettelijke regeling van de pacht 1.2 Evaluatie pachtregelgeving en toekomst pacht 2 1.3 Pachtkamers, Pachthof en Grondkamers 3 Pachtovereenkomst 3.1 Definitie 3.2 In gebruik verstrekken 3.3 Ter uitoefening van de landbouw 3.4 Een hoeve of los land 3.5 Tegen voldoening van een tegenprestatie 3.6 Duur van de overeenkomst 3.7 Toetsing van de pachtovereenkomst 3.8 Pacht en Didam 4 Pachtprijs 4.1 Pachtprijzenbesluit en Regeling pachtprijzen 4.2 Herziening van de pachtprijs 5 Rechten en plichten van pachter en verpachter 5.1 Terbeschikkingstelling in goede staat 5.2 Goed pachter 5.3 Verbod op onderpacht 5.4 Onderhoud 5.5 Reparaties 5.6 Wijziging bestemming, inrichting of gedaante gepachte/aanbrengen verbeteringen 6 Pachtoverneming 6.1 Indeplaatsstelling 6.2 Medepacht 6.3 Ontslag uit medepacht 7 Opzegging  7.1 Inleiding 7.2 Beëindigingsvordering 7.3 Opzeggingsgronden/gronden voor toewijzing beëindigingsvordering 7.4 Geen goede bedrijfsvoering 7.5 Dringend eigen gebruik 7.6 Belangenafweging 7.7 Redelijk aanbod 7.8 Niet-agrarische doeleinden 8 Einde van de pachtovereenkomst 8.1 Overlijden verpachter/pachter 8.1.1 Toedeling en redelijke bezwaren 8.2 Beëindigingsovereenkomst 8.3 Beëindiging na opzegging 8.4 Ontbinding wegens niet-agrarische doeleinden 8.5 Ontbinding wegens toerekenbaar tekortschieten 9 Het voorkeursrecht van de pachter 9.1 Algemeen 9.2 Procedure voorkeursrecht 9.3 Taxatie door de grondkamer 9.4 Uitzonderingen op het voorkeursrecht 9.4.1 Inleiding 9.4.2 Uitzonderingen op voorkeursrecht 9.4.3 Ernstige reden 9.4.4 Voornemen gebruik door derde voor niet-agrarische doeleinden 9.4.5 Verkoop aan veilige verpachter 9.5 Schending voorkeursrecht 9.6 Vergoedingsverplichting bij vervreemding door pachter 10 Bijzondere pachtvormen 10.1 Hectarepacht 10.2 Verpachting door openbare lichamen 10.3 Verpachting in reservaten 10.4 Teeltpacht 10.5 Geliberaliseerde pacht
Bijgewerkt tot 01-05-2023 Auteur prof. mr. J.W.A. (Jeroen) Rheinfeld

1 Inleiding1.1 De wettelijke regeling van de pachtDe pachtregelgeving is opgenomen in Titel 7.5 BW. Titel 7.5 BW verving op 1 september 2007 de Pachtwet 1958. In de wettelijke regeling van de pachtovereenkomst heeft de wetgever twee, met elkaar verband houdende, doelstellingen willen verenigen. In de eerste plaats beoogt de pacht een financieringsinstrument te zijn voor de landbouw. Daarnaast beoogt de regeling de pachter, als zwakkere partij bij de pachtovereenkomst, door middel van dwingendre…

Verder lezen?

Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.

Geen inloggegevens?

Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.

Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!

Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.


Gebruikers van Via Juridica

Bekijk alle

Wet- en regelgeving


Artikel 311

Pacht is de overeenkomst waarbij de ene partij, de verpachter, zich verbindt aan de andere partij, de pachter, een onroerende zaak of een gedeelte daarvan in gebruik te verstrekken ter uitoefening van de landbouw en de pachter zich verbindt tot een tegenprestatie.


Artikel 312

Onder landbouw wordt verstaan, steeds voorzover bedrijfsmatig uitgeoefend: akkerbouw; weidebouw; veehouderij; pluimveehouderij; tuinbouw, daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen; de teelt van griendhout en riet; elke andere tak van bodemcultuur, met uitzondering van de bosbouw.


Artikel 313

  • 1

    Een hoeve is een complex bestaande uit een of meer gebouwen of gedeelten daarvan en het daarbij behorende land, dienende tot de uitoefening van de landbouw.

  • 2

    Hetgeen in deze titel is bepaald met betrekking tot los land, geldt mede met betrekking tot een of meer gebouwen of gedeelten daarvan, welke dienen tot de uitoefening van de landbouw.

  • 3

    Indien echter tussen dezelfde partijen bij één overeenkomst los land en bij een andere overeenkomst een of meer gebouwen of gedeelten daarvan zijn verpacht, worden de bepalingen omtrent verpachting van hoeven op beide overeenkomsten van toepassing met ingang van het tijdstip waarop de laatste van beide overeenkomsten is gesloten.

  • 4

    Onder hoeve en los land worden begrepen de daarbij behorende, niet tot de uitoefening van de landbouw dienende gronden met inbegrip van de zich daarop bevindende houtopstanden.


Artikel 314

In deze titel wordt onder pleegkind verstaan degenen die duurzaam als eigen kind is onderhouden en opgevoed.



Artikel 316

  • 1

    Het recht van de pachter op de vruchten van de gepachte zaak is een genotsrecht als bedoeld in artikel 17 van Boek 5.

  • 2

    Het recht van de pachter op de vruchten omvat de bij het einde van de pacht nog te velde staande vruchten, tenzij bij ontbinding van de overeenkomst door de rechter anders wordt bepaald.


Artikel 317

  • 1

    De pachtovereenkomst, de overeenkomst tot wijziging en die tot beëindiging van een pachtovereenkomst moeten schriftelijk worden aangegaan.

  • 2

    Zolang de overeenkomst niet schriftelijk is aangegaan, kan de meest gerede partij de schriftelijke vastlegging daarvan vorderen.

  • 3

    In het in het vorige lid bedoelde geval legt de rechter de overeenkomst schriftelijk vast met dien verstande dat nietige bedingen, zoveel mogelijk overeenkomstig de bedoelingen van partijen, in overeenstemming worden gebracht met de wet.


Artikel 318

  • 1

    De pachtovereenkomst, de overeenkomst tot wijziging en die tot beëindiging van een pachtovereenkomst behoeven de goedkeuring van de grondkamer.

  • 2

    Ten aanzien van de overeenkomst tot beëindiging van een pachtovereenkomst vervalt het vereiste van goedkeuring door de feitelijke uitvoering van de overeenkomst.


Artikel 319

  • 1

    De grondkamer keurt de pachtovereenkomst goed, tenzij:

    • a.

      de overeengekomen pachtprijs dan wel de vergoeding, daarbij in aanmerking genomen de verdere inhoud van de overeenkomst, hoger is dan ingevolge het bepaalde krachtens de artikelen 327 lid 1 en 327 lid 3 onderscheidenlijk 393 is toegelaten;

    • b.

      de overige verplichtingen, voor de pachter uit de overeenkomst voortvloeiende, als buitensporig moeten worden beschouwd;

    • c.

      de overeenkomst zou leiden tot een ondoelmatige verkaveling of een ondoelmatige ligging van het land ten opzichte van de bedrijfsgebouwen of van de woning;

    • d.

      de overeenkomst, indien deze betrekking heeft op land, dat begrepen is geweest in een ruil- of herverkaveling of dat gelegen is in de IJsselmeerpolders, zou leiden tot:

      • 1°.

        een verkaveling of een ligging van het land ten opzichte van de bedrijfsgebouwen of van de woning, die minder doelmatig is dan de bestaande;

      • 2°.

        een geringere dan de bestaande bedrijfsgrootte;

    • e.

      door de overeenkomst algemene belangen van de landbouw zouden worden geschaad; de grondkamer is onder meer bevoegd als schadelijk voor de algemene belangen van de landbouw aan te merken overeenkomsten, welke zouden leiden tot:

      • 1°.

        een zo geringe bedrijfsgrootte, dat de ondernemer zijn volledige arbeidskracht op het bedrijf niet produktief kan maken;

      • 2°.

        gebruik van het land ter verkrijging van neveninkomsten, anders dan voor zelfvoorziening;

      • 3°.

        vergroting van een bedrijf, waarvan uitbreiding voor de ondernemer niet van overwegende betekenis is, terwijl in de nabijheid een of meer kleine bedrijven uitbreiding behoeven;

    • f.

      de overeenkomst bepalingen bevat, welke in strijd zijn met deze titel.

  • 2

    Indien de pachtovereenkomst zou leiden tot een van de in het eerste lid, onder c, d en e genoemde gevolgen, kan de grondkamer haar goedkeuring verlenen, wanneer weigering op grond van bijzondere omstandigheden onredelijk zou zijn of zou indruisen tegen het landbouwbelang. Indien de pachtovereenkomst zou leiden tot een van de in lid 1, onder d, genoemde gevolgen, kan de grondkamer voorts haar goedkeuring verlenen, wanneer omstandigheden, gelegen in de persoon van de verpachter, de goedkeuring in het belang van een verantwoorde bedrijfsvoering wenselijk maken.

  • 3

    Het bepaalde in lid 1 onder c en onder e met betrekking tot het gestelde onder 1°, 2° en 3° blijft buiten toepassing bij overeenkomsten met echtgenoten of geregistreerde partners, bloed- of aanverwanten in de rechte lijn, pleegkinderen en medepachters.

  • 4

    Bij de toetsing van de overeenkomst aan het bepaalde in lid 1, onder e, mag de grondkamer niet letten op de persoon van de pachter.

  • 5

    Het bepaalde in lid 1, onder c en d en onder e met betrekking tot het gestelde onder 1°, 2° en 3°, blijft buiten toepassing, indien uit een verklaring van burgemeester en wethouders van de gemeente, waarin het land is gelegen, blijkt dat dit is opgenomen in een goedgekeurd omgevingsplan en daaraan een niet tot de landbouw betrekkelijke functie is toegedeeld heeft gekregen.

  • 6

    Voor de geldigheid van bepalingen, welke in strijd met de wet zijn, kan op de goedkeuring van de overeenkomst door de grondkamer geen beroep worden gedaan.

  • 7

    Het in de voorgaande leden bepaalde vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van de overeenkomst tot wijziging of beëindiging van een pachtovereenkomst.


Artikel 320

  • 1

    Indien de grondkamer haar goedkeuring aan de pachtovereenkomst of aan de overeenkomst tot wijziging of beëindiging van een pachtovereenkomst onthoudt, wijzigt zij de overeenkomst op het punt of de punten, welke in verband met het bepaalde in artikel 319 lid 1, de goedkeuring verhinderen, of vernietigt zij haar.

  • 2

    De door de grondkamer gewijzigde overeenkomst geldt als een tussen partijen aangegane en goedgekeurde overeenkomst. In geval van wijziging in verband met het bepaalde in artikel 319 lid 1, onder c, d en e, alsmede in geval van vernietiging regelt de grondkamer zo nodig de gevolgen.


Artikel 321

  • 1

    Ieder der partijen is verplicht de pachtovereenkomst of de overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst binnen twee maanden, nadat zij is aangegaan, aan de grondkamer ter goedkeuring in te zenden.

  • 2

    Ieder der partijen is verplicht de overeenkomst tot beëindiging van een pachtovereenkomst binnen twee maanden nadat zij is aangegaan, aan de grondkamer ter goedkeuring in te zenden.

  • 3

    Zodra een der partijen aan de verplichting heeft voldaan, is die van de andere partij vervallen.

  • 4

    Op de ingevolge artikel 317 lid 3 schriftelijk vastgelegde overeenkomst past de grondkamer de artikelen 319 en 320 ambtshalve toe.


Artikel 322

  • 1

    Wanneer niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 321 lid 1 kan de verpachter, zolang de pachtovereenkomst door de grondkamer niet is goedgekeurd, niet een rechtsvordering tot betaling van de pachtprijs tegen de pachter instellen en geldt de pachtovereenkomst voor onbepaalde tijd, zonder dat zij door een van de partijen kan worden opgezegd; wordt de goedkeuring verleend, dan gaat de in artikel 325 bedoelde duur in bij de aanvang van het pachtjaar, volgende op dat, waarin de overeenkomst is ingezonden.

  • 2

    De grondkamer is bevoegd op verzoek van een partij in bijzondere gevallen bij de goedkeuring te bepalen, dat de in artikel 325 bedoelde duur op een eerder tijdstip ingaat.


Artikel 323

  • 1

    Aan een overeenkomst tot wijziging of – voorzover die niet reeds feitelijk is uitgevoerd – aan een overeenkomst tot beëindiging van een pachtovereenkomst, die nog niet door de grondkamer is goedgekeurd, zijn partijen slechts in zoverre gebonden, dat zij niet eenzijdig kunnen terugtreden.

  • 2

    Indien de overeenkomst niet binnen twee maanden, nadat zij werd aangegaan, ter goedkeuring is ingezonden, is de grondkamer bevoegd haar te doen ingaan op een later tijdstip dan werd overeengekomen, doch uiterlijk op het tijdstip van inzending.


Artikel 324

  • 1

    Zij die voornemens zijn met elkaar een pachtovereenkomst of een overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst aan te gaan, zijn bevoegd een ontwerp-pachtovereenkomst, onderscheidenlijk een ontwerp-overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst ter goedkeuring aan de grondkamer in te zenden.

  • 2

    De grondkamer beoordeelt de ontwerp-overeenkomst met toepassing van artikel 319 leden 1 tot en met 5; zij kan haar goedkeuring afhankelijk stellen van wijzigingen, welke zij in verband met het bepaalde in artikel 319 lid 1 nodig oordeelt.

  • 3

    Indien binnen twee maanden, nadat de grondkamer of de Centrale Grondkamer een ontwerp-pachtovereenkomst of een ontwerp-overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst heeft goedgekeurd, een overeenkomst wordt ingezonden, die gelijk is aan de ontwerp-overeenkomst, zoals deze werd goedgekeurd, is de grondkamer tot goedkeuring gehouden.

  • 4

    Op het verzoek tot goedkeuring van een ontwerp-pachtovereenkomst kan niet meer worden beslist, nadat de daarin als pachter genoemde persoon als zodanig op het goed is toegelaten.


Artikel 325

  • 1

    De pachtovereenkomst geldt voor een bepaalde tijd. Deze tijd bedraagt twaalf jaren voor een hoeve en zes jaren voor los land.

  • 2

    Een pachtovereenkomst kan voor een langere duur worden aangegaan, mits een bepaalde datum van beëindiging is vastgesteld.

  • 3

    Een pachtovereenkomst kan voor een kortere duur worden aangegaan, mits een bepaalde datum van beëindiging is vastgesteld. De kortere duur behoeft de goedkeuring van de grondkamer, welke hetzij vóór het aangaan van de overeenkomst, hetzij bij de toetsing daarvan kan worden verleend.

  • 4

    De grondkamer verleent haar goedkeuring aan de kortere duur alleen op grond van de bijzondere omstandigheden van het geval en indien de algemene belangen van de landbouw daardoor niet worden geschaad. Zij vermeldt in haar beschikking de reden van haar goedkeuring. Als bijzondere omstandigheden worden niet beschouwd beperkingen, aan de verpachter door derden opgelegd.

  • 5

    De pachtovereenkomst die geldt voor de duur van ten minste twaalf jaren voor een hoeve en ten minste zes jaren voor los land, wordt telkens van rechtswege met zes jaren verlengd.

  • 6

    Heeft de grondkamer een kortere termijn goedgekeurd, dan vindt geen verlenging van rechtswege plaats, maar kan de rechter op vordering van de pachter de overeenkomst verlengen voor een door de rechter vast te stellen periode op de grond dat de bijzondere omstandigheden, bedoeld in lid 4 zich niet hebben voorgedaan en zich ook niet meer kunnen voordoen. De vordering moet worden ingesteld binnen een daartoe door de grondkamer in haar beschikking vastgestelde termijn. Op de verlengde overeenkomst is lid 5 van toepassing.

  • 7

    Heeft de grondkamer een termijn van een jaar of korter goedgekeurd, dan vindt geen verlenging plaats.


Artikel 326

  • 1

    Telkens voor het verstrijken van een pachttermijn kan de pachter of de verpachter aan de grondkamer verzoeken andere bepalingen van de pachtovereenkomst dan met betrekking tot de tegenprestatie te herzien.

  • 2

    De grondkamer herziet deze, indien de bijzondere omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven en noch het algemeen landbouwbelang, noch een redelijk belang van de andere partij zich daartegen verzet.

  • 3

    De wijziging gaat in met ingang van de nieuwe pachttermijn.

  • 4

    Geen wijziging kan worden gevorderd op grond van artikel 258 van Boek 6.


Artikel 327

  • 1

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regelen vastgesteld ten aanzien van de hoogst toelaatbare pachtprijs.

  • 2

    De in lid 1 bedoelde regelen strekken tot bevordering van pachtprijzen, welke in een redelijke verhouding staan tot de bedrijfsuitkomsten bij een behoorlijke bedrijfsvoering, met dien verstande, dat bij het vaststellen van die regelen de redelijke belangen van de verpachter mede in acht worden genomen.

  • 3

    Met inachtneming van de in lid 1 bedoelde regelen kunnen de grondkamers, ieder voor haar gebied, zo nodig streeksgewijs, ten aanzien van de pachtprijs bij besluit nadere regelen vaststellen. Zodanig besluit vervalt een jaar na het tijdstip van zijn inwerkingtreding.

  • 4

    Deze besluiten behoeven de goedkeuring van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en worden in de Nederlandse Staatscourant bekend gemaakt.


Artikel 328

  • 1

    Als tegenprestatie kan slechts worden bedongen een pachtprijs met of zonder bijkomstige verplichtingen.

  • 2

    Als pachtprijs kan slechts worden bedongen een uitsluitend naar tijdruimte bepaald en niet van de prijs van produkten of andere factoren afhankelijk gesteld bedrag in Nederlands geld.

  • 3

    De grondkamer kan echter, hetzij vóór het aangaan van de overeenkomst op verzoek van een der partijen, hetzij bij de toetsing daarvan, afwijking van het in de leden 1 en 2 bepaalde goedkeuren.

  • 4

    Heeft de grondkamer zulk een goedkeuring verleend of verleent zij deze bij de toetsing, dan wordt de overeengekomen tegenprestatie door haar beoordeeld naar de strekking van het bepaalde krachtens de artikelen 327 leden 1 en 2.


Artikel 329

Bedongen kan worden dat de lasten die de verpachter ten gevolge van landinrichting op grond van de Landinrichtingswet of de Wet inrichting landelijk gebied, van reconstructie op grond van de Reconstructiewet Midden-Delfland of van de Reconstructiewet concentratiegebieden, van herinrichting op grond van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën of van landinrichting op grond van de Omgevingswet, zijn of zullen worden opgelegd, ten dele ten laste van de pachter komen.


Artikel 330

  • 1

    De pachter heeft aanspraak op een vermindering van de pachtprijs over een pachtjaar of een pachtseizoen, gedurende hetwelk tengevolge van buitengewone omstandigheden de opbrengst van het bedrijf aanzienlijk minder is geweest dan bij het aangaan van de overeenkomst te verwachten was of de pachter tijdelijk het genot van het gepachte geheel of gedeeltelijk heeft moeten missen.

  • 2

    Tot vermindering geven geen aanleiding:

    • a.

      een verlaging van de prijs van de voortbrengselen van het bedrijf;

    • b.

      omstandigheden welke aan de pachter zijn toe te rekenen of waarvan hij de gevolgen door verzekering of op andere wijze redelijkerwijs had kunnen voorkomen;

    • c.

      schade, welke de pachter op een ander kan verhalen.

  • 3

    De vordering van de pachter vervalt zes maanden na het eindigen van het pachtjaar of het pachtseizoen, waarover de pachtprijs verschuldigd is.


Artikel 331

  • 1

    De verpachter heeft aanspraak op een verhoging van de pachtprijs over een pachtjaar of een pachtseizoen, gedurende hetwelk de lasten, die de verpachter door publiekrechtelijke lichamen zijn opgelegd wegens buitengewone werken, waardoor des pachters bedrijf gebaat wordt, aanzienlijk hoger zijn geweest dan bij het aangaan van de overeenkomst te verwachten was.

  • 2

    De vordering van de verpachter vervalt zes maanden na het eindigen van het pachtjaar of het pachtseizoen, waarover de pachtprijs verschuldigd is.


Artikel 332

  • 1

    De verpachter heeft aanspraak op een verhoging van de pachtprijs over een pachtjaar of over een pachtseizoen, indien hij voor eigen rekening buitengewone werken heeft uitgevoerd, waardoor het bedrijf van de pachter dermate is gebaat, dat een verhoging van de pachtprijs van de pachter kan worden verlangd.

  • 2

    De vordering van de verpachter vervalt zes maanden na het eindigen van het pachtjaar of het pachtseizoen, waarover de pachtprijs verschuldigd is.


Artikel 333

  • 1

    De pachtprijs wordt van rechtswege herzien overeenkomstig de wijziging van de krachtens artikel 327 lid 1 gegeven regelen. De verpachter kan, onder schriftelijke mededeling daarvan aan de pachter, echter geheel of ten dele van een verhoging afzien.

  • 2

    Niettemin kan de pachter of de verpachter binnen een tijdvak van een jaar na de inwerkingtreding van een wijziging van de regelen als bedoeld in artikel 327 lid 1 aan de grondkamer verzoeken de tegenprestatie te herzien. De grondkamer herziet deze indien redelijkheid en billijkheid dit verlangen of gewijzigde omstandigheden dit rechtvaardigen.

  • 3

    Onverminderd het bepaalde in de leden 1 en 2 kan de pachter of de verpachter voor het verstrijken van een pachtperiode van drie jaren aan de grondkamer verzoeken de tegenprestatie te herzien. De grondkamer herziet deze indien redelijkheid en billijkheid dit verlangen of gewijzigde omstandigheden dit rechtvaardigen.

  • 4

    De in de leden 1 en 2 bedoelde herziening gaat in met ingang van het pachtjaar volgende op het tijdstip waarop een wijziging van de regelen, bedoeld in artikel 327 lid 1 in werking is getreden. De herziening als bedoeld in lid 3 gaat in met ingang van de nieuwe driejarige periode.


Artikel 334 [Vervallen per 01-01-2012]

[Vervallen]


Artikel 335

Op grond van artikel 258 van Boek 6 kan geen wijziging van de tegenprestatie dan wel van de vergoeding worden gevorderd.


Artikel 336

De verpachter is verplicht het verpachte ter beschikking van de pachter te stellen en te laten voor zover dat voor het overeengekomen gebruik noodzakelijk is.


Artikel 337

  • 1

    De verpachter heeft met betrekking tot gebreken van het verpachte de in deze afdeling omschreven verplichtingen.

  • 2

    Een gebrek is een staat of eigenschap van de verpachte zaak of een andere niet aan de pachter toe te rekenen omstandigheid, waardoor de zaak aan de pachter niet het genot kan verschaffen dat een pachter bij het aangaan van de overeenkomst mag verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort als waarop de overeenkomst betrekking heeft.

  • 3

    Een feitelijke stoornis door derden zonder bewering van recht als bedoeld in artikel 344 en een bewering van recht zonder feitelijke stoornis, zijn geen gebreken in de zin van lid 2.


Kennisdossiers

Titel Categorie
Titel Agrarisch recht Categorie Registergoederenrecht
Titel Pacht Categorie Registergoederenrecht

Rechtspraak

Titel Instantie Datum Nummer
Hoge Raad inzake maatstaf art. 7:313 lid 3 BW Instantie Hoge Raad Datum 08-06-2018 Nummer ECLI:NL:HR:2018:874
Mogelijkheid tot tussentijdse beëindiging geliberaliseerde pachtovereenkomst Instantie Centrale Grondkamer Datum 22-11-2017 Nummer GP 11.774
Geen pacht, maar huur. Tegen betaling in gebruik gegeven grond voor een andere dan agrarische onderneming Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum 29-11-2016 Nummer ECLI:NL:GHARL:2016:9551
Paardenfokkerij voldoet niet aan bedrijfsmatige exploitatie-eis door gebrek aan economisch oogmerk Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum 28-06-2016 Nummer ECLI:NL:GHARL:2016:5621
Pachter exploiteert naast handel in runderen hoofdzakelijk paardenpension; tekortkoming in de nakoming van art. 7:376 BW Instantie Rechtbank Rotterdam Datum 23-06-2016 Nummer ECLI:NL:RBROT:2016:4740
Voorkeursrecht pachter wegens afgifte van legaat genegeerd Instantie Centrale Grondkamer Datum 06-08-2014 Nummer V 1691

Praktisch

Titel Bron Type Categorie
Indienen pachtovereenkomst Bron Rijksoverheid Type Agrarisch recht Categorie Verwijzingen voor de notaris
Informatie over de Grondkamer Bron Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Type Agrarisch recht Categorie Verwijzingen voor de notaris
Waardering verpachte gronden in box 3 - 2022 Bron Belastingdienst Type Agrarisch recht Categorie Verwijzingen voor de notaris
Inhoudsopgave
1 Inleiding 1.1 De wettelijke regeling van de pacht 1.2 Evaluatie pachtregelgeving en toekomst pacht 2 1.3 Pachtkamers, Pachthof en Grondkamers 3 Pachtovereenkomst 3.1 Definitie 3.2 In gebruik verstrekken 3.3 Ter uitoefening van de landbouw 3.4 Een hoeve of los land 3.5 Tegen voldoening van een tegenprestatie 3.6 Duur van de overeenkomst 3.7 Toetsing van de pachtovereenkomst 3.8 Pacht en Didam 4 Pachtprijs 4.1 Pachtprijzenbesluit en Regeling pachtprijzen 4.2 Herziening van de pachtprijs 5 Rechten en plichten van pachter en verpachter 5.1 Terbeschikkingstelling in goede staat 5.2 Goed pachter 5.3 Verbod op onderpacht 5.4 Onderhoud 5.5 Reparaties 5.6 Wijziging bestemming, inrichting of gedaante gepachte/aanbrengen verbeteringen 6 Pachtoverneming 6.1 Indeplaatsstelling 6.2 Medepacht 6.3 Ontslag uit medepacht 7 Opzegging  7.1 Inleiding 7.2 Beëindigingsvordering 7.3 Opzeggingsgronden/gronden voor toewijzing beëindigingsvordering 7.4 Geen goede bedrijfsvoering 7.5 Dringend eigen gebruik 7.6 Belangenafweging 7.7 Redelijk aanbod 7.8 Niet-agrarische doeleinden 8 Einde van de pachtovereenkomst 8.1 Overlijden verpachter/pachter 8.1.1 Toedeling en redelijke bezwaren 8.2 Beëindigingsovereenkomst 8.3 Beëindiging na opzegging 8.4 Ontbinding wegens niet-agrarische doeleinden 8.5 Ontbinding wegens toerekenbaar tekortschieten 9 Het voorkeursrecht van de pachter 9.1 Algemeen 9.2 Procedure voorkeursrecht 9.3 Taxatie door de grondkamer 9.4 Uitzonderingen op het voorkeursrecht 9.4.1 Inleiding 9.4.2 Uitzonderingen op voorkeursrecht 9.4.3 Ernstige reden 9.4.4 Voornemen gebruik door derde voor niet-agrarische doeleinden 9.4.5 Verkoop aan veilige verpachter 9.5 Schending voorkeursrecht 9.6 Vergoedingsverplichting bij vervreemding door pachter 10 Bijzondere pachtvormen 10.1 Hectarepacht 10.2 Verpachting door openbare lichamen 10.3 Verpachting in reservaten 10.4 Teeltpacht 10.5 Geliberaliseerde pacht
Overzicht
Wetstructuur
Civiel