Kennisbank voor het notariaat
Wetstoelichting

Toezicht en handhaving BFT (art. 1d + 24-32j Wwft)

Bijgewerkt tot 01-02-2024 Auteur De redactie

1 AlgemeenMet de uitvoering en handhaving van de Wwft zijn verschillende instellingen belast. Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) is belast met het toezicht op (kandidaat-)notarissen en toegevoegd notarissen (art. 1d lid 1 onderdeel c jo. 1a lid 4 onderdeel d Wwft). Teneinde het toezicht op naleving van de voorschriften in de Wwft kracht bij te zetten, is voorzien in verschillende mogelijkheden voor handhaving en sanctionering van overtredingen. Het BFT komt op grond van de Wwft handhavingsbev…

Verder lezen?

Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.

Geen inloggegevens?

Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.

Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!

Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.


Gebruikers van Via Juridica

Bekijk alle

Wetteksten


Artikel 1d

  • 1

    Met de uitvoering en handhaving van deze wet zijn belast:

    • a.

      de Nederlandsche Bank N.V.: voor zover het betreft instellingen als bedoeld in artikel 1a, tweede lid, derde lid, onderdeel a, b, e, f, g en j, vierde lid, onderdeel l en m, of bijkantoren van dergelijke instellingen met zetel buiten Nederland, alsmede instellingen als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel f;

    • b.

      de Stichting Autoriteit Financiële Markten: voor zover het betreft instellingen als bedoeld in artikel 1a, derde lid, onderdeel c, d, h en i of bijkantoren van dergelijke instellingen met zetel buiten Nederland, alsmede beheerders als bedoeld in artikel 1a, zesde lid;

    • c.

      het Bureau Financieel Toezicht: voor zover het betreft instellingen als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel a, b, d en e;

    • d.

      de deken, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de Advocatenwet: voor zover het betreft instellingen als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel c;

    • e.

      Onze Minister van Financiën: voor zover het betreft instellingen als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel g, h, i, j, k, o en p;

    • f.

      de kansspelautoriteit: voor zover het betreft instellingen als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel n.

  • 2

    De Nederlandsche Bank N.V. is belast met de uitvoering en handhaving van de verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie.

  • 3

    De Stichting Autoriteit Financiële Markten is belast met de uitvoering en handhaving van de verordening inzake de veiling van broeikasgasemissierechten.

  • 4

    De in het eerste lid genoemde bestuursorganen kunnen, indien een verordening als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie betrekking heeft op een onderwerp dat verband houdt met de voorkoming van witwassen of financieren van terrorisme, bij algemene maatregel van bestuur tevens worden belast met de uitvoering en handhaving van de bij of krachtens die verordening gestelde regels.

  • 5

    De bij of krachtens een verordening als bedoeld in het tweede, derde of vierde lid gestelde regels worden voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met bij of krachtens deze wet gestelde regels.

  • 6

    De in het eerste lid genoemde bestuursorganen oefenen hun taak uit op een risico gebaseerde en effectieve wijze en nemen artikel 48, zesde tot en met achtste lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn daarbij in acht.

  • 7

    Bij regeling van Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie en Veiligheid kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de taakuitoefening van de op grond van dit artikel bevoegde bestuursorganen, met uitzondering van de deken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.


Artikel 24

  • 1

    Met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels zijn belast de bij besluit van de toezichthoudende autoriteit aangewezen personen. Van dat besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 2

    In afwijking van het eerste lid, is de deken, bedoeld in artikel 45a, eerste lid, van de Advocatenwet, belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels.


Artikel 25

  • 1

    Indien de medewerkers van een toezichthoudende autoriteit, dan wel de in artikel 24, tweede lid, bedoelde deken, bij de uitoefening van hun taak op grond van deze wet of enige andere wet feiten ontdekken die kunnen duiden op witwassen of financieren van terrorisme, licht de toezichthoudende autoriteit onder wiens verantwoordelijkheid zij hun taak uitoefenen, dan wel de in artikel 24, tweede lid, bedoelde deken, de Financiële inlichtingen eenheid in, zo nodig in afwijking van de toepasselijke wettelijke geheimhoudingsbepalingen, voor zover de gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van de wettelijke taken van de Financiële inlichtingen eenheid.

  • 2

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van medewerkers van De Nederlandsche Bank N.V., voor zover zij betrokken zijn bij de verwisseling, intrekking en aftekening van bankbiljetten als bedoeld in artikel 27, derde lid, van de Bankwet 1998



Artikel 27

  • 1

    De toezichthoudende autoriteit werkt samen met de toezichthoudende instanties van andere lidstaten, voor zover dat voor de vervulling van haar taak op grond van deze wet of de vervulling van de taken van die instanties nodig is.

  • 2

    De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Autoriteit Financiële Markten, voor zover op grond van artikel 1d, eerste lid, onderdeel a en b, belast met de uitvoering en handhaving van deze wet, verstrekken de Europese Bankautoriteit alle informatie die voor de vervulling van de taken van die autoriteiten nodig is.

  • 3

    De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Autoriteit Financiële Markten informeren de Europese Bankautoriteit voorts over een maatregel die ingevolge paragraaf 4.2 van deze wet is opgelegd aan een bank of andere financiële onderneming.


Artikel 28

De toezichthoudende autoriteit kan een ieder die niet voldoet aan een ingevolge deze wet op hem rustende verplichting een aanwijzing geven om binnen een door de toezichthoudende autoriteit gestelde redelijke termijn ten aanzien van in de aanwijzingsbeschikking aan te geven punten een bepaalde gedragslijn te volgen.


Artikel 29

De toezichthoudende autoriteit kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van:

  • a.

    overtreding van de bij of krachtens de artikelen 1e, 2, 2a, 2b, 2c, 2d, 2e, eerste en tweede lid, 2f, eerste, tweede en vierde lid, 3, eerste tot en met negende en elfde lid, 3a, eerste en tweede lid, 4, eerste lid, tweede lid, tweede volzin, en derde lid, 5, eerste, derde en vijfde lid, 6, 7, tweede lid, 8, 9, 10, tweede lid, 10c, eerste lid, 11, 16, 17, tweede lid, 20a, 20b, 23, eerste, tweede en vierde lid, 23a, 23b, 23c, eerste lid en derde lid, 23e, eerste, tweede en derde lid, 23g, eerste en tweede lid, 23h, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 23i, 23j, eerste en tweede lid, 33, 34, 35, 35a en 38 van deze wet gestelde regels;

  • b.

    overtreding van artikel 1a, zesde lid, voor zover de overtreding betrekking heeft op de regels die bij of krachtens de in onderdeel a genoemde artikelen zijn gesteld;

  • c.

    overtreding van de bij of krachtens de artikelen 4 tot en met 14 en 16, eerste lid, van de verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie gestelde regels;

  • d.

    overtreding van de bij of krachtens de verordening inzake de veiling van broeikasgasemissierechten gestelde regels;

  • e.

    overtreding van de bij of krachtens een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verordening als bedoeld in artikel 1d, vierde lid, gestelde regels;

  • f.

    het geen gevolg geven dan wel niet tijdig of onvolledig gevolg geven aan een aanwijzing als bedoeld in artikel 28.


Artikel 30

De toezichthoudende autoriteit kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van:

  • a.

    overtreding van de bij of krachtens de artikelen 1e, 2, 2a, 2b, 2c, 2d, 2e, eerste en tweede lid, 2f, eerste, tweede en vierde lid, 3, eerste tot en met negende en elfde lid, 3a, eerste en tweede lid, 4, eerste lid, tweede lid, tweede volzin, en derde lid, 5, eerste, derde en vijfde lid, 6, 7, tweede lid, 8, 9, 10, tweede lid, 10c, eerste lid, 11, 16, 17, tweede lid, 20a, 20b, 23, eerste, tweede en vierde lid, 23a, 23b, 23c, eerste lid en derde lid, 23e, eerste, tweede en derde lid, 23g, eerste en tweede lid, 23h, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 23i, 23j, eerste en tweede lid, 33, 34, 35, 35a en 38 van deze wet gestelde regels;

  • b.

    overtreding van artikel 1a, zesde lid, voor zover de overtreding betrekking heeft op de regels die bij of krachtens de in onderdeel a genoemde artikelen zijn gesteld;

  • c.

    overtreding van de bij of krachtens de artikelen 4 tot en met 14 en 16, eerste lid, van de verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie gestelde regels;

  • d.

    overtreding van de bij of krachtens de verordening inzake de veiling van broeikasgasemissierechten gestelde regels;

  • e.

    overtreding van de bij of krachtens een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verordening als bedoeld in artikel 1d, vierde lid, gestelde regels;

  • f.
  • g.

    het geen gevolg geven dan wel niet tijdig of onvolledig gevolg geven aan een aanwijzing als bedoeld in artikel 28.


Artikel 31

  • 1

    Het bedrag van de bestuurlijke boete wordt bepaald bij algemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de bestuurlijke boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste € 5.000.000, of, in gevallen als bedoeld in het vierde lid, ten hoogste € 10.000.000 bedraagt.

  • 2

    De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het maximale bedrag van de op te leggen bestuurlijke boete. De overtredingen worden gerangschikt in categorieën naar zwaarte van de overtreding met de daarbij behorende basisbedragen, minimumbedragen en maximumbedragen. Daarbij wordt de volgende indeling gebruikt:

    Categorie

    Basisbedrag

    Minimumbedrag

    Maximumbedrag

    1

    € 10.000,–

    € 0,–

    € 10.000,–

    2

    € 500.000,–

    € 0,–

    € 1.000.000,–

    3

    € 2.000.000,–

    € 0,–

    € 4.000.000,–

  • 3

    In afwijking van het tweede lid, bedraagt het basisbedrag voor de bestuurlijke boete voor een overtreding die is gerangschikt in de derde categorie indien de boete wordt opgelegd aan een instelling als bedoeld in artikel 1a, tweede, derde, of vierde lid, onderdeel f, € 2.500.000,– en is het maximumbedrag van de bestuurlijke boete € 5.000.000,–.

  • 4

    Indien ten tijde van het plegen van de overtreding nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds het opleggen van een bestuurlijke boete aan de overtreder ter zake van eenzelfde overtreding, bedraagt de bestuurlijke boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste tweemaal het ingevolge het tweede of derde lid toepasselijke maximumbedrag.


Artikel 32

  • 1

    Indien de boete wordt opgelegd aan een instelling als bedoeld in artikel 1a, tweede, derde, of vierde lid, onderdeel f, bedraagt de bestuurlijke boete voor een afzonderlijke overtreding van een voorschrift gerangschikt in de derde categorie, in afwijking van artikel 31, ten hoogste 20% van de netto-omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking waarmee de bestuurlijke boete wordt opgelegd, indien dit meer is dan tweemaal het ingevolge artikel 31, derde lid, toepasselijke maximumbedrag.

  • 2

    Indien de bestuurlijke boete wordt opgelegd aan een onderneming die opgenomen is in een groep met een geconsolideerde jaarrekening, worden bij de berekening van de netto-omzet de totaalbedragen gehanteerd uit de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederonderneming.


Artikel 32a

De toezichthoudende autoriteit kan in afwijking van artikel 31 een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste tweemaal het bedrag van het voordeel dat de overtreder door de overtreding heeft verkregen.


Artikel 32b

  • 1

    Indien tegen een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete bezwaar, beroep of hoger beroep wordt aangetekend, schorst dit de verplichting tot betaling van de boete totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep of hoger beroep is ingesteld, op het beroep of hoger beroep is beslist.

  • 2

    De schorsing van de verplichting tot betaling schorst niet de berekening van de wettelijke rente.


Artikel 32c

  • 1

    Bij een overtreding die beboetbaar is met een boete gerangschikt in de tweede of derde boetecategorie, bedoeld in artikel 31, tweede lid, kan de toezichthoudende autoriteit de overtreder de bevoegdheid ontzeggen om bij een instelling als bedoeld in artikel 1a beleidsbepalende functies uit te oefenen.

  • 2

    Indien de overtreding, bedoeld in het eerste lid, is begaan door een rechtspersoon, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de natuurlijke personen die tot de betrokken gedraging opdracht hebben gegeven of daar feitelijk leiding aan hebben gegeven.

  • 3

    Een ontzegging als bedoeld in het eerste lid kan worden opgelegd voor de duur van ten hoogste een jaar en eenmaal met ten hoogste een jaar worden verlengd.


Artikel 32d

  • 1

    De toezichthoudende autoriteit kan ten aanzien van vestigingen als bedoeld in artikel 2e, eerste lid, passende en evenredige maatregelen nemen om ernstige gebreken die onmiddellijke maatregelen vereisen, te adresseren.

  • 2

    De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn van tijdelijke aard en worden beëindigd wanneer de geconstateerde gebreken zijn hersteld.


Artikel 32e

De toezichthoudende autoriteit kan een waarschuwing of verklaring publiceren, onder vermelding van de overtreding en de overtreder, bij overtreding van de in artikel 30 bedoelde voorschriften, voor zover deze overtreding beboetbaar is met een boete gerangschikt in de tweede of derde boetecategorie, bedoeld in artikel 31, tweede lid.


Artikel 32f

  • 1

    De toezichthoudende autoriteit maakt een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie ingevolge deze wet of artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht openbaar. De openbaarmaking geschiedt zodra het besluit onherroepelijk is geworden.

  • 2

    Indien tegen een besluit als bedoeld in het eerste lid bezwaar, beroep of hoger beroep is ingesteld, wordt de uitkomst daarvan tezamen met het besluit openbaar gemaakt.

  • 3

    In aanvulling op artikel 5:2, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder bestuurlijke sanctie mede verstaan: het door de toezichthoudende autoriteit wegens een overtreding beëindigen of beperken van een recht of bevoegdheid alsmede het opleggen van een verbod.

  • 4

    In afwijking van het eerste lid maakt de toezichthoudende autoriteit een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete zo spoedig mogelijk openbaar, indien het een bestuurlijke boete betreft ter zake een overtreding van een voorschrift dat op grond van artikel 31, tweede lid, is gerangschikt in de derde categorie.

  • 5

    De toezichthoudende autoriteit maakt in afwijking van het eerste lid een besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom ingevolge deze wet of artikel 5:20, derde lid, juncto artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht zo spoedig mogelijk openbaar, indien een dwangsom wordt verbeurd.

  • 6

    De toezichthoudende autoriteit maakt de indiening van een bezwaar of de instelling van een beroep of hoger beroep tegen een besluit als bedoeld in het vierde of vijfde lid, alsmede de beslissing op bezwaar en de uitkomst van dat beroep of hoger beroep, zo spoedig mogelijk openbaar, tenzij het besluit op grond van artikel 32g niet openbaar is gemaakt.

  • 7

    Een besluit dat ingevolge het eerste, vierde of vijfde lid openbaar is gemaakt, blijft, tenzij bij wettelijk voorschrift anders bepaald, gedurende een periode van vijf jaar na bekendmaking beschikbaar op de website van de toezichthoudende autoriteit, met uitzondering van de persoonsgegevens die deel uitmaken van het besluit indien enig wettelijk voorschrift daaraan in de weg staat.


Artikel 32g

  • 1

    Openbaarmaking op grond van artikel 32f wordt uitgesteld of geschiedt in zodanige vorm dat de openbaar te maken gegevens niet herleidbaar zijn tot afzonderlijke personen voor zover:

    • a.

      die gegevens herleidbaar zijn tot een natuurlijke persoon en bekendmaking van zijn persoonsgegevens onevenredig zou zijn;

    • b.

      betrokken partijen in onevenredige mate schade zou worden berokkend;

    • c.

      een lopend strafrechtelijk onderzoek of een lopend onderzoek door de personen, bedoeld in artikel 24, naar mogelijke overtredingen zou worden ondermijnd; of

    • d.

      de stabiliteit van het financiële stelsel in gevaar zou worden gebracht.

  • 2

    Openbaarmaking op grond van artikel 32f blijft achterwege, indien openbaarmaking overeenkomstig het eerste lid:

    • a.

      onevenredig zou zijn gezien de geringe ernst van de overtreding, tenzij het een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete betreft; of

    • b.

      de stabiliteit van het financiële stelsel in gevaar zou brengen.


Artikel 32h

  • 1

    Alvorens over te gaan tot openbaarmaking van gegevens die tot afzonderlijke personen herleidbaar zijn op grond van deze paragraaf, neemt de toezichthoudende autoriteit een besluit tot openbaarmaking. Dit besluit bevat de openbaar te maken gegevens en de wijze en termijn waarop de openbaarmaking zal plaatsvinden.

  • 2

    Onverminderd artikel 4:11 van de Algemene wet bestuursrecht kan de toezichthoudende autoriteit bij het nemen van een besluit op grond van artikel 32e de toepassing van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht achterwege laten, indien van de betrokken persoon geen adres bekend is en het adres ook niet met een redelijke inspanning kan worden verkregen.


Artikel 32i

  • 1

    De toezichthoudende autoriteit gaat pas over tot openbaarmaking op grond van artikel 32e of 32f, vierde of vijfde lid, nadat vijf werkdagen zijn verstreken na de dag waarop de betrokken persoon van het besluit tot het publiceren van een waarschuwing of verklaring in kennis is gesteld of het besluit tot opleggen van een boete of last onder dwangsom aan hem bekend is gemaakt.

  • 2

    Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht om openbaarmaking op grond van deze paragraaf te voorkomen, wordt de openbaarmaking opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.

  • 3

    De toezichthoudende autoriteit beëindigt het openbaar beschikbaar houden van gegevens die tot afzonderlijke personen herleidbaar zijn op grond van artikel 32e en 32f onverwijld voor zover:

    • a.

      het besluit tot openbaarmaking wordt ingetrokken;

    • b.

      het besluit tot openbaarmaking door de bestuursrechter onherroepelijk wordt vernietigd.

  • 4

    In de gevallen bedoeld in het derde lid, biedt de toezichthoudende autoriteit de belanghebbende aan de intrekking of de vernietiging openbaar te maken.


Artikel 32j

  • 1

    Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht om openbaarmaking op grond van deze paragraaf te voorkomen, vindt het onderzoek ter zitting plaats met gesloten deuren.

  • 2

    Indien de voorzieningenrechter openbaarmaking op grond van deze paragraaf heeft verboden, of indien op grond van artikel 32g nog geen tot personen herleidbare openbaarmaking heeft plaatsgevonden, vindt het horen van belanghebbenden ter zake van het bezwaar tegen het besluit tot openbaarmaking of het besluit tot het opleggen van de bestuurlijke sanctie niet in het openbaar plaats.

  • 3

    Indien de voorzieningenrechter openbaarmaking op grond van deze paragraaf heeft verboden, of indien op grond van artikel 32g nog geen tot afzonderlijke personen herleidbare openbaarmaking heeft plaatsgevonden, en beroep of hoger beroep wordt ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar tegen het besluit tot openbaarmaking of het besluit tot het opleggen van de bestuurlijke sanctie, vindt het onderzoek ter zitting plaats met gesloten deuren.


Rechtspraak

Titel Instantie Datum Nummer
Schending van Wwft-verplichtingen kan via tuchtrecht worden gesanctioneerd Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum 23-06-2020 Nummer ECLI:NL:GHAMS:2020:1550
Notaris strafrechtelijk veroordeeld door nalaten van vermelding ongebruikelijke transacties Instantie Rechtbank Amsterdam Datum 27-05-2019 Nummer ECLI:NL:RBAMS:2019:3768

Wetsvoorstellen

Titel Dossiernr. Status Samenvatting
Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn Dossiernr. 34808 Status In werking getreden Samenvatting -
Inhoudsopgave
Overzicht
Wetstructuur
Wwft